Geachte meneer Amnesty

‘Ik ben Nelly en ik wil een klacht indienen.
Dit is wat er gisteren gebeurde:
De bel ging en ik opende de deur met een briefje van 10 euro in de hand want ik verwachtte de glazenwasser die zijn geld kwam halen.
Maar in plaats van Nico stond er een vriendelijke jongeman die lachend zei ‘U dacht zeker dat ik de glazenwasser was, dat dachten uw buren ook, sorry dat ben ik niet.’
Wat een aardige jongen, dacht ik.
Hij vertelde dat hij best mijn ramen wilde wassen maar dat hij eigenlijk collecteerde voor Amnesty.

 

Hij liet me uw pasje zien en zei dat ik u best mocht bellen om het te controleren.
Maar hij zag er zo eerlijk uit en toen vertelde hij dat er in Rusland heel veel homoseksuelen opgesloten zitten in de gevangenis en dat Amnesty die alleen kan helpen als ik geld geef en dat mijn buren ook al allemaal hadden gegeven, dit was vast een fijne buurt om in te wonen, zei hij en dat is waar.
Ik vond het heel erg dat mensen in Rusland worden opgesloten voor hun geaardheid hoewel ik niet snapte hoe mijn geld iemand uit een gevangenis krijgt. Maar toen hij zei dat het echt waar was, wou ik hem het tientje van Nico geven daar was hij zo blij mee alleen mocht hij het niet aannemen want het is gevaarlijk voor collectanten om met contant geld op straat te lopen, dan kunnen ze beroofd worden.
Dat wou ik natuurlijk niet, dat zo’n lieve jongen wordt beroofd.
Dus toen vroeg hij of ik een bedragje wilde storten, ik mocht zelf weten hoeveel zei hij maar dat zat vast wel goed want mijn buren waren ook al zo goedgeefs en toen knipoogde hij zo guitig.
Gelukkig herinnerde ik me dat ik echt op de kleintjes moet letten maar vier euro kon niet zei hij want dat stond niet op het formulier.  
Ach en toen dacht ik aan die arme homoseksuelen in Rusland, dus toen vulde ik op zijn tablet toch maar tien euro in en mijn naam en mijn telefoonnummer en mijn emailadres.
Hij was zo blij dat ik dat deed en toen zei hij weer dat het jammer was dat hij de glazenwasser niet was maar dat hij best mijn voorraam wilde wassen als ik dat fijn vond.
Daar hebben we samen om gelachen want dat hoefde echt niet want Nico had ze immers net gedaan?
Voor dat hij wegliep zei hij nog dat u me kon bellen om te vragen hoe of hij dit gesprek had gedaan en dat hij natuurlijk hoopte dat ik zou zeggen dat hij het goed had gedaan, en toen keek hij bijna smekend dus ik stelde hem gauw gerust dat ik nog nooit zo’n aardige collectant aan de deur had gehad.
Daar was hij zo blij mee!
Toen hij weg was en ik op mijn mail keek zag ik dat er al een contract van u was en dat ik nou elke maand tien euro aan u moet betalen omdat ik donateur ben geworden.
Maar dat wou ik helemaal niet, meneer Amnesty, ik wilde alleen maar net als bij andere collectes aan de deur twee euro in de bus doen.
Want elke maand tien euro, meneer Amnesty, dat kan ik helemaal niet missen van mijn AOW, voor mij is dat drie dagen eten, begrijpt u?
Daarom ging ik u bellen om het uit te leggen.
Maar uw telefoonmensen lieten mij eerst heel lang wachten en daarna begrepen ze niet wat ik bedoelde en ze zeiden dat ze die collectant helemaal niet kenden. Maar dat mailcontract was wel geldig.

 

Ik schrok heel erg en daarom schrijf ik u nu:
Wilt u alsjeblieft dat contract nietig verklaren?
Echt waar, ik wil die Russische homoseksuelen in gevangenissen heus helpen, maar alleen als u met een gewone collectebus bij me aanbelt waar ik alleen maar in doe wat ik echt kan missen.

 

Hartelijke groet van Nelly

 

PS, meneer Amnesty, wie was die lieve mooie jongen die ook nog mijn ramen wilde wassen, kent u hem wèl?
Of nee, laat u dat maar zitten. Wilt u alstublieft niet meer van die lieve jongens langs sturen?’

 

7 juni 2016

Hoge nood

Ik luister, knik: begrepen en stap haastig weg, ‘ben zo terug.’

 

Lopend kijk ik om me heen, links, rechts, links zeiden ze.
Ik versnel mijn pas, lees de bordjes op de deuren: administratie, Cees, Anna, kantine, drie deuren zonder bordje.
Wat moet je hier doen om je naam op je deur te krijgen?
Wie zitten er achter die naamloze deuren?
Moet ik hier nou links of rechts?
Doorlopen maar, iets sneller maar kleine stapjes, lippen op elkaar, vuisten, billen dichtgeknepen.
Hier moet het zijn, nee, directie, D. van Voorst. Directieleden hebben geen voornaam hier.

 

Verder, sneller.
Daar.
Waar die rij staat.
Stop, stop, je zit nog niet, hou je buik vast, tegenhouden!

 

Mijn sluitspier luistert niet.

 

31-8-2020

Oplossing

Gisteren was het te gevaarlijk en ook vandaag kan het niet.
Ze heeft het me uitgelegd: als ze me nu vrijlaat, smelt ik binnen een half uur.
En dat is een ramp want ze kan niet zonder me.
Zegt ze.
Ik vraag me af waarom niet, wat gebeurt er dan met haar?
Maar dat wil ze me niet vertellen.
‘Daar zijn geen woorden voor’ zegt ze en dan rolt ze met haar ogen.

