Zonlicht streelt zijn achterhoofd, zijn blik is gericht
op het weidse wolkendek buiten de cockpit, ver
weg zweeft een ander vliegtuig, een dansende
diamant, oplichtend in de ochtendzon.
Zijn stuurknuppel kon weilanden laten stijgen
en wolken omlaag laten glijden in een tijdloos
zweven dat het denken dempte. Tot hij zwenkte
de einder recht zette, vaart minderde, landde.
Al zijn vluchten ballen samen in een wit
lijstje achter glas met een doffe veegvlek
op de plek waar vingers vergeefs kroelen
door de krulletjes op dat glazen achterhoofd.