Na de koffie haalt hij boodschappen voor de kennis die dat zelf even niet kan.
Geeft ze af bij haar, babbelt even, gaat weer op huis aan.
Pakt bezem, emmer en voegenkrabber en inspecteert zijn tuin.
Plassen, gevallen blad, nog steeds welig tierend onkruid.
Zuchtend zakt hij door zijn knieën, trekt onkruid los.
Komt kreunend overeind, veegt alles bijeen en vult de emmer.
Verzamelt langs de buitenrand van zijn tuin een bonte mix van blad, peuken en verdwaalde plastic verpakkingen.
Zo, zijn straatje is weer schoon.
Het helpt niks.
Als hij ’s avonds naar het nieuws kijkt, glijden weer tranen over zijn wangen.