De ogen van mijn vader

Hij is al twintig jaar dood als ik bij zijn zus in fotoboeken blader.
Mijn oog valt op een vergeelde foto van een jongeman met de kleding en het kapsel van de jaren dertig van de vorige eeuw.
Maar het zijn vooral de ogen waar ik gebiologeerd naar blijf kijken.
Ze glanzen, stralen, lichten zijn gezicht op.
Ik zie een open enthousiaste jonge man vol idealen.
Is dat mijn vader?
Mijn oom en tante beamen: heus dat is je vader.
Het staat ook op de achterkant van de foto: Henk 1942.
Achttien was hij daar dus.

 

De tijd daarna laten de ogen op die foto me niet los.
In stille momenten denk ik terug, waarom zag ik die ogen vroeger nooit zo stralen?
Ben ik het vergeten? Merkte ik het niet op?
Ik kan niet geloven dat dat stralende verloren is gegaan, wil het niet geloven.
Moeizaam graaf ik in vele jaren van verstrooide valiumgrauwe gesloten blikken en norse zorgelijke zwijgzaamheid.

 

Ik vind ze, de paar momenten waarin die stralende ogen van toen weer even opvlammen.
Niet zo bruisend en verre van enthousiast.
Maar hoe verstild ingetogen ook, toch herken ik de ogen van toen in de geamuseerde glimlach, de vertederde blik, de vrolijke grijns.
Als hij plaatjes draait en zacht mee zingt of neuriet met Ol man river en Listen to the ocean.
Als hij zijn eerste kleinzoon in zijn armen houdt.
Als hij grijnzend een Sinterklaasgedicht voorleest.

 

29-10-2017

Afscheid van de 14 DZ KN

Manlief was gek op auto’s, ze zaten in zijn genen en in zijn bloed.
Dus versleten wij auto’s, hij reed ze en genoot ervan.
Ik ben geen automens, nooit geweest, ik onthoud geen automerken, laat staan types, maar heb wel een tic voor nummerborden.
Zo hadden wij de 9060XX, 37HZ50, NR46VK, PH54GN, FN52SR, KB50PV.
Vaak zat ik naast hem verwonderd te kijken hoe hij veranderde als hij auto reed: hij versmolt met het blik, een zelfverzekerde opgewekte samengeklonken eenheid.
Mits het klikte.
Waar dat in zat begreep ik nooit maar ik zag het voor mijn ogen gebeuren: de kleine lichtblauwe Toyota was een slechte match, parkeren, inhalen, schakelen, het ging niet soepel, ze irriteerden elkaar.
De grote donkerblauwe Opel Rekord daarentegen zat hem als gegoten.
Zo kwamen en gingen er auto’s, tweedehandse maar naarmate het ons beter ging, wel steeds betere.
Dat de laatste een gloednieuwe was, kwam omdat ik hem een keer vroeg wat nou helemaal het verschil was tussen het rijden in een nieuwe en in een tweedehandse auto (hoor mijn sceptische onbegrip).
Zijn antwoord herinner ik me niet, wel dat zijn ogen glansden en er iets dromerigs in zijn blik kwam: oh, een gloednieuwe auto te bezitten, al was het maar een keer in je leven….
Niets begreep ik van dat verlangen maar ik smolt bij zijn aanblik: vooruit, we konden het ons op dat moment eindelijk permitteren en als hij dat nou zo graag wilde?
Dus kwam daar de gloednieuwe Peugeot, de 14 DZKN (‘deze kan’ maakte ik daar meteen van).
Een gedenkwaardige mijlpaal vond hij dit, dus moest ik mee om de auto op te halen.
Een onvergetelijke ervaring: ik was me er niet van bewust dat wij een prestatie hadden geleverd en was dan ook stomverbaasd dat de supervriendelijke garage eigenaar ons feliciteerde en onthaalde op koffie, gebak en champagne en mij een groot boeket overhandigde.

 

Man genoot intens, zij het kort, van zijn nieuwe auto, anderhalf jaar later overleed hij.
Ik moest van de auto af en vroeg twee maanden daarna de garage eigenaar of hij de auto terug wilde nemen.
Die was daar niet happig op, wist ik niet hoe slecht de automarkt ging en hoe weinig deze auto’s opbrachten.
O, echt? Of werd ik hier gepiepeld?
Toch zette ik door.
Op een vrijdagmiddag belde hij aan.
Schutterig en met neergeslagen blik condoleerde hij me, nee hij wilde niet zitten en koffie hoefde hij ook niet.
Ik gaf hem de autopapieren en de sleutels, kreeg een berg groezelige briefjes van honderd gulden in mijn handen gedrukt en weg was hij weer.
Schriller kon het contrast niet zijn tussen de aankoop en het afscheid van de 14DZKN.

