Zondagmorgen half twaalf

Als ik de hoek om sla, komt de zwarte zwerm recht op me af.
Een laag zacht gebrom klinkt.
Aan de flanken proberen kleintjes haastig huppelend het tempo bij te benen.
Pas op het laatste moment, als ik hun strak naar de grond gerichte blikken zie, begrijp ik dat ze niet voor mij op zij gaan.
Ik schrik, stap af, grijp mijn stuur en zet me schrap.
Breed uitwaaierend over voetpad en fietspad, mij en mijn fiets opzij duwend, passeert de colonne kerkgangers me.

 

Gekozen op 29-6-2018 als een van de vijf leukste, beste of meest opvallende ultrakorte verhalen en gedichten van week 26 op de Facebookgroep Schrijven Magazine: Ultrakorte verhalen.

Louk en de dubbelgangers

Louks wereld is kleurrijk en realistisch: een meisje in een rood jasje is een ‘mootmeisje.’ Daar het sprookje van Roodkapje aan koppelen, dat was aan hem nooit besteed.
Tot, door een andere medicijnenmix, de epileptische activiteit in zijn hoofdje wat afnam. Er ontstond ruimte voor fantasie en associëren.
Het begon toen zoon vorig jaar een foto appte van Roger Taylor, oud-Queendrummer, met het bijschrift: dit is oma zegt Louk.

Hmm, dat was even schrikken.
En dat bleek nog maar het begin.
Op vaak onnavolgbare gronden ontwikkelde Louk een systeem om dubbelgangers van zijn naasten te herkennen.
Natuurlijk doet hij niet aan uitleggen.
Daarom blijft het onduidelijk waarom hij papa herkent in een vrolijk zwaaiend biggetje met een zwart-wit gestreept hemdje in een blauwe tuinbroek.
Gelukkig snappen we wel waarom hij papa en mama herkent in de omhelzende beeldjes in mijn gang.
De dubbelgangers van oma blijven verrassend, vooral omdat ze op het oog onderling weinig op elkaar lijken.
Zeg nou zelf: wat zijn de overeenkomsten tussen Roger Taylor, prinses Diana, Angela Merkel en Johann Sebastiann Bach?
Zoon suste me: Roger is muzikaal, Diana is lief en je houdt toch van Bach? En Angela is wel de machtigste vrouw in Europa hoor!
Dat het systeem van Louk besmettelijk is, werd me gisteren duidelijk: zus Gerda herkende mij in Willeke Alberti.
Maar ik weet nog niet of Louk dat goedkeurt.

 

25-6-2018

Wegwijs

‘Zo’ zei Petrus, ‘dat werd tijd.’
Verbijsterd keek ik rond.
Dus toch.
Hij wees: ‘Daar rechtdoor tot een T-kruising, dan links het bos in, rechts over het viaduct, links af een uurtje langs het strand, dan de duinafslag nemen en een paar kilometer verder staat jouw bankje. Ze wachten op je, al eeuwen.
Ik begon te lopen.
Rechtdoor, rechtsaf, linksaf, rechtdoor, terug, rechtsaf, linksaf, rechtdoor, terug. Langs paden, hekken, bordjes.
Ik stak kruisingen over, nam rotondes, liep vast in doodlopende steegjes, ging terug, volgde blauwe en rode paaltjes van uitgezette wandelingen, ging terug.

 

Toen begreep ik: dit was de hemel niet.

 

– Gepubliceerd in het katern Alice van de tweede editie van Schrijven Magazine Plus op 13-7-2018.
– Gekozen op 22-6-2018 als een van de vijf leukste, beste of meest opvallende ultrakorte verhalen en gedichten van week 25 op de Facebookgroep Schrijven Magazine: Ultrakorte verhalen. Omdat het daar de meeste likes kreeg, was het ook publiekswinnaar.
 

De handen van mijn vader

Zijn handen zijn zongebruind, zijn huid bruint snel, net als de mijne.
Zijn vingers zijn, anders dan de mijne, dun en knokig.
De wijs- en middelvinger van zijn rechterhand zien donker geelbruin, ook zijn nagels.
Hij rookt Chief-Whipsigaretten, haalt elke zaterdag een slof bij de sigarenboer.
Diep inhaleert hij, wacht even, blaast dan blauwe rookslierten uit die de kamer in zweven.
Als de sigaret bijna op is, klemt hij het peukje tussen zijn lippen voor een laatste, extra diepe haal, zijn mond strak, zijn wenkbrauwen gefronst.
Zijn linkerhand al uitgestrekt naar het pakje om de volgende te pakken.

