Sport was voor mij badmintonnen.Met zussen en vriendinnen luid tellend de shuttle zo lang mogelijk in de lucht houden. We juichten als hij meer dan honderd keer heen en weer ging zonder de grond te raken.
Diep geshockeerd was ik toen de tennisleraar bij mijn eerste les de bal op alle hoeken van het veld speelde zodat ik er niet bij kon. Verontwaardigd kondigde ik thuis aan dat die man geen les kon geven.
Bij gym werd ik als een van de laatsten gekozen bij het samenstellen van volleybalteams. Toch werd ik gevraagd voor het schoolteam in het volleybaltoernooi in de kerstvakantie. Oké, de gebruikelijke spelers waren niet beschikbaar. Dat alleen mij op het hart werd gedrukt om alleen teamleden de bal toe te spelen en niet onze tegenstanders, vatte ik op als spelstrategie.
Het eerste potje Monopoly met man, jaren later, opende mijn ogen.
Als wij thuis Monopoly speelden ging het er om iedereen zo lang mogelijk in het spel te houden. Wie won was een detail.
Zo niet bij man.
Verbijsterd keek ik toe hoe hij rücksichtslos in hoog tempo de zwakste spelers van het veld veegde. Diep verontwaardigd wees ik hem er op dat dit tegen de regels was. Zo boos als ik was, zo stomverbaasd was hij, nooit vergeet ik zijn weerwoord: ‘Maar je speelt toch om te winnen?’
Toen begon mij iets te dagen…
De tennisleraar wilde mij iets leren.
De volleybalaanvoerster niet, zij deed aan damagecontrol.
En dat allemaal omdat ik samen wil spelen, niet tegen iemand.
Die ontdekking leidde tot verhitte discussies met man, hij had nog nooit iemand ontmoet die niet wilde winnen. ‘Dat meen je niet’ zei hij toen ik hem vroeg wat er dan precies zo leuk was aan winnen. Ik meende het, ik wist het echt niet.
Hij ontplofte bijkans bij mijn compromisvoorstel: laten we vooraf afspreken dat jij hebt gewonnen, dan is dat geregeld en kunnen we daarna samen het spel spelen.
Zo werd Monopoly een no go area voor ons.
Niet onoverkomelijk want we waren erg goed in Yahtzee, Risk, eenentwintigen en jokeren.En Scrabble niet te vergeten.
En Rummikub.
8-2-2018