Zwijgstrijk

Luister zegt ze 
terwijl het ijzer warmt trek je
naden en zomen strak
begin met kragen en manchetten
doe als laatste voor- en achterkanten

 

Ik trek zij walst over valse vouwen
spuugt op ingesleten leed strijkt ellende
glad en vergeet, maakt nette stapels
van lakens levensvragen en overhemden
Het gaat vanzelf zegt ze

 

en strijkt haar hemel met hete halen binnen 
handbereik. Ik sjor en trek. Jezus redt
zegt ze. Ik eeuwige weifelstrijker vraag
was Jezus gelukkig?  Onverbiddelijk
effent ze mijn dwarsdromen

 

Doe niet zo moeilijk zegt ze en
stoomt haar zekerheid strak tot op
de laatste naad. Ik laat. Natuurlijk
was hij gelukkig zegt ze 
hij wist dat hij gered werd

 

Dit gedicht behaalde in januari 2019 een gedeelde tweede plaats in de redactionele selectie van de Dichtwedstrijd van het Schrijverspodium. In de democratische uitslag stond het op een gedeelde 12e plaats (van 85).
 

Wintereinde

Bedrieglijk blauwe hemel even onder
een ijzige zon dan weer verkillende mist
en druppels verdriet alom
Tussen verkleumde struiken hangen dunne
draden ijs bomen ogen ongenaakbaar takken stijf
wijd uitgespreid te koud de aarde te grauw
het leven te leeg niets meer te geven

 

Het begint met een eerste glimp van
lichter langer licht
een spoortje zachtheid in de wind
wat eindeloos leek blijkt pauze
de opmaat voor een beter leven.
Het lijf herademt het hart verwarmt
lief licht op het gezicht
verdwenen is de kille leegte
er is weer te geven

 

2015 inspiratie:
Judith Herzberg: ‘Nu gaan de dingen weer beginnen te gebeuren
het eind van de winter en juist ook tintelen stemmen naar binnen’            

Belofte maakt …?

Bij de telefonische hulpdienst
 
In de jaren 90 ben ik eerst coördinator, daarna directeur bij een telefonische hulpdienst.
Ik train en begeleid de vrijwilligers die in roosterdienst op een anoniem adres dag en nacht de luisterpost bemensen.
Met velen heb ik een goede band.

 

Vrijwilliger Ankie wil me spreken.
Ze vertelt dat ze een melanoom heeft op haar rug en binnenkort onder het mes moet.
Door de narcose zal ze een nachtje in het ziekenhuis moeten blijven.
Vervelend, maar er zijn geen uitzaaiingen geconstateerd en de kans is groot dat deze ingreep afdoende is.
Ze zit meer in over haar man, ze heeft hem niets verteld zodat hij zich niet onnodig zorgen maakt.
Ik begrijp haar zorgen om hem, ik heb hem ontmoet en zag wat ze me al had verteld: een lieve gevoelige nerveuze man.
Ankie wil hem liever niet vertellen over de ingreep en is van plan hem te zeggen dat ze een extra nachtdienst doet bij de thd.
Ze vraagt me: stel, je weet maar nooit, dat hij naar het thd-kantoor belt in die dagen, wil ik dan achter haar aanpak staan?  
Ik vraag haar of hij er geen recht op heeft om te weten over haar ziekte.
Ze belooft dat ze hem na afloop alles zal vertellen over de diagnose, de ingreep en de vooruitzichten.

 

Ik aarzel, er fladderen allerlei vragen door mijn hoofd maar ik besef dat het even zoveel oordelen zijn, en wie ben ik om te oordelen over een vrouw die haar man wil ontzien?
Ik zeg toe te zwijgen over haar operatie, als hij belt.
Ankie ondergaat de ingreep.
Haar man belt niet.
Gelukkig.
Een paar weken later krijgt ze de weefseluitslag, die is goed.
Als ze me dat vertelt, kan ik het niet laten haar te vragen of ze haar man nu heeft verteld over de ingreep.
Ze haalt haar schouders op: ‘Dat hoeft toch niet, ik ben nu genezen, waarom slapende honden wakker maken?’

 

2-6-2017

Noem het woord niet

Noem het woord niet, vertel
over hoogtevrees in de Alpen
paniek op het Zandvoortse circuit
zware van Nelle en tabak allergie
perfectionisme hakend op nonchalance

 

Noem het woord niet, zie ze
kaarsrecht behangbanen plakken
macho feministisch dansen
zoeken dwalen verdwalen
elkaar vinden nooit vergeten

 

Noem het woord niet, voor
snert met chocola
zweetvoeten en schilfers
aarzelende antwoorden op vage vragen
plannen maken en torpederen
mopperen om het zwijgen
voor weten en toch weifelen

 

Noem het woord niet voor
zijn mond op haar oor
haar lippen op zijn pols
zijn hoofd in haar handen
haar hoofd op zijn schouder

 

 

23-6-2018

Spelen bij oma

Als ’s morgens de bus komt, ga ik met de kindjes spelen en met Vlien en Mandy.
Als de bus niet komt, speel ik lekker thuis.
Met mama of papa of Col of Jacqueline.  
Op sommige dagen wil ik met oma spelen.
Dan zeg ik tegen mama: ‘Noukie oma spelen.’
Soms kan dat niet, ook niet als ik het heel vaak zeg.
‘Ach gossie’, zegt oma, als mama haar vertelt dat ik zo graag bij haar wil spelen, ‘dat zijn miskriebels, dat snap ik wel hoor, dat heb ik ook als ik Louk een poosje niet zie.’
 
