‘Pssst, kom, even apart, ik moet je iets vertellen, nee niet zo dichtbij.
Ik heb gisteren iets vreselijks gedaan.
Ssst, ze kijken, even wachten.
Ik weet natuurlijk best dat het niet mag maar het gebeurde gewoon.
En weet je, het voelde als thuiskomen, of als een onbekende tegenkomen, aan de praat raken en dat het dan lijkt of je elkaar al jaren kent.
Ken je dat? Zó lekker.
Jaja, ik zeg het zo, nog even wachten.
Zo, die zijn voorbij.
Daar komtie: ik heb geknuffeld!
Maar écht, weet je wel?
Handen om schouders, wang tegen wang, mond tegen oor, haren ruiken, vel voelen, lijf tegen lijf.
Erg hè?’