 

Hij hangt, half onderuit gezakt, in zijn stoel.
Op de vensterbank links van hem en op de verwarming eronder, liggen slordige stapeltjes post, kranten, tijdschriften.
Wij mogen niet aan die stapels komen, mijn moeder stoft er omheen.
Als hij uit zijn werk komt, sorteren zijn handen de stapels: wat weg kan, gooit hij op de grond, op het bijzettafeltje rechts groeit de leesstapel.
Als hij de krant vasthoudt, blijft de sigaret tussen zijn rechter wijs- en middelvinger geklemd.
Door een Chief-Whipwalm heen leest hij Het Handelsblad.
Nooit komen er schroeigaatjes in de krant.
Hij leest geconcentreerd, vergeet de as in de altijd volle asbak te tippen.
Dan ligt er as op de grond rond zijn stoel en moppert mijn moeder.

 

Zelden raken zijn handen ons aan.
Strelen doet hij niet, slaan bijna nooit.
Op een avond zeg ik iets brutaals.
Hij schiet overeind, zijn rechterhand haalt uit voor een draai om mijn oren.
Maar ik draai mijn hoofd opzij, zijn vingers striemen mijn wang.
Een scherpe tabakslucht dringt mijn neus binnen.
‘En nou als de wiedeweerga naar je kamer jij.’
Ik schrik, kokhals, ren weg.

 

Jaren later, hij is al overleden, vertelt mijn moeder over zijn wroeging: ‘Kinderen sla je niet, dat hoort niet nodig te zijn.’
De klap herinner ik me.
Maar af en toe peins ik: wat voor brutaals zei ik?

 

Als valium zijn intrede doet in zijn leven, gaan zijn handen beven.
Er ligt vaak as op de grond naast zijn stoel.
Mijn moeder moppert niet meer.

 

16-6-2018

Dat jongetje

Dat jongetje gleed slap van de lach uit zijn kinderstoel als je hem kietelde.
Toen de dokter een dubbele oorontsteking constateerde en vroeg of zijn oren pijn deden, zei hij dat het een beetje kriebelde.
Hij schrok toen vriendjes zeiden dat kinderen als ze groot zijn het huis uit gaan, en vroeg ons of dat moest. Toen we zeiden dat dat wel beter was, besloot hij dat hij later gezellig naast ons kwam wonen.

 

Voor Louk is hij de liefste vader, zorgzaam, geduldig, alert.
Toen duidelijk werd dat Louk nooit zal lezen, vroeg hij of ik toch een ‘Omaboek’ wilde schrijven, omdat hij dat zelf zo graag wou lezen.
Ik begon te schrijven en hij is een van de redenen dat ik niet meer op hield: hij leest alles, stelt prachtige kritische vragen en groeit mee nu ik niet alleen proza maar ook gedichten schrijf.

 

Hij onderhoudt en vervangt mijn communicatieapparatuur, grijpt op afstand in als er iets vast loopt, legt keer op keer geduldig uit hoe alles werkt.
Toen mijn werkplezier ter ziele was, vroeg hij waarom ik niet stopte. Samen zochten we uit of dat financieel mogelijk was. De opluchting toen dat bleek te kunnen!

 

In 2008 gaf hij me op mijn verjaardag tickets voor het eerste Leonard Cohen concert sinds jaren: het begin van zes jaren waarin ik elf onvergetelijke Cohenconcerten bezocht, een aantal met hem horen bij mijn dierbaarste herinneringen.
Hij raakte ook besmet met het Cohenvirus en we ontwikkelden een eigen ‘Cohenjargon’: eens appte hij een foto waarop hij poseerde in zijn eerste net gekochte kostuum: ‘he’s just a lazy bastard living in a suit’ (uit: Going home).

 

Hij is net zo geografisch dement als ik: als wij samen op pad gaan, verdwalen we ondanks tomtom zo erg dat we in Brussel ooit een concert van Paul Simon misliepen. Gelukkig krijgen we een herkansing: ik duim mijn vingers blauw dat we het afscheidsconcert van Paul Simon de volgende maand in het Ziggodome op tijd weten te vinden.

 

Dat jongetje wordt vandaag 42.
Hij woont niet naast me.
Hij heeft een betere plek: in mijn hart.

