Heel even

Hoe hun stemmen schalden over het warme
strand, mensen schreeuwden, meeuwen krijsten.
Ver zwommen ze, de horizon bijna binnen handbereik.
’s Avonds bij het vuur lachten ze het leven losser, de liefde lichter.
Haar ogen straalden, hij genoot van haar mond die hem gul onthaalde.

 

Hoe later die zomer stemmen groeiden in zijn hoofd. Ze
annexeerden zijn lijf, zijn leven. Lang stond hij langs de
waterlijn, zijn blik leeg, zijn hoofd luisterend scheef.
Hij zweeg op haar plagen, haar vragen. Toen ze huilend
in de herfst vertrok, sloot zijn cocon zich hermetisch.

 

Hoe langzaam toen zijn taal verdween, zijn lijf
log werd, zijn huid puisterig. Hoe hij bevend leefde
willoos hun bevelen volgde, schreeuwde, scheurde
sneed, alles in en om hem stuk stak.

 

Hoe hij hunkert naar de spuit die de stemmen doet
zwijgen, die vlak voor hij oplost in chemische mist,
het vacuüm tevoorschijn tovert van die zorgeloze
zomer waar hij even, heel even maar, weer samen is met haar.

 

 

2016

Los lopen

Als ik de hoek omsla, zie ik halverwege twee jongens, een man en een meisje bij een scooter staan.
De twee jongens, een jaar of twintig schat ik, praten enthousiast en met veel handgebaren.
Als ik nader, geniet ik mee van hun technische uitleg over de werking van dit geweldige apparaat.
Het meisje, net zestien denk ik, luistert geconcentreerd, met blosjes op haar wangen.
Ze knikt begrijpend als ze voordoen hoe te starten, te remmen, hoe de lichten werken.
Dan zegt een van de jongens: ‘Nou weet je het wel, rijden maar.’
Ik zie haar schrik, met trillende handen zet ze een gloednieuwe helm op.
De oudere man schudt zijn hoofd: ‘Ga nou eerst eens mee achterop.’
Ze fronst: ‘Pàp!’
Na drie onhandige pogingen start ze de glanzende Vespa.
Aarzelend rijdt ze van de stoep af de straat op en verdwijnt slingerend om de hoek.
Haar vader zucht, schudt zijn hoofd: ‘Dat wordt niks, ze kan nog maar net lopen.’

 

10-6-2017

De wand

Als de vrouw die ochtend wakker wordt in de berghut is ze alleen.
Haar gastheer en gastvrouw zijn niet thuis gekomen van hun avondje uit.
Verbaasd kleedt ze zich aan en kijkt rond, er is iets veranderd, maar wat?
Met de hond gaat ze naar buiten, wandelt rond.
De hond stoot zich keer op keer aan iets onzichtbaars.
Ze ontdekt waar hij op vastloopt: een glazen wand scheidt hen van de rest van de wereld.
Door de wand heen ziet ze dezelfde wereld als gisteren, maar dan stil: er is geen menselijk leven meer zichtbaar.
Verward en met de moed der wanhoop ontdekt ze samen met een hond, een kat en een koe, hoe verder te leven op haar berg.
Een voortdurende worsteling wordt het, in het nu, zonder hulp.
Met wat de berghut, de seizoenen en de natuur haar bieden.

 

Een hand tikt op mijn vingers.
Verdwaasd kijk ik op van mijn boek.
De man gebaart, zijn lippen bewegen.
Ik doe mijn oordoppen uit.
Vanuit de badkamer klinkt een drilboor, daarboven uit schalt Hazes.
Aan de andere kant van de muur martelt de buurvrouw stooflappen op haar hakblok.
Buiten jammert een bladblazer.
Aan de overkant van de straat klinkt getimmer en wordt geheid.

 

Leestip: ‘De wand’ van Marlen Haushofer’
(met dank aan Aaltje)

 

19-11-2019

Klacht van een ZAV

‘Ik snap haar niet.
Haar badkamer werd gerenoveerd en ze stond erop dat ik een plek kreeg tussen de wastafel en de nieuwe douche.
Ze wilde me zo graag dat ze al het voorwerk op de koop toenam.
Bij buren keek ze wat de beste plaats is voor mij.
Bij de tegensputterende huurbaas peuterde ze een vergunning los op voorwaarde dat zijzelf verantwoordelijk is voor mij en goed voor me zal zorgen.
Ze financierde mij van haar spaarcentjes, een rib uit haar lijf.
Een goed begin, helemaal toen ze me in het begin dagelijks sopte, poetste, opwreef.
Echt een warm welkom, ik voelde me meteen thuis.

 

Maar nu ik hier een tijdje sta, valt me iets op: ze gebruikt me niet!
Als ze ’s nachts wakker wordt, hoor ik haar de trap af struikelen.
Is ze aan het werk, dan schiet ze soms ineens haar werkkamer uit en vliegt de trap af naar beneden.
Gisteren speelde ze met haar kleinzoon hiernaast, hoor ik dat manneke zeggen: ‘Noukie cee’ en meteen laten ze alles vallen en stuiteren de trap af.
En dan hoor ik ze babbelen onder de trap.
In dat verre familielid van mij, uit de arme tak.
Het klinkt echt gezellig daar beneden.

 

Maar ik dan, je tweede toilet, dat je zo graag wou hebben? Hallo? Halloooo?’

