Het kind dat geen woorden heeft, zoemt in de zon.
We wandelen in het park, op weg naar de glijbaan. Hij lacht als we langs het bloemperk lopen, klapt in zijn handen, streelt de rozen met zijn voeten. Pakt de hand van een voorbijganger, wijst naar de bloemen.
De man vloekt: ‘Hou je handen thuis, etterbak en blijf met je poten van die rozen af, klootzak.’
Verwijtend naar mij:’ Kinderen worden niet meer opgevoed tegenwoordig.’
Altijd leg ik uit waarom het kind doet wat het doet.
Vandaag verstar ik.