 

 

 5-6-2017

50 jaar met Leonard Cohen

Hij stierf een jaar geleden. Vandaag, 7 november 2017,  is er een tribute voor hem in Montreal. Dit is mijn tribute.

 

Ik ben opgegroeid met popmuziek, van haver tot gort ken ik ze, Beatles, Stones, Beegees, Elvis Presley, Cliff Richard, CCR, Abba.
Maar van hem hing ik geen posters op, zwijmelde ik niet bij zijn melancholische blik en prachtige ogen.
Ik droomde niet van een ontmoeting, niet van een gesprek en nog minder van aanraken.
En toch was en is hij belangrijker dan al die anderen bij elkaar.

 

Ik ben dertien en maak op de zolderkamer die ik deel met mijn zus, mijn huiswerk.
Daarbij stiekem de transistorradio aan.
Heel zacht want eigenlijk mag dat niet: ‘dat leidt maar af van je huiswerk en kost batterijen.’
Die avond hoor ik een nummer dat een onbekende wereld voor me opent.
Ik weet niet wie het zingt of hoe de zanger heet en weet ook niet hoe ik daar achter kan komen.
Pas jaren later begrijp ik dat ik toen ‘The partizan’ hoorde en ook wie het zong.

 

Eind februari 1988 pak ik, luisterend naar de radio, de koffers voor een voorjaarsvakantie in Zeeland, en verstijf opnieuw als ik dezelfde stem hoor zingen.
Maar nu weet ik wie het is en voor we de volgende dag wegrijden sta ik erop dat we langs de platenzaak rijden.
Daar koop ik de cd waar dit nummer opstaat.
Als mijn mannen terug denken aan die vakantie herinneren ze zich de voorjaarsstorm waarbij ze met gespreide armen, dubbel gebogen hangen op een muur van windkracht 11 (daar zijn foto’s van) en dat de vloed zo ongekend hoog kwam dat bij uitzondering de Zeeuwse waterkering werd gesloten.
Maar als ik terugdenk aan die week herinner ik me hoe dag en nacht dat ene nummer in me zong: ‘Famous blue raincoat.’

 

Begin jaren negentig, op vakantie in Spanje, scoor ik in El Corte Ingles in Barcelona twee voor mij nog onbekende cd’s van de zanger en draai ze eindeloos.
Manlief slaat het gade, hij deelt mijn voorkeur niet echt.
Tot er een nummer voorbij komt waarbij hij opkijkt en verbaasd vraagt: ‘Wat is dit?’
Ja, ook dit nummer is van hem, het is zijn enige instrumentele nummer: ‘Tacoma trailer.’
In 2001 draaien we dat nummer bij zijn uitvaart.

 

Man heeft niet zoveel met de lyrische poëtische teksten over liefde, erotiek, dood en God.
Maar hij ziet wat het werk van de zanger met mij doet en op een keer verzucht hij: ‘Daar kun je als man nooit tegen op: die teksten, die stem.’
Waarop ik hem haarfijn uitleg dat deze zanger niet zijn concurrent is maar hem van dienst kan zijn.
Dat pakt hij snel op, als er romantiek in de lucht hangt, steekt hij niet alleen kaarsen aan maar zet ook deze zanger op. Succes verzekerd!

 

De zanger verdwijnt naar de achtergrond in de jaren daarna.
Niet alleen omdat ik druk ben met gezin, werk en studies, ook omdat hij stopt met optreden en jaren in een Zenklooster verblijft.

 

In de tijd dat ik worstel met rouw, brengt hij ineens weer nieuwe cd’s uit.
Ik koop ze en luister ze eindeloos, zijn stem is veranderd, nog dieper, doorleefder, relaxter.
Zijn woorden raken me, net als voorheen, hij zingt mijn ziel.
Meer nog dan voorheen wordt zijn werk een steun- en inspiratiebron voor me.

