De dag na Pasen

Dit jaar vond ik nauwelijks eieren.
Had hij misschien een Pasen overgeslagen?
Er lagen alleen wat eischaalresten tussen de opkomende pioenknoppen.
Wel waren de net uitgekomen seringtrossen versierd met gekleurde slingertjes.
Maar dat kon ook het werk zijn van kleinzoon, die bouwt wel vaker een feestje in mijn achtertuin.

 

Ik schrok dan ook toen ik de dag na Pasen de keukengordijnen openschoof: daar zat hij, met een bloedende hazenlip, op de gft-bak.
Snel opende ik de deur waarna hij kreunend en moeizaam naar mijn bank wankelde.
First things first: eerst verzorgde ik zijn lipwond en maakte een extrasterke cappuccino voor hem, met een rietje.

 

‘Peter, zo fijn je weer te zien maar wtf happened?’
Cappuccino lurkend door het rietje barstte hij los in een chaotisch verhaal over extreem hoge cacaoprijzen, pfas-fobieën, gillende kinderen en panische ouders.
Over omvergereden worden door racende fatbikes en roekeloze grijze e-bikers.
Hij zuchtte: ‘Zie hier het resultaat: een dikke lip en een geblesseerde linkerpoot. Maar hé, als ik jou zo zie, snap je hoe dat voelt?’
Opmerkzaam van hem, in een notendop vertelde ik het verhaal over míjn linkerbeen.
Hij schudde zijn kop: ‘Allemachtig, dat is ook niet niks.’

 

We besloten dat daar op gedronken moest worden, en toostten op loslaten en achterlaten waarbij het als vanouds hartstikke gezellig werd.
Ik lag dubbel bij zijn hilarische, politiek getinte paasgrappen, hij drong aan dat ik voorlas uit eigen werk en luisterde intens.
Toen het donker werd, stond hij op, pakte wankelend zijn spullen, zocht in zijn rugzak en gaf me een verfrommeld zakje: ‘Hier, die heb ik voor je apart gehouden, geniet er maar van.’
Ik bood hem mijn rollator aan: ‘Geef je hem gewoon de volgende Pasen weer terug, dan is die poot vast weer genezen.’
Even zwegen we, beseften allebei dat er het afgelopen jaar wel erg veel was gebeurd, het voelde als een voorrecht om toch nu weer bij elkaar te zijn.
Met een voorpoot op zijn hart beloofde hij: ‘Ik ga er alles aan doen om volgend jaar bij jou weer afterpasen te vieren, doe jij dat ook?’

 

Genietend van het eerste marsepeinen paaseitje (een ei variant die het verlangen naar alle andere eisoorten doet verdwijnen) beloofde ik dat.

 

 

Inspiratie voor dit verhaal was de Schrijfopdracht van Schrijven Online deze week:
Het paasweekend is voorbij, de paashaas is zowat overal langs geweest, maar nu ligt die arme stakker op je terras of balkon, helemaal uitgeput. Paashaas heeft pijn aan zijn linkerpoot, en je ziet wat bloed op zijn lip.

 

 

25-4-2025
 

Lachje

Ze zit op haar vaste plekje tussen de planten, amper zichtbaar vanaf de straat.
Ik zwaai vrolijk met het folderpakket.
Ze zwaait altijd terug en soms wenkt ze me naar binnen en geeft me een euro en een cola en dan vertelt ze over mensen die ik niet ken.

 

Vandaag zie ik geen beweging tussen de varen en de sansevieria.
Onzeker loop ik weg, draai me toch weer om, tuur, zwaai naar het silhouet tussen het groen.
Niks.
Zo stil zit ze anders nooit.
Zal ik?
Ja, ik loop terug, klop op het raam, kijk naar binnen.
Haar hoofd schiet omhoog, haar wangen zijn nat .
Ze herkent me, lacht bibberig.
Dan zwaait ze met de zakdoek in haar hand.
Schudt haar hoofd, wenkt: nee, vandaag niet.

 

Ik knik, zwaai nog een keer, loop weg.
Hoe kan een lachje zo verdrietig zijn?

 

 

 

23-4-2025

Stijve zeilen

Gepingpong met patiënten, ik ben
niet de enige, aan een diagnose heb ik
geen behoefte, dan had ik een naam kunnen
geven aan dat ik niet helemaal goed snik was
Ik zie mezelf niet als autist, zo gek
is het niet: anders denken, anders
voelen. Onbenut talent, sprong
voorwaarts met beide benen op de
grond voelt als thuiskomen.