 

16-6-2018

Een kloddertje roze

Enthousiast begint hij: ‘Deze zalf moet je zien als een Golf met een elektromotor die …’
Ik onderbreek hem: ‘Dokter, ik heb niks met auto’s, rij niet, heb niet eens een rijbewijs, heeft u misschien een andere metafoor?’
Ongelovig vraagt hij: ‘Heb je nooit …?’
Ik schud mijn hoofd.
Hij herpakt zich, zoekt vergeefs een andere vergelijking, eindigt slapjes: ‘Deze zalf werkt vaak goed, probeer maar.’
Hij pakt er een A-viertje bij met smeerinstructie: ‘Kijk, je neemt een klodder, eh, een kloddertje en dan…’
Grijnzend zeg ik: ‘Een kloddertje híér bedoel je?’
Mooi, nu vinden we elkaar: breed lachend citeert hij tante Til: ‘Precies, een kloddertje roze híér, een kloddertje roze dáár.’

 

fans herkennen de laatste zin uit de tv-serie uit de jaren tachtig:  De familie Knots
13-6-2018

Onvergetelijke lach

‘Een glimlach kan er 1000 aansteken. Wees die ene.’ Saskia van Velzen

 

Begin 1974, toen zoon negen maanden was, verhuisden we van Nijmegen naar Utrecht.
In het nieuwe huis kreeg hij zijn eerste ‘grote’ bed.
Hij liep nog niet maar tijgerde behulpzaam voor onze voeten heen en weer toen we het bed in elkaar knutselden.
Toen het klaar was, klauterde hij erin, onderzocht het minutieus van hoofd- tot voeteneind en keurde het goed: hij rangschikte zijn knuffels langs de zijkanten, hondje Tommie op de belangrijkste plaats: zijn kussen.

 

De volgende ochtend kwam er geen geluid uit zijn kamer.
Merkwaardig want meestal stak hij, zodra hij zijn ogen opsloeg al enthousiaste betogen af tegen het stille gewillige knuffelpubliek.
Sliep hij nog?
Behoedzaam en zonder geluid te maken opende ik de kamerdeur, keek om het hoekje en zag een klein kereltje tevreden kroelen met zijn knuffels.
Even stond ik te genieten van die aanblik.
Toen ontdekte hij me en gleed er langzaam een gelukzalige lach over dat nog bijna tandeloze bekkie.
Zo’n intens gelukkige, gelukkig makende brede lach vol van overgave, waarbij de rest van de wereld even niet bestaat.
Een onvergetelijk moment waarop wij elkaar mateloos adoreerden.

 

Dat manneke wordt vandaag 45.
Als hij lacht, ziet iedereen een mannenlach.
Ik zie die lach van toen.

 

11-6-2018

Zijn stem

Ze miste zijn stem.
Dat lichte lachje, de liefkozende fluistering in haar oren waar haar huid direct op reageerde.
Dagen en nachten wachtte ze, luisterend naar de stilte.

 

Het waren niet haar oren die hem weer hoorden.
Het was haar hart waarin hij op een dag weer klonk.
Zijn woorden golfden door haar heen, rustten in zijn stoel, doken in de zakken van zijn ochtendjas, nestelden zich in zijn blauwe bodywarmer, murmelden aan zijn kant van het bed.

 

Gretig verzamelde ze zijn woorden en bewaarde zijn stem in haar hart.
Als een exquise kruid mengt ze hem door haar teksten.

 

5-6-2018

Zeezemel

Moe en moeizaam strekte ik me uit,
zonnestralen streelden langs mijn lijf,
namen zwaarte mee en zorgen,
achter mijn gesloten ogen doofde mijn geest,
licht, steeds lichter werd de wereld en
loste op in
een paradijselijk niets.

 

Sindsdien hunker ik naar herhaling.
Vergeefs, steeds
verdringt het slotbeeld de herinnering:
een strandbal stuitert op mijn buik
ik schiet omhoog,
het luchtbed kiepert om
ik verdwijn in de koude golven.
 
 
17-6-2017

Eigenblauw

Eigenblauw is omablauw is
zwijgenblauw is kokkelblauw is
blijblauw

 

Een stoel een linnen sjaal,
een hanger met saffier
haar ogen, zijn bodywarmer
ook al zijn ze niet meer hier

 

Vergeet-me-nooitjes voor altijd
woordloos sprekend net als toen:
ik blauw van jou
dat blijft,
niets aan te doen

 

23-9-2015