Broos is ze geworden, bijna doorschijnend.
Mijn rimpels tonen mijn jaren, haar rimpels lijken te vervagen.
Steeds verbaasder kijkt ze, net zo meisjesachtig als vroeger, de wereld in.
Ze wilde zich vanmorgen niet wassen zei hij, toen hij haar bracht en ze wil ook liever niet naar buiten, ze houdt niet van wind.
Maar met mij even een bakkie doen aan de overkant, dat weet ze nog: ‘met een moorkop hè?’
Dat wil ze wel.
Als de ober bij ons tafeltje staat en ik twee cappuccino met een moorkop bestel, wijst ze die verontwaardigd af: ‘Natuurlijk niet, je weet toch dat ik op mijn lijn let!’
Geen moorkoppen vandaag.
Ze hakkelt in halve zinnen: ‘Maatje 38. Dat wil ik.’
Trots kijkt ze me aan: ‘Soms kan ik in 37!’
Soms, als we niet bijgepraat raakten, deden we wel drie keer een cappuccino met een moorkop.
Maar dat weet ze niet meer.