 

Hoe zorgen we dat ieder mens zich
veilig, gezien en gelijkwaardig voelt?
Ik ervoer, hoe zeg je dat, een aanwezigheid
die me oversteeg. God? Wat is zijn geheim?
Je maakt Jezus veel te donker, nee, Jezus
gebruikte geen paddo’s, wilde een
onuitwisbare indruk achterlaten in
zijn eigen wereld.
Nu ik dat besef, kom ik in actie

 

Kopgedicht samengesteld uit krantenkoppen uit de Trouw van 20/21 april 2025
Ik dacht dat dit een Paasgedicht zou worden, met veel eieren of juist weinig eieren: een pfas-paasgedicht.
Maar het waren andere koppen die me troffen en inspireerden.
Zo werd dit een heel ander gedicht dan ik vooraf dacht.

 

 

20-4-2025

Hulpvraag

‘Goeiemorgen Piet, sorry dat ik zo laat ben. Ik kom je wassen en je verband verwisselen.’
Ze pakt een wasbak, zeep, handdoeken.
Kleedt hem uit, sponst zijn bovenlijf, droogt hem stevig af.
Haar handen zijn warm, zijn lichaam ook.
Hij knipoogt.
Ze bloost, wast gehaast zijn onderlijf.
‘Toe nou’ fluistert hij.
Zwijgend trekt ze hem een schoon t-shirt aan.
Nu de doorligwond nog verzorgen.
Hij smeekt: ‘Heel even maar, ik ben zo klaar.’
Ze houdt de verdovingsspuit op, tikt de lucht eruit.
‘Toe nou, niemand hoeft het te weten.’
Ze kleurt donkerrood.
De spuit in haar hand trilt.

 

 

15-4-2025

 

Nb:
Dit is een herinnering van een gesprek met een collega.
Vele jaren geleden.
Wat niet betekent dat het niet actueel is, ben ik bang.

Even klagen hoor

In dit zwarte gat meegezogen, herdenkt
iedereen zijn eigen oorlog, als de slager die
eigen vlees keurt. En dat is hard nodig,
de problemen achter deze aanpak zijn
gigantisch, tegenspraak spreekt niet meer
vanzelf: manipulatieve influencers, helikopterherrie
koffers vol cash. De knokige stroken van de hel

 

 

Ik laat me niet door angst leiden, besloot het
te proberen, een beredeneerde poging, een
experimentele therapie. Of nou ja, iets wat
erop lijkt. Dat kan gewoon in de achtertuin omdat
ik wel een dosis natuur kon gebruiken. Nog wat
dieper graven. Het is nu of nooit. Een gevoelige
slag, confrontatie met de realiteit

 

Het is zo simpel: bezint eer ge
bemint. Zo gaan we met elkaar om

 

 

 

Dit is een zgn. Kopdicht, deze keer samengesteld uit krantenkoppen uit de Volkskrant van 12/13-4-2025

 

 

13-4-2025

Vederlicht

‘Tell me again, tell me over and over again’- uit: ‘Amen’ van Leonard Cohen

 

Hun omhelzing gloeide na toen ze met stevige pas weg wandelde.
Na een paar minuten vertraagden haar voeten als vanzelf.
Net als haar ademhaling.
Ze keek op, volgde de vlucht van een zeemeeuw, dacht aan Jonathan Livingston Seagull en wierp een kushandje omhoog.
Ze slenterde door, murmelend: ‘but I always liked it slow.’
Licht voelde ze zich, vederlicht.
Ze huppelde, zweefde, weer was de zwaarte opgelost, hoe deed ze dat toch?

 

Hun gesprekken leken luchtig, wat warme woorden, veel behaaglijke stiltes.
Maar ook deze keer was er ineens de vraag die haar deed duizelen en beseffen: als ik anders kijk, verandert de kleur van wat ik zie.

Inspiratie: de schrijfopdracht van Schrijven Online is deze week: Schrijf een kort verhaal waarbij ‘vederlicht’ een plotelement, een schrijfstijlelement of een kenmerk van een personage is.
 

 

 9-4-2025
 

Complexe verbindingen

Boeken die de vreselijkste dingen suggereren
utopische aspecten gaandeweg veranderen in
een nachtmerrie: de haat tegen lentekriebels, krom
praten wat recht is. Wat móét je ermee? Ik dacht nog
even: het valt mee. Maar eigenlijk had ik het kunnen weten.

 

Het alternatief: het individu dat beter moet worden
gemaakt. Mensengeur, liefde en heel veel eten, vers
uit een zakje, made in Holland, zitten er nog voldoende
voedingsstoffen in? Dat smaakt bitterzoet maar
is hij niet eigenlijk heel gevoelig, ja zelfs spiritueel?

 

Dat is alles.
Misschien kunnen vlinders orde scheppen.