Als mama zegt dat ik straks bij oma ga spelen, ben ik zo blij!
Dan doe ik snel alles wat mee moet in de mand en dan wacht ik tot we gaan.
Als we bij oma zijn, haal ik de dieren uit de la en de gekleurde blokjes van de vensterbank en pak oma’s hand: ‘Noukie oma boven spelen.’
Maar oma moet eerst koffiedrinken en praten met papa en mama.
Dat duurt zo lang. Waarom praten grote mensen zo veel? Spelen is veel leuker.
Ik ga maar vast naar boven.

Op mijn kamer ga ik op het bed zitten en leg alle plaatjes om me heen.
Af en toe ga ik naar beneden om te kijken of ze klaar zijn met koffie drinken.
‘Oma boven spelen’ zeg ik tegen oma, maar oma zegt dat ik even moet wachten tot papa en mama weg gaan.
Eindelijk gaan ze weg.
Hoera, kom oma, boven spelen.
Maar oma moet eerst plassen. Boven aan de trap wacht ik op haar.

 
Hèhè, daar komt ze, nou gaan we fijn spelen.
Eerst maak ik een schilderij van oma’s sjaal met mijn dierenkaartjes erop.

 

Dan aai ik oma’s gele vloer want die is lekker zacht en dan leg ik haar mooiste kaarten erop.

Als dat klaar is, geef ik oma balletjes aan en wijs ik haar precies waar ze de rode en de blauwe moet leggen op de rode vloer.
Soms legt ze ze op de verkeerde plek maar dan pak ik het balletje en geef het haar weer en wijs haar de goede plek.
Net zo vaak tot ze het goed doet.
 
Als ik honger heb, bakt oma een ei en patatjes en paprika en champignons.
Na het eten wil ik verder spelen met oma maar dan komen papa en mama alweer.
Nu vind ik het niet erg als ze nog heel lang praten want dan gaan we nog niet weg.
Ik ga gewoon heel stil naar boven want ik ben nog lang niet klaar met spelen.

(In verband met het risico op een epilepsieaanval houden we onopvallend een oogje op Louk als hij alleen is) 

Net zo lang tot ze me komen halen.
Dan gaan we echt weg.
Jas aan, schoenen aan.
Doewie oma, tot de volgende keer!

 

20-1-2019

Thierry

Oudste heeft een nieuw vriendje.
Na schooltijd spelen ze bij ons.
Ik kijk en begrijp hun vriendschap: ze maken moppen.
De een begint, de ander vult aan, waarna ze slap van het lachen van hun stoel vallen.
Ze spelen vaak bij ons: ‘Dat vindt Thierry leuk’, zegt oudste.
Toch gaan ze op een dag na school bij Thierry spelen.
Opmerkelijk snel is oudste terug.
Nooit staat zijn mond stil, nu trekt hij zich zwijgend terug tussen zijn legobouwsels.
Dat is merkwaardig.
Ik vraag hoe het was bij Thierry.
Met grote verbaasde ogen fluistert hij: ’Mama, zijn moeder praat niet. Ze schreeuwt.’
Hij is even stil, heeft het er zichtbaar moeilijk mee.
’Maar we kregen wel cola en chips.’
 
 
 
15-8-2018

Ronald

De eerste keer dat ik Ronald ontmoette, vroeg hij of ik jonge hete vrouwen wilde.
Daar schrok ik van want die wilde ik niet.
Zoon schoot te hulp, hij schopte hem met een paar ferme knock-out-klikken de deur uit.

 

Daar moest Ronald even van bijkomen maar na een paar weken mengde hij zich weer tussen mijn sitebezoekers.
Steeds vaker komt hij even buurten en is dan erg aardig.
Belangstellend vraagt hij hoe het met me gaat.
Heb ik misschien geld nodig?
Of seks?
Hij wil me graag helpen, ik hoef alleen maar op zijn link te klikken.
Zo lief is hij, hij voelt aan dat ik het niet breed heb en wil me helpen.

 

Toch waarschuwt zoon me: Ronald heeft slechte bedoelingen met mij, hij wil alleen maar dat ik hem aanraak zodat hij me kan uitkleden. Als Ronald weer komt, mag ik hem daarom onder geen beding aanraken, ik moet hem meteen naar de trash verbannen!

 

Maar wat weten zonen nou van de behoeftes van moeders?
Hi Ronald, how are you?

 

11-1-2019

Olympische kilometers

Miljoenen horen het startschot, zien ons afzetten en weg schieten.
Ik schaats een fractie langzamer, zijn voorsprong groeit met elke meter.
Camera’s wenden zich af van mij, volgen zijn oranjeblauwe gestalte.
Onder luid gejuich rijdt hij zijn rit.
Bijna onopgemerkt schaats ik steeds verder achter hem.