 

Het is 2008 als ik voor mijn verjaardag van jongste tickets krijg: de zanger treedt na jaren weer op.
Hij moet wel want zijn manager heeft zijn pensioen-appeltje voor de dorst verduisterd.
Vol verwachting maar ook sceptisch en wat vooringenomen wacht ik die avond in het Wester Park in Amsterdam tot hij opkomt.
Hij is al in de zeventig, wat kan hij nog waarmaken van de glorie van voorheen?
Maar o wonder, de geschiedenis herhaalt zich: vanaf het eerste nummer dat hij inzet, ‘Dance me to the end of love,’ ben ik verkocht.
Het concert tilt me op, de nummers klinken mooier dan ooit en benaderen door zijn stem, de fantastische band (ooit ‘the slowest rockband ever’ genoemd) en de zang van the Webbsisters en Sharon Robinson, muzikale perfectie.
En zijn stem…, nog dieper, doorleefder.
Tussen 2008 en 2013 bezoek ik elf concerten, dompel me steeds opnieuw onder in die ervaring.
Alsof ik in die drie en een half uur een vleugje hiernamaals ervaar.
Het laatste concert, september 2013 in het Ziggodome, zit ik op de eerste rij, op slechts enkele meters afstand zingt hij alleen voor mij.
Ik besef ter plekke: als dit het laatste concert is wat ik ooit meemaak, dan had het niet mooier kunnen zijn.

 

Het was het laatste concert.
In oktober 2016, bij de presentatie van zijn nieuwe cd ‘You want it darker’, oogt hij fragieler dan ooit.
De tranen springen in mijn ogen, ik herken wat ik zie: dit is iemand die de dood in de ogen kijkt.
Een week of drie later krijg ik, net wakker, van beide zonen tegelijk berichtjes.
Leonard Cohen is overleden.

 

7-11-2017

Gewetensnood

Na een drukke dag blaas ik uit in mijn luie stoel als ik tussen de planten op de vensterbank een hoofdje zie verschijnen. Het kijkt nieuwsgierig mijn kamer in tot het mij opmerkt en zich abrupt geschrokken terug trekt.
Grinnikend kijk ik tussen de planten door hoe een klein mannetje rondjes loopt om de plantenbakken in de voortuin.
Dan klinkt de bel.
Als ik de deur open, staat er een meisje van een jaar of zes met een collectebus.
Haperend, af en toe omkijkend naar haar moeder die haar bij het tuinhek bemoedigend toeknikt en souffleert, zegt ze dat ze centjes ophaalt voor de Nierstichting.
Haar broertje stopt zijn rondjes en komt dichterbij, nieuwsgierig kijkt hij mijn gang in.
Ik haal mijn portemonnee terwijl ik denk ‘je kan niet vroeg genoeg beginnen’, en ‘gelukkig een gewone collectebus.’
Terug bij de voordeur zegt moeder lachend, wijzend op haar zoontje, ‘Hij wil bij u komen wonen.’
Die zag ik niet aankomen, dat ziet ze aan mijn gezicht en ze licht toe ‘Hij vindt uw trap zo mooi.’
Aha, dat snap ik, mijn gang en trap zijn belegd met warm okergele vloerbedekking die op kleinzoon ook een grote aantrekkingskracht heeft: soms tref ik hem languit op zijn buik liggend aan, zijn armen uitgespreid, zijn handen en zijn gezicht tegen het warme geel aangedrukt.
Het jongetje staat ondertussen op de drempel en kijkt verrukt naar de trap.
Ik ga door de knieën en vertel hem op ooghoogte dat ik het snap en dat er nog een jongetje is dat mijn trap zo mooi vindt, maar hoe moet dat nou met mama en zijn zusje als hij hier bij de trap komt wonen, zullen ze hem dan niet erg missen?
Zijn gezicht betrekt, ik zie hem diep nadenken, hij kijkt van mij naar zijn moeder die bevestigt dat ze hem erg zou missen.
Een diepe zucht ontsnapt hem, dan doet hij een stapje terug, kijkt nog een keer genietend naar de mooie trap en draait zich om.
Naar mama.