 

Dus lig ik hier en verveel me te pletter.
Want zeg nou zelf, een gezond verstand hoort toch niet tussen de spinazie en de Magnums?
21-8-2020

Chagrijnige matmonoloog

Zes jaar lig ik hier, dat is in mensjaren zeker zestig, maar in al die jaren ben ik nooit zo behandeld als afgelopen zondag.
Ik kan wel wat hebben, maar zelfs míjn absorptievermogen kent grenzen.
Dat weet ze best maar als dat mannetje er is, vergeet ze dat.
Hij hing tijgerknuffels in de boom toen die wolkbreuk losbarstte.
Binnen een minuut stond zij binnen en zwaaide vanachter het raam naar het mannetje.
Die ving druppels op zijn tong, banjerde tussen de druipende struiken, stampte lachend in de plassen.
En zij binnen maar foto’s maken van hem, ‘zijn vader hield ook zo van regen’ hoorde ik haar zeggen.

 

Toen ze hem eindelijk riep, schreeuwde hij eerst: ‘niet!’ maar voor haar patat kwam hij toch naar binnen.
Ik zette me schrap, incasseerde golven water toen hij zich uitschudde en zijn jas op mij liet vallen.
Springend schopte hij zijn laarzen uit en uit allebei stroomden vloedgolven.
Uit alle macht probeerde ik alles op te vangen maar het werd nog erger.
Ze zei: ‘goed zo, je springt met allebei je voetjes tegelijk.’
En toen stampvoetten ze samen op mij en zongen: ‘het regent, het regent, de pannen worden nat!’   

 

Pas toen het mannetje was opgehaald, had ze weer oog voor mij.
Maar in plaats van excuses, lachte ze ‘wat een heerlijke dag.’
Ik zal haar krijgen.
Vanaf zondag lek ik door mijn haarvaten onopvallend maar gestaag dikke druppels op het laminaat onder mij.
Het verkleurt al en langzaam ontwikkelt zich een penetrante geur op mijn onderkant.
Wacht maar tot die mijn bovenkant bereikt.
Kijken of ze daar ook om lacht.

 

 
10-7-20
In het kader van weekopdracht 306 van Schrijven Online, 7-7-20: goed schrijven betekent ‘out of the box’ denken: beschrijf een fragment uit het leven van een voorwerp dat je ziet.

Monoloog van Minoes

‘Jaja, kijk maar niet zo verbaasd, ik weet best dat je het raar vindt dat ik me in je wasbak was, ik word geacht mezelf te wassen door me te likken.
Ik zal je eens wat vertellen: weet jij dat er in een bek zevenhonderd soorten bacteriestammen een lui leventje hebben en zich explosief vermeerderen?
Dus hoe onhygiënisch is dat: die bende bekbacteriën likkend over mijn hele lijf verspreiden en dat dan eufemistisch bestempelen als ‘wassen’?
Heeft niemand ooit bedacht hoe ontiegelijk smerig dat is?
Zijn jullie nou zo dom of ben ik zo slim?
Heb je zelf wel eens geprobeerd om je zo te wassen?
Ja nou kijk je ineens vies.
Nog iets, kan jij je eigen kop likken? Probeer het eens? Nee hè?
Ik ook niet, dat lukt alleen met een omweg: eerst moet ik zorgen voor een poot vol spuug en daarmee zou ik dan over mijn kop moeten boenen. Wat denk jezelf?
Mijn poten, hoe schoon denk je dat die zijn? Ik kom buiten hoor, je wilt niet weten waar die poten overal doorheen gaan, die verzamelen zooi waarvan jij het bestaan niet eens kent.
Hèhè, ik zie je nadenken, eindelijk, want ik voel me een roepende in de woestijn als ik mijn soortgenoten bezig zie met zichzelf likken en denken dat ze daar schoon van worden en hun baasjes die katten schone beesten noemen. En iedereen gelooft dat, stelletje sufferds.
Snap je nou waarom ik me net als jij was met schoon water uit de kraan en wil je me daar niet bij storen?
Nog iets, die foto’s die je nou maakt, daarmee schend je wel mijn privacy hoor.
Ik geef je alleen toestemming om ze te verspreiden als je mijn visie op hygiëne erbij vermeldt, dan wordt er tenminste niet om gelachen en kunnen mens en dier er nog wat van leren.
Al is er maar een kat of mens die zich eens achter zijn oor krabt over deze kwestie (trouwens, hoe vies denk je dat het daar is?) en tot inkeer komt.
Tot die tijd ben jij de enige kattenbezitter met een echt schone kat.
Gefeliciteerd!’

 

15-6-2016

Bushalte

Ik wacht bij de halte, bepakt en bezakt, klaar voor de terugreis.
Een oude dame achter een rollator nadert.
‘Mag ik even bij u zitten, ik rust hier altijd even uit voor ik de duinen in ga.’
Ik knik.
Ze gaat zitten.
Een meeuw landt op haar schouder.
Vriendelijk vraagt ze: ‘Heeft u het gezien gisteravond?’
Ze vertelt dat het ruimteschip dat hier vaak overkomt, gisteravond landde.
Een lichtwezen stapte uit en verdween in de duinen.
Ik heb niets gezien.
‘Wat jammer, mevrouw, hij was zo mooi.’
Ze staat op, groet vriendelijk ‘Dag