 

Halverwege kijk ik om, zie hem, we rijden nu in dezelfde baan, hij nadert snel.
Gadegeslagen door miljoenen schuif ik opzij, maak plaats voor hem.

Het publiek juicht. Voor hem, voor mij.

In volle vaart passeert hij me, op weg naar olympisch heldendom.
Als hij finisht, klinkt de bel voor mijn laatste ronde.

 

Met trage slagen schaats ik mijn vergetelheid tegemoet.

 

15-2-2018
Inspiratiebron: de olympische tien kilometer schaatsrit van Jorrit Bergsma en Davide Ghiotto, Italiaans filosoof

Iedereen wist het

Felle, waakzame ogen in een uitgeteerd lichaam kijken me aan.
Ik vertel over onze organisatie en vraag of hij het goed vindt als af en toe een vrijwilliger de zorg voor hem overneemt van zijn vrouw.
‘Goed, maar geen zeurkousen’, zegt hij. Dat beloof ik.
Zijn uitgeput ogende vrouw laat me uit.
Ze fluistert, ‘Er is niks van hem over maar hij geeft het niet op, zo is hij altijd geweest.’ Tranen rollen over haar wangen.
‘Hoe kan je van iemand houden en tegelijk willen dat het afgelopen is?’
‘Ja dat kan, soms is dat houden van.’
‘Kent u dat?’
Ik knik
Daarna houden vrijwilligers hem een paar dagen in de week gezelschap zodat zijn vrouw even weg kan.
Ze komen er graag, vinden hem aardig.

 

Elke week bel ik met zijn dochter, om te horen hoe het gaat, met hem, met de vrijwilligers.
Bijzondere telefoongesprekken worden dat waarin ze mondjesmaat steeds meer vertelt over haar ouders en haar jeugd.
Haar vader, een hoge functionaris, was vaak maanden op dienstreis.
Dan runde haar moeder het gezin en voedde haar en haar zusjes op.
Een gezellig gezin, waar veel kon, begrijp ik.
Tot ze op een keer vertelt: ‘Ik was altijd panisch als hij thuis kwam, ik wist wat er ging komen.’
En dan opent ze een beerput.
Hoe de sfeer omsloeg zodra hij binnen kwam.
Het keurslijf van rigide geboden en verboden, in zijn ogen behorend bij zijn maatschappelijke status.
‘Mensen om ons heen vonden me een schattig vaderskindje, hij noemde me zijn oogappeltje. Elke dag deed hij mij in bad en bracht me naar bed.’
En misbruikte haar, jaren lang.
‘Mijn moeder gelooft het nog steeds niet, ik heb een ziekelijke fantasie zegt ze. Ze negeert ook zijn vriendin die meeging op zijn dienstreizen. Ooit hoorde ik hem tegen mijn moeder zeggen ‘Nou dan ga je toch, maar je krijgt geen cent.’

 

Ze was 17 toen ze haar man ontmoette. Ze trouwden snel. Toen ze weigerde haar kinderen te laten logeren bij opa en oma, was zijzelf ook niet meer welkom.
‘Nu gaat mijn vader dood en ik voel niks.’

 

Zes weken na ons eerste telefoongesprek belt ze om de vrijwilligers af te zeggen, haar vader is overleden.
Bij de uitvaart haalt een huisvriendin herinneringen op aan gezellige gezamenlijke gezinsvakanties, zijn chef roemt zijn betrouwbaarheid, een zus spreekt waarderend over een strenge maar rechtvaardige opvoeding.
Om me heen zijn mensen ontroerd, er wordt gehuild.
Ik luister met kromme tenen.

 

Maanden later belt ze. ‘U luisterde alsof u me wel geloofde, mag ik u iets vertellen?’ Ja.
Na de uitvaart, ‘ik voelde me een buitenstaander’, stortte ze in.
At niet, beschadigde zichzelf, nam een overdosis slaapmiddelen maar werd gevonden door haar man die onverwacht eerder thuis kwam.
Een opname volgde.
Ze trof een therapeute die de juiste snaar raakte.
Weken van huilen, praten, woede en verdriet, volgden.
Nu is ze weer thuis.
Haar stem klinkt licht en verwonderd.
‘Ik ben voor het eerst blij dat ik leef, ik kende dat gevoel niet, zo nieuw, zo mooi’.
 
2015

Zie je nou wel

Doezelend draai ik me om.
Dut weer in.
Daar is hij.
Dat is lang geleden.
‘Zeg, ik zei dertig jaar geleden toch al dat je iets moest doen met dat schrijven? Of anders de politiek in? Maar schrijven vind je leuker zie ik. Goed bezig meissie. Nou dat boek nog.’ Zijn stokpaardje.
Ik grinnik. Mannen.
‘Zeg, kom je nou naar beneden, om je gelijk te halen? Heb je niks beters te doen daar?’
Die grijns.
Die knipoog.
Ik krijg het er warm van.
Word wakker.
Jammer.
 
Nog dagen wijkt de glimlach niet van mijn gezicht.

 

15-7-2018