Geconcentreerd knikker ik op de stoep in de voortuin.
De zon schijnt, het is niet druk op de weg voor het huis.
Soms fietst er iemand voorbij, steekt zijn hand op en roept ‘heu.’
In de keuken klinkt pannengekletter, tante is bezig met het avondeten.
Straks komt oom op zijn motor thuis van zijn werk.
Alsof ik het voel, kijk ik ineens op en daar staat ze.
Aan de overkant op de stoep voor haar huis.
In een gebloemde jurk, handen wringend, kijkt ze naar rechts de weg af.
Ik vroeg tante eens waarom ze daar elke middag staat, ze vertelde dat buurvrouw bang is van auto’s en van vrachtwagens raakt ze helemaal overstuur.
Haar man is vrachtwagenchauffeur.
Waarom verdwijnen veel ervaringen, ook indrukwekkende, in de loop van de tijd uit je herinnering?
Waarom blijven andere, schijnbaar onbetekenende ervaringen, je bij alsof ze gisteren gebeurden?
Waarom zie ik haar, ruim een halve eeuw later, nog steeds haarscherp voor me, de jonge vrouw in de gebloemde jurk die elke middag handenwringend wachtte op haar man?
En haar opgelucht blije gezicht als de grote gele VINK-vrachtwagen eindelijk aan kwam rijden?