 

22-9-2016

Vriendelijkheid verandert alles

Ik sta bij de bushalte, op weg naar een lunchafspraak met oud-collega’s.
De bus is laat.
Als hij aan komt rijden en abrupt stopt, herken ik de chauffeur en zucht.
Het is een wat oudere, nors kijkende man die zijn passagiers niet groet, snel en ongeduldig rijdt en bij haltes te laat en te hard remt en te snel weer optrekt.
Dat wordt schrap zetten.
Ik stap in, zoek een plek en wil net mijn oren vullen met muziek als ik een hevig gescheld hoor.
Opkijkend zie ik een knul, kaal geschoren, broek hangend onderop zijn billen, versleten rugzak, die luid vloekend zijn ov-kaart langs de automaat haalt.
Hij scheldt dat de chauffeur een ouwe zak is die niet kan rijden en veel te laat is, het is zijn schuld dat hij te laat komt, dat moet hem weer gebeuren.
Zwijgend slaan de passagiers het tafereel gade.
De chauffeur draait zich helemaal om naar de jongen, kijkt hem aan en zegt ook niks.
Als de knul klaar is met zijn tirade, zegt hij vaderlijk: ‘Zo, dat is er uit, waar moet je heen?’
’Naar school, ik heb een herkansing voor een toets en nou kom ik te laat, en als je te laat komt mag je er niet meer in’, zegt de jongen, er klinkt ineens wanhoop door in zijn stem.
Vriendelijk zegt de chauffeur: ‘Sorry jongen, ik ben inderdaad te laat, ik had een opstopping onderweg. Maar daar kan jij niks aan doen, zal ik je school bellen en vragen of ze je er nog in willen laten?’De jongen kijkt hem met grote ogen aan, zijn mond zakt open, weg is de branieschopper van daarnet.
Gedwee klinkt het ‘Wilt u dat doen?’
De chauffeur kijkt de bus rond en vraagt ‘Kost een minuutje, mee eens’?
Iemand lacht, iemand zegt ‘ja natuurlijk’, iemand begint te klappen.
Onder luid applaus geeft de jongen het nummer van zijn school aan de chauffeur.
Die belt en terwijl we allemaal meeluisteren, legt hij de situatie uit, hij is even stil, dan glijdt er een glimlach over zijn gezicht en hij steekt zijn duim op naar de jongen.
Vriendelijkheid verandert alles.

 

9-9-2015

Zonnedag

 

zonnedag
de dingen deze dag
ze waren licht en
lachten er was liefde in
de lucht in het lopen langs
het strand het luchtig praten
over blij en weinig pijn langzaam
was het leven en straalde licht
was ik en warm ik dwaalde door de dag
mijn handen deden mijn ogen keken
mijn dromen dansten

 

19-5-2017

Tocht naar toen

Tocht naar toen
Lang bestaan we al uit afstand, toch wentel ik me in zijn warme
welkom. Hij wankelt gaat dan voor. Op het aanrecht kopjes
en kommen in gelid. De geur van groentesoep.

 

Breed zit hij maar vult de stoel slechts half. De bijbel vol briefjes de
glimmende armleuningen wijzen zijn wachten. Zijn monoloog meandert langs
orchideeën, koor en kwalen, morgen wordt weer een knobbeltje weggesneden.
Voortdurend dwaalt zijn hand naar de littekens op zijn hoofd.

 

Zijn vrouw en zoon staren de kamer in, vervaagd in versleten
lijstjes. Langs de muren echoën de zekerheden die mijn jeugd kleurden
‘dat is toch niks een dokteres’ ‘je ouders waren nou eenmaal zo.’ En nog
weet hij zeker: ‘ik zie ze niet weer want in de hemel herken je elkaar niet.’

 

Pas als we vruchtenbowl lepelen, vaste rots van ons behoud, herhaalt hij
hoe hij de moffen uitschold en hard wegrende. De oude logeeroase herleeft
ik schater, dit is de veiligste plek op aarde.

 

 

 
Mei 2017
Een bewerking van dit gedicht won in september 2017 de prijs in de Schrijven online wedstrijd in de categorie autobiografisch verhaal, anekdote of herinnering met stroopwafels in de hoofdrol. Zie Veertjes: Zoet van toen

Wens voor wie ik niet liefheb

Wens voor wie ik niet liefheb
Als wij elkaar niet kunnen begrijpen
dat niet willen misschien omdat we
te verschillend denken dromen voelen willen
als we niet dezelfde waarden niet dezelfde
humor delen als we niet met elkaar kunnen leven
Laten we dan niet meer vergeefs uitreiken
naar elkaar maar met compassie een stapje
naar achter doen laat ons vredig naast elkaar leven
14-7-2016

 