 

Dit is een Kopdicht: een gedicht samengesteld uit krantenkoppen, deze keer
uit de Volkskrant van  5/6 april 2025
7-4-2025

Aap, een observatie van Louk

Louk is hier en we zijn boven.
Eerst speelt hij op zijn kamer, dan op mijn werkkamer en uiteindelijk belanden we in mijn slaapkamer.
Terwijl de zon vol naar binnen schijnt, legt hij geconcentreerd zijn dierenkaartjes uit op mijn bed, waar hij natuurlijk eerst het dekbed vanaf heeft getrokken.
 Als hij klaar is, kijkt hij op en rond en ziet deze hangen:
Een tijdje terug inspireerde deze fotocreatie van Tjally me al een paar keer tot poëtische overpeinzingen. Deze:

 

 
Grootse chaos

 

warme vlammen
dansen traag langs
voorbijgaande grijze gaten
hoopvol blauw biedt
glanzende inkijkjes in
hier en nu
daar en later

 

En onlangs nog deze:

 

Binnen

 

hemelsblauw en bladergoud
samengebald in een ratjetoe
van vuur en vlam en vragen
uit een voorgoed voorbij

 

Maar aan Louk zijn zulke poëtische overpeinzingen niet besteed.
Hij kijkt, weet en wijst: ‘Aap.’
Vragen om verduidelijking heeft geen zin, Louk is niet van het uitleggen.

 

Oké.
Aap dus.

 

5-4-2025

Kameleon

Met warme blik en strelende stem speurde hij naar een prooi.
Eenmaal haar gevonden, zocht hij zorgvuldig haar zwakke plekken, legde ze bloot en smoorde ze in aandacht en begrip tot ze willoos zich vastklampte aan hem en meende niet zonder hem te kunnen.
Dan verdween hij.

 

Weer ril ik als ik terugdenk aan zijn kille ogen en messcherpe tong voor wie hem doorhad, afwees en zijn prille prooi waarschuwde: let op, tuin er niet in, ook een tedere val kan dodelijk zijn!
Tevergeefs.

 

Zij rust al lang in vrede.
Hij nu ook.
Nu de beelden in mij nog.

 

 

2-4-2025

Mee leven

Ik vind een plekje in de wachtkamer en kijk om me heen.
Het is eind november 2024 en twintig jaar geleden dat ik hier was.
De dokter komt me halen, in haar spreekkamer stelt ze zich voor en komt meteen ter zake: ‘U heeft rugklachten?’
Terwijl ik summier mijn klachten beschrijf, rammelt ze op haar toetsenbord, af en toe knikkend naar het scherm.
‘Kleedt u maar uit en gaat u zitten op de rand van het bed.’
Als ik daar zit, weekt ze zich los van haar laptop en onderzoekt mijn benen en onderrug, ondertussen in mitrailleurtempo vragen op me afvurend.
Ik merk op dat mijn linkerkniereflex ontbreekt.
Ze reageert niet, vraagt: ‘Welk cijfer geeft u de pijn?’
Ik weifel maar stel vast dat het nu toch wel een 7 is.
Haar gezicht blijft onbewogen, ze wenkt:  ‘kleedt u zich maar weer aan’ en keert terug naar haar laptop.
Moeizaam kleed ik me aan, wankel van de rand van het bed in de rolstoel en wacht af.
De stilte duurt tot ze, zonder van het scherm op te kijken, mompelt: ‘doorgaan met paracetamol, ibuprofen en maagbeschermers erbij.’
Uit de stilte die volgt, begrijp ik dat het consult voorbij is.
Botsend tegen haar bureau en de muur, manoeuvreer ik mijn rolstoel naar de deur.
Aarzel even, kijkend naar haar rug, vraag dan toch: ‘Wilt u alstublieft even de deur open doen, dat lukt me zo niet.’
Zwijgend staat ze op, opent de deur en groet: ‘fijne dag nog.’
Fijne dag?!

 

Als ik weer thuis ben, realiseer ik me: ze heeft me niet een keer aangekeken.
De dagen daarna verergeren mijn klachten snel, ik raak rolstoelafhankelijk.
Ondanks de snel toenemende pijn regel ik zelf de meeste verwijzingen, onderzoeksafspraken en hulpmiddelen.
Mijn telefoonrekening bereikt een ongekende hoogte.
Schatten om mij heen zorgen voor boodschappen, was, vervoer, aandacht en afleiding, begeleiden me naar specialisten en ziekenhuizen.
Unaniem meelevend, vriendelijk en zorgzaam.

 

De eerste keer dat ik dat besef is als ik de praktijk voor fysiotherapie bel, een dag of tien na het consult bij de huisarts.
Een vriendelijke stem luistert, laat me uitpraten, vraagt door: ‘Wat naar voor u, ik hoor gewoon aan uw stem dat u pijn heeft, redt u het wel, wat heeft u nodig, wat kunnen wij voor u doen?’
Ik schiet vol, hakkel iets, val stil.
Bezorgd vraagt ze of ze iets verkeerds heeft gezegd?
Ik slik, haal diep adem en vertel: ‘Nee, juist niet! Maar u leeft met me mee en u denkt mee, net als alle andere schatten met wie ik in deze nare tijd te maken krijg. En nou snap ik ineens wat ik zo gruwelijk miste in het consult met mijn huisarts. Dit doet me zo goed! Dankuwel!’

 

 

26-3-2025