Zorgvuldig zwart kant verbergt haar hals en armen
haar gezicht geplamuurd, ondoordringbaar bedekt
bang haar ogen en wijd opengesperd.
Haar lachje schuurt kippenvel op onze armen
schril klinkt haar stem en hartverscheurend hoog:
‘zo dom zeg, liep ik weer tegen een muur.’
De stilte duurt, tot mensen kuchen kleuren,
weg kijken. Iedereen ziet dat het niet waar is
maar niemand zegt er wat van.