Mee leven

Ik vind een plekje in de wachtkamer en kijk om me heen.
Het is eind november 2024 en twintig jaar geleden dat ik hier was.
De dokter komt me halen, in haar spreekkamer stelt ze zich voor en komt meteen ter zake: ‘U heeft rugklachten?’
Terwijl ik summier mijn klachten beschrijf, rammelt ze op haar toetsenbord, af en toe knikkend naar het scherm.
‘Kleedt u maar uit en gaat u zitten op de rand van het bed.’
Als ik daar zit, weekt ze zich los van haar laptop en onderzoekt mijn benen en onderrug, ondertussen in mitrailleurtempo vragen op me afvurend.
Ik merk op dat mijn linkerkniereflex ontbreekt.
Ze reageert niet, vraagt: ‘Welk cijfer geeft u de pijn?’
Ik weifel maar stel vast dat het nu toch wel een 7 is.
Haar gezicht blijft onbewogen, ze wenkt:  ‘kleedt u zich maar weer aan’ en keert terug naar haar laptop.
Moeizaam kleed ik me aan, wankel van de rand van het bed in de rolstoel en wacht af.
De stilte duurt tot ze, zonder van het scherm op te kijken, mompelt: ‘doorgaan met paracetamol, ibuprofen en maagbeschermers erbij.’
Uit de stilte die volgt, begrijp ik dat het consult voorbij is.
Botsend tegen haar bureau en de muur, manoeuvreer ik mijn rolstoel naar de deur.
Aarzel even, kijkend naar haar rug, vraag dan toch: ‘Wilt u alstublieft even de deur open doen, dat lukt me zo niet.’
Zwijgend staat ze op, opent de deur en groet: ‘fijne dag nog.’
Fijne dag?!

 

Als ik weer thuis ben, realiseer ik me: ze heeft me niet een keer aangekeken.
De dagen daarna verergeren mijn klachten snel, ik raak rolstoelafhankelijk.
Ondanks de snel toenemende pijn regel ik zelf de meeste verwijzingen, onderzoeksafspraken en hulpmiddelen.
Mijn telefoonrekening bereikt een ongekende hoogte.
Schatten om mij heen zorgen voor boodschappen, was, vervoer, aandacht en afleiding, begeleiden me naar specialisten en ziekenhuizen.
Unaniem meelevend, vriendelijk en zorgzaam.

 

De eerste keer dat ik dat besef is als ik de praktijk voor fysiotherapie bel, een dag of tien na het consult bij de huisarts.
Een vriendelijke stem luistert, laat me uitpraten, vraagt door: ‘Wat naar voor u, ik hoor gewoon aan uw stem dat u pijn heeft, redt u het wel, wat heeft u nodig, wat kunnen wij voor u doen?’
Ik schiet vol, hakkel iets, val stil.
Bezorgd vraagt ze of ze iets verkeerds heeft gezegd?
Ik slik, haal diep adem en vertel: ‘Nee, juist niet! Maar u leeft met me mee en u denkt mee, net als alle andere schatten met wie ik in deze nare tijd te maken krijg. En nou snap ik ineens wat ik zo gruwelijk miste in het consult met mijn huisarts. Dit doet me zo goed! Dankuwel!’

 

 

26-3-2025

Ik ken een plek

Ik ken een plek
voorbij schurend onbegrip en valse
verwachtingen en mijlen ver van
felle verwijten, waar mededogen
woont en humor huist

 

Ik ken een plek
waar pijn en woede oplossen en
woorden wegwaaien, waar dromen ons
dagelijks brood beleggen, simpelheid  
zomaar aanwaait en liefde ontkiemt

 

  
Kom
we gaan op pad, rustig en recht door
zee, zijpaden laten we links liggen die
leiden nergens toe. Als ik verdwaal
vind jij de weg weer, als jij struikelt
help ik je overeind

 

22-3-2025

Weergaloos scenario

Ondergoed, shirts en dikke sokken: opgerold aan de zijkanten.
Warme trui, dik vest en joggingbroek: strak opgevouwen in het middenvak.
Boekenweekgeschenk, Vasalis en Roland Holst en toiletspullen: binnenkant kofferdeksel.
Notitieblok, pen en puzzelpagina VK: buitenkant kofferdeksel.
Paraplu in gesp.
Leesbril, zonnebril, twee bruine broodjes overjarige kaas, dubbelzoute drop en flesje water in schoudertas.
Geld, gsm, pasjes, ovpas en bootticket in heuptas.
Ondertussen de zee al ruiken, de zon al voelen.

