Zoon is er.
Hij repareert stopcontacten, ontlucht de cv, hangt gordijnrails op.
We gaan op stap voor een nieuw bed voor mij.
Staan in de file.
Praten over auto’s, schrijven, relaties, perfectionisme.
’s Avonds gaat hij stappen met een vriend.
Als ik aan het eind van de avond me omdraai in bed, haalt de tijd me in.
Doezelen, dutten, overeind schieten, als vanouds wisselen ze elkaar af.
De oude tweestrijd herleeft: ‘Is hij er nou nog niet, trut ga slapen, ja maar wat als …’
Klaarwakker kijk ik uiteindelijk om zes uur voorzichtig om het hoekje.
Zie een man van vijfenveertig in diepe slaap.
Geen deur piepte.
Geen traptree kraakte.
Geen kuchje klonk.
Hij kan het nog steeds.
Geluidloos binnenkomen.