Collega Ultrakort schrijver Ypie Haitsma Bakker vertaalde het in het Fries:
Net mei-elkoar, mar neist elkoar
As wy elkoar net begripe wolle of net kinne
om’t we te ferskillend tinke, dreame, prate
as we net deselde wearden en net deselde
humor diele as we wier net mei-elkoar libje kinne
Litte we dan net mear fergees nei elkoar rikke
net mear nei elkoar wize
mar litte we in stapke tebek dwaan
en sûnder ferwiten
neist elkoar libje

Zoeken naar hachee

Zoeken naar hachee
 
De hachee van mijn moeder had mythische vormen aangenomen in mijn gezin.
Niet omdat man en zonen hem uit eigen ervaring kenden maar door mijn koppige pogingen om hem te kopiëren.
Ik wilde hem niet evenaren, ik wilde hem zo maken als zij het deed, ik wilde dat hij smaakte zoals de hare smaakte.
Zo vaak had ik als kind toegekeken als ze hachee maakte dus hoe moeilijk kon het zijn?
Driekwart pakje margarine smelten in haar oude oranje gietijzeren braadpan, een kilo uien glazig lichtbruin bakken, ze uit de pan halen, dan op hoog vuur snel anderhalf pond flink gezouten en gepeperde runderlappen, mager maar met een cruciaal klein randje vet, aanbraden tot ze een knapperig donkerbruine korst hebben.
Vlees en jus dan aanlengen met weinig water, teveel is een doodzonde dan komt het nooit meer goed met de intense vleessmaak van de jus. Vervolgens de uien er weer bij, een scheutje azijn en wat gedroogde laurierblaadjes.
Het geheel een paar uur laten sudderen tot het vlees bijna, nog net niet helemaal, in malse draadjes uiteen valt.
In die tijd verspreidt zich die onmiskenbare verrukkelijke geur door het huis.
Vlak voor het opdienen de laurierbladeren uit de pan halen, de hachee een heel klein beetje binden met wat maïzena, vooral niet te veel want het mag niet papperig worden. Opdienen een dag later (dan is de smaak nog intenser) met gekookte aardappels, eventueel wat appelmoes. Niet met rode kool want daar houdt mijn vader niet van, niet met puree, dat is veel te veel werk voor een gezin van zeven eters.
Eenmaal volwassen vroeg ik mijn moeder het recept.
Terwijl ik letterlijk opschreef wat ze zei, liep het water me in de mond.
Nauwgezet en hoopvol volgde ik het recept, ik zou mijn moeders hachee maken in mijn keuken!
Mijn mannen smulden. Ik niet, ik proefde niet wat ik wilde proeven.
Ik ging terug naar mijn moeder en vroeg: ‘Hoeveel is een paar laurierblaadjes precies, wat is een flinke snuf zout, wat voor soort lepel maïzena, welke margarine, wat is flink aanbakken, hoe lang is een hele tijd sudderen?’
Precieze merken, gewichten en tijden wilde ik horen maar stuitte op haar steeds ongeduldiger: ‘Dat weet ik niet hoor, dat doe ik op mijn gevoel.’
Ik kwam niet verder, mijn hachee smaakte niet zoals hij moest smaken.
Ik kocht een gietijzeren braadpan die op de hare leek en vroeg of ze een keer daarin in mijn keuken haar hachee wilde maken.
Het werkte niet, weer smaakte hij niet zoals de hare thuis.
Toen ze overleed en we het huis leegruimden, nam ik haar oude braadpan mee.
Dit zou de ultieme poging worden, ik wist: dichter bij haar hachee kon ik niet komen. Toen ik mijn hachee proefde, ontbrak weer de goede smaak.
Toen gaf ik het op.
Terugkijkend besef ik welke essentiële ingrediënten ontbraken.
Als klein meisje naast haar in de keuken toekijken hoe ze kookte, de dag daarna aan het eind van de morgen naar huis huppelen in het vooruitzicht ‘heerlijk hacheedag’ Samen aan de ronde tafel genietend je buikje rond eten met een lepel appelmoes toe en dan voldaan weer naar school.
Die ingrediënten zijn niet meer in de handel.

13-3-2016

Hoe toch

Hoe toch

 

Hoe knallen opgelucht knetterden

hoop de lucht kleurde het zware

jaar afdroop de staart tussen de benen

 

Hoe het winnende lot weer niet viel

onschuld dansend werd omgelegd

vrede op aarde vakkundig vermoord

 

Hoe toch vandaag de lucht lente

leefde licht zich in ogen nestelde

een hart op hol sloeg

 

3-1-2017