 

Was het maar waar.
Die natte wangen komen natuurlijk door de wind.
14-3-2025

Binnen en buiten

Binnen

 

Hemelsblauw en bladergoud samengebald
in een ratjetoe van vuur en vlam en
vragen uit een voorgoed voorbij

 

 

Buiten

 

Hemelsblauw en bladergoud in een
saamhorig samenspel van lente en hoop
vandaag staat onbeschreven voor mijn raam

 

 

Inspiratie:
Sinds kort, oftewel sinds de traplift, slaap ik weer op mijn slaapkamer boven.
Vanmorgen peinsde ik, net wakker, over wat ik om me heen zag.
Binnen en buiten: schakeringen van dezelfde kleuren.
Aan de muur tegenover mijn bed: een prachtige fotocreatie van Tjally Hofstra.
Voor het slaapkamerraam: een uitbottende boom tegen een lentelucht.
Binnen fel en vurig, buiten zacht en harmonisch.

 

Twee kanten van dezelfde medaille.

 

 

12-3-2025
  

Traplifttherapie?

Het linkerbeen heeft het al een tijdje moeilijk en gedraagt zich daarnaar: hoewel het nu wel stappen zet, is traplopen voorlopig een stap te ver.
Dus komt er een traplift.

 

Twee keer is de afspraak verzet want druk en griep en personeelstekort.
Maar vandaag is het zover: uren klinkt er genies en getimmer en geproest en geboor in de gang.
Dan kondigt de monteur aan dat ik de traplift kan proberen.
Snotterend legt hij me de knopjes uit.
Als ik een paar keer naar boven en weer naar beneden ben gezweefd, bedenk ik: maar wat nou als de stroom uitvalt als ik halverwege ben?
Hij is zijn spullen al aan het verzamelen, kijkt niet begrijpend op en zegt: ‘Nou dan loopt u toch gewoon verder naar beneden?’
Ik schiet in de lach: ‘O echt, dat gaat dan?’
Hij snapt me niet en pakt verder in.
Ik laat het erbij, hij oogt zo moe en snipverkouden.

 

Als hij weg is, ga ik een paar keer op en neer.
Stop dan halverwege: eens kijken of hij gelijk heeft: misschien heeft mijn linkerbeen deze trapzweefritjes juist nodig en kan het nu wèl zelf naar beneden lopen.
Maar helaas, het wondermiddel werkt niet.
Best jammer.

 

3-3-2025

Bankje in de polder

Hijgend ploft ze neer, sluit haar ogen en is meteen daar.

 

Diep ademt ze in, uit, luistert intens.
Eenden ruziën, meeuwen vergaderen, achter haar klinkt geritsel in het struikgewas.
De lucht voelt nog vochtig van de regen van vannacht.
Zacht blaast de wind haar winterrimpels glad, warm dempt de lentezon haar gedachten.

 

Tot een wolk voor de zon glijdt en het moment meeneemt.
Ze opent haar ogen, ziet de dichtgetrokken hemel, voelt de eerste druppels al. 
Huiverend trekt ze de rits van haar regenjas op.
Ze strekt haar rug, gaat voorzichtig staan, opletten nu: het goede been eerst.
Achter haar rollator schuifelt ze naar de keukendeur.
Net voor de bui losbarst is ze binnen.

 

27-2-2025

 

 

De schrijfopdracht bij Schrijven Online en in de Facebookgroep Ultrakorte Verhalen is deze week: Schrijf een kort verhaal waarin een bank in een park centraal staat in maximaal 99 woorden.

Winterwervels deel twee

Tweeluik deel twee

 

In het diepste winterdonker doofde het
vuur dat leven verlamde, het liet argeloze
asresten achter en wervels berustend in wat is

 

In een deja vu van leren lopen in dagend
lentelicht, planten zoekende voeten
onzekere stappen naar het groen dat

 

wenkt en wijst: weet je hier welkom voor
een liefdevol herstel van bewegen
en van zweven, soms heel even

 

 

Fotocreatie: Tjally Hofstra
16-2-2025

Lenteliefde

Die avond onthullen Judith en Bart in de reünie van ‘Winter vol liefde’ na tien maanden verplicht zwijgen of ze nog samen zijn.
Dat zijn ze!
Stralend kijken ze in de camera, maar vooral in elkaars ogen
Geen twijfel mogelijk: het is aan, nog steeds! En hoe!
Eindelijk hoeven ze het niet meer geheim te houden, wat heet: heel Nederland mag weten dat ze stapelgek zijn op elkaar.
Hartverwarmend en heerlijk om te zien.

 

De middag daarna klinkt haperend de bel, ik schuif met mijn rollator de gang door en open de deur.
Wat onzeker staan ze daar.
Hij, lang, craquelé wangen, vriendelijke ogen, een zachte handdruk terwijl hij zijn naam noemt.
Zij weifelt, haar beperkte gezichtsvermogen speelt haar parten, ik pak haar hand, leid haar naar binnen, we omhelzen elkaar.
Ze geeft me een mandje lente met narcissen, hyacinten en blauwe druifjes: ‘Want je houdt zo van blauw.’
We drinken thee, praten over van alles.
Ontspannen, zoals je geniet van slenterend pootjebaden op een warme dag aan zee.

