Wenkbrauwen fronsen, stemmen spuwen
woorden vliegen als opgejaagd schuim
in de branding. Ik sluit me als een oester,
los op in de onderstroom, laat me drijven
naar de kustlijn waar de vloed is uitgeraasd
maar eb aarzelt en tijd buitenspel staat.
Zelfs de wind wacht, lucht en zee spiegelen
elkaar, hemel en aarde zijn inwisselbaar. Hier
ben ik thuis, worden woorden parels en
angsten gesust. Als de tijd zijn loop hervat,
trekt de wind aan, voert me mee. Wijst nieuwe wegen.