Op het pleintje klinken opgewonden kinderstemmen.
Handjes in wanten bouwen een sneeuwpop.
Ouders en grotere kinderen voegen zich bij de kleuters, kneden ballen tot bergen munitie.
Een wild gevecht breekt uit dat gepaard gaat met triomfantelijke strijdkreten.
Tot tussendoor ineens een schril stemmetje opklinkt: ‘Pápá, niet dóén.’
Mijn hart slaat over, ik ga naar buiten, kijk rond.
Zie alleen schaterende, dik ingepakte kinderen, vrolijke volwassenen.
Ik ga naar binnen, kijk voor het raam toe hoe het weer begint te sneeuwen.
Het gevecht dooft uit.
Al snel oogt het pleintje wit, schoon, onschuldig.
In mij weerklinkt dat stemmetje.
Hoog.
Wanhopig.