 

De afgelopen jaren verscheen hij steeds vaker in haar verhalen.
Ze vertelde en ik leefde mee: hoe hun contact zich verdiepte en ze van buren vrienden werden. En nu: hele goede vrienden.
Vandaag zie ik dat met eigen ogen, ‘Wat zijn jullie leuk samen’ ontvalt me als ik zie hoe vriendelijk ze naar mij zijn, hoe liefdevol naar elkaar.
Hij lacht jongensachtig, zij bloost.
‘Dank je. Jij bent de eerste bij wie we samen op bezoek zijn.’
Wat een eer. Weten anderen al van hun relatie? Buren, kinderen, kleinkinderen?
Ze veren op: ‘Nee. Nog niet. Maar dat hoeft toch ook niet? We vinden dit juist fijn, zo samen.’
We stellen vast: natuurlijk hoeft dat niet.

 

Na twee kopjes thee zien ze mijn vermoeidheid en staan op.
Het loopt tegen half vijf, komen ze nu niet in de spits terecht, vraag ik?
‘Ach dat maakt toch niks uit’ zegt ze kordaat.
En hij, met een knipoog naar haar: ‘Fijn juist, lekker samen in de file.’
Hij meent het.

 

Hij helpt haar in haar jas, zij knoopt de zijne dicht: het is fris buiten.
Aan het eind van het tuinpad aarzelt ze, hij pakt haar arm, leidt haar links het voetpad op naar de parkeerplaats.
Ik kijk ze na, vertederd, een beeld van fragiele harmonie nestelt zich op mijn netvlies.

 

10-2-2025

Winterwervels deel een

Tweeluik deel een

 

vurige scherven schuren
langs open zenuwen en
snerpend oud zeer

 

onopgemerkt door wie niet kijkt en
niets hoort, geraakt en gered door
wie de ziel ziet, het lijf begrijpt en

 

ingrijpt, ruis en regels omzeilt
liefdevol los schraapt wat de
weg verspert. Licht en leven doorlaat

 

———————————-
PS
‘ik kan u wel zoenen’ zei  ze later
hij lachte: dat hoeft niet hoor.’

 

Fotocreatie: Tjally Hofstra
4-2-2025

Verrechtsing

Op een zondagmorgen, drie weken na mijn rugoperatie, weet ik bij het wakker worden: ik wil mijn vleugels weer uitslaan: naar boven en naar buiten.
Ergotherapeut Suus gaat enthousiast mee in mijn plannen en oppert mogelijkheden om me met maatwerk hulpmiddelen naar boven en naar buiten te krijgen.
Natuurlijk wel op voorwaarde dat fysiotherapeut Joris akkoord gaat.
Maar warempel, zelfs hij knikt goedkeurend als hij mijn vorderingen ziet. Wat heet, hij maakt zelfs grapjes: ik ga met sprongen vooruit.

 

Groen licht dus aan alle kanten.
Tot ik een paar dagen later op de grond val.
En een dag later net niet omdat Brenda me op tijd opvangt.
Gelukkig krabbel ik beide keren zonder noemenswaardig letsel weer overeind.

 

Maar de schrik zit er goed in: wat heb ik fout gedaan?
Ik peins en pieker en besef dat ik beide keren zonder nadenken op mijn linkerbeen was gaan staan en het zelfs had willen draaien.
Iets waar dat been nog even een broertje aan dood heeft.

 

Ik vraag Martha, geroutineerd ervaringsdeskundige in eigenwijze linkerbenen, om raad, waarna dit onvergetelijke gesprekje volgt:
‘Ben jij links?’
Ja, helemaal.
‘Dan neemt jouw linkerkant al 71 jaar bij alles het voortouw. Je rechterkant is helemaal niet gewend om de baas te zijn. Je moet je mindset diametraal veranderen: voortaan bepaalt rechts wat er gebeurt.’
Ik schrik, en hoe, maar snap meteen: ze heeft gelijk.
Er zit niets anders op: ik moet verrechtsen!

 

Sindsdien probeer ik uit alle macht te verrechtsen.
Maar mijn brein moppert als ik loopoefeningen doe.
Het zet de Internationale in als ik ‘Move on’ opzet van Leonard Cohen.
Het lacht me vierkant uit als ik beloof: ‘ach werk nou even mee, dit is vast maar voor even, straks mag jij weer de scepter zwaaien, alles komt goed.’

 

31-1-2025