Een zomerochtend.
De bus stopt, ik stap in, de chauffeur begroet me als waren we oude bekenden.
Traag, bijna bedachtzaam, rijdt hij de route, langs lege haltes.
Soms wijkt hij uit naar de berm en houdt in, geeft met een loom handgebaar uit het open raam, achterop komend verkeer ruimte om te passeren.
Buiten is het heet, de hitte siddert boven de IJssel.
Binnen is het koel, mijn ogen glijden over augustusgroene polders, omgekeerde vlaggen op de erven van oude boerderijen.
Rusten dan op de rivier waar plezierjachten voorbij varen en soms een volgeladen containerschip.
Bewogen worden gaat over in bewogen zijn.
Misverstanden, erupties van oud zeer, verbeten wegblokkades, mensonterende oorlogen.
Ze versmelten met de stem van Vasalis die haar gedicht De Afsluitdijk voorleest, met de klanken van ‘The lark ascending’ van Vaughn Williams en de herinnering aan een tijdloze qi gongsessie op een Terschellings strand.
‘Er is geen einde en geen begin
aan deze tocht, geen toekomst, geen verleden,
alleen dit wonderlijk gespleten lange heden.’
Uit: De Afsluitdijk van Vasalis