Hij vraagt wat ik tegenwoordig zoal doe, ik reageer enthousiast: ‘Ik schrijf, korte verhalen en gedichten.’
Verbaasd vraagt hij: ‘Gedichten? Jij schrijft gedichten? Kan jij zo goed rijmen?’
Ik vertel over dichtcursussen, over woordkeuze, over originele metaforen bedenken en clichés vermijden.
Over het verschil tussen proza en poëzie.
Over ritme, leegregels en regelafbrekingen op de juiste plaats.
Over anders omgaan met leestekens, hoe betekenis verandert als je een komma niet, wel of ergens anders plaatst.
Over de lol van zoeken naar het goede woord en de passende vorm tot elke regel klopt en er een gedicht is geboren.
Als voorbeeld lees ik hem mijn laatste gedicht voor.
Hij schudt zijn hoofd: ‘Dat rijmt niet. Een gedicht moet rijmen anders is het toch geen gedicht?’
Ik zucht.
Vertel dat er meer is dan eindrijm, zoals middenrijm, binnenrijm, alliteratie.
Geef voorbeelden uit het werk van Annie MG en Vasalis.
Hij kijkt uit het raam en zwijgt.
De kloof tussen poëeten en zij die niet weten…
Mooi weergegeven lieve Cora!
Liefs Aaltje
❤️