 

18-11-2019

Inzicht

Een punker schokschoudert mee met de muziek in zijn hoofd.
Uit zijn oortjes golft een dreun die de stemmen van de vriendinnengroep begeleidt.
Van ondankbare kinderen stappen ze over op overspelige mannen.
Blosjes verschijnen op hun wangen.
Iemand scheldt, iemand sust, iemand vertelt een grap.
Hun slappe lach stroomt door de coupé.
Onverstoorbaar rammelt een studente door op haar laptop.

 

De blik van een oude man glijdt van de weilanden naar mijn gezicht.
Hij glimlacht breed.
Steekt zijn hand uit: ‘Ik weet niet waarmee, maar mag ik u van harte feliciteren mevrouw?’
Dat mag.

 

28-1-2019

 

Bovenstaand verhaal is een van de vier verhalen van mijn hand in de bundel: ‘Kort & Prachtig 2’, die Uitgeverij Ambilicious begin december uitbrengt. 
Deze bundel bevat 168 verhalen van maximaal 99 woorden, mooie, ontroerende, grappige verhalen, voor elk wat wils. 
Belangstelling voor ‘Kort & Prachtig 2’?
De bundel is na 1 december a.s. verkrijgbaar voor €15,- in de betere boekhandel en bij Bol.

 

Precies goed

zo zou leven moeten zijn
een vleugje sop een flard werk
een onsje babbel een flinter peinzen
een wandeling groen en stil
zitten aan de oude tafel waar
het schrift wacht, het witte papier naar
me lacht, de pen popelt
het brein krachtig stroomt

 

precies goed

 

Ontstaan in een vijfwoordgedichtensessie met Aaltje op 1-11-2019 waarbij we elk een gedicht schreven waarin vijf willekeurig gekozen woorden verwerkt moesten worden.
In dit gedicht waren dat: Werk, Witte, Schrift, Krachtig, Papier.

Huisgeest

Als je lang in een huis woont, leer je het kennen.
Wat ik niet wist was dat een huis haar bewoners ook leert kennen …
En hoe.
Mijn huis deed onlangs een boekje open over mij en toevallig hoorde ik het:

 

‘Niks mis met haar, een prima mens, brandt wierook, draait Cohen en chakramuziek, en is voorzichtig: ze laat geen vreemden binnen.
Tenminste, dat was zesendertig jaar zo.
Tot gisteren, toen brak de hel los.
’s Morgens om half acht veranderde mijn vredige inborst in een oorlogsgebied: sindsdien staat mijn voordeur open en marcheert er de hele dag door een leger kerels in en uit, met imposante wapens die een oorverdovende teringherrie produceren. Zijn ze even stil dan galmt die jongen van Hazes ‘Leef.’
Hij heeft makkelijk praten!
Op meerdere fronten tegelijk wordt mijn levensvreugde ondermijnd: het water is afgesloten, de verwarming uitgezet, de wc onbruikbaar gemaakt, de meterkast is gemold.
En dat waren nog maar de omtrekkende bewegingen begreep ik daarna want toen trokken ze op naar hun echte doelwit: de badkamer.
Na hun drilbooroffensief ziet die er nu uit alsof er een bom is ontploft.
Van uit die ruïne verspreiden zich verstikkende rioolaroma’s, een pregnante lijmstank en ondoordringbare stofwolken over mijn andere ruimtes.
Bepaald alarmerend en meer dan genoeg reden voor een tegenaanval, vind je niet?
Nou, vergeet het maar, stank voor dank krijg ik.
Zij, dat ongewassen pantoffelwatje met drie dikke vesten aan, zij deelt alsmaar koffie uit aan die kerels!
En maar doen of dit normaal is: “het valt best mee hoor, geen probleem, het hoort erbij, wilt u nog een bakkie?”

 

Maar ik trek het niet meer.
Mijn kozijnen kraken, mijn voegen barsten, mijn muren scheuren. Mijn instorting is nabij, ik voel het, een roemloos einde wacht mij.’

 

5-11-2019

Hoe vriendschap

Hoe vriendschap bloeide
een blozend beeld van
onverdeelde aandacht dat
nooit vermoeide

 

tot het, te vaak beproefd,
uit zijn voegen groeide,
oprechtheid vals verkleurde
knuffels zielloos voelden
en elk medeleven
een ironische illusie bleek

 

 

Dit gedicht ontstond in een vijfwoordgedichtensessie met Aaltje op 1-11-2019 waarbij we elk een gedicht schreven waarin vijf willekeurig gekozen woorden verwerkt moesten worden. In dit gedicht waren dat: ironisch, vriendschap, zielloos, beeld, beproefd

Aan de beurt

Een zonnige herfstochtend.
Terwijl ik mijn dekbed uitklop, kijk ik hoe het bladeren regent van de bomen.
Verderop klinken stemmen.
Zachtjes eerst, dan steeds luider.
Ratelende woordensalvo’s klinken met boze uithalen:
‘Als die God van u bestaat, moet hij eerst maar eens beter zijn best doen!’
‘God maakt de mens en de mens moet beter zijn best doen!’
Een deur dreunt in het slot.

 

Ik klop mijn sprei.
Ze lopen langs, horen me, kijken omhoog, slaan af, komen mijn tuinpad op.
Ik schud mijn hoofd.
Donderwolken glijden over haar gezicht.
Ze wisselen een blik, draaien om.
Lopen hoofdschuddend door.
Zij met felle stappen, boze schouders.
Hij hompelt onhandig een stap achter haar, de tas met tijdschriften over zijn schouder.
Ze kijkt om naar hem, gebiedt: ‘Kom!’
Met een hoofdknik naar de bel van de buren: ‘Jouw beurt.’

 

 

28-10-2019