‘Denk aan uw bagage’ maant de stem uit de
intercom. Ik pak mijn rugzak, stap uit, kijk verloren
rond. Luister naar het fluisteren van het kind dat
niet mocht huilen. Weer ben ik de weg kwijt, muurbloempje
in bluejeans, verlegen fantast begraven onder
de ballast van een bitter mensbeeld.
Adem in adem uit. Ik word de oester die
parels maakt van problemen, de geliefde
aandachtmakelaar, de woordengoochelaar die met
zachte hand zelfspot oprakelt en binnenpretjes.
Die na elke ontmoeting met de dood, beter weet
hoe te leven. Wegen, zijwegen, omwegen, links laat liggen.
Ik laat mijn rugzak los. Water wil ik
zijn, me voegen naar de vorm van
vandaag, donderend in dieptes storten, pijnlijke
pieken afslijten, murmelen in geroezemoes, kabbelen
langs nonsens. Gaandeweg verzacht ik al wat
scherp is. Stroom dwaas en doelloos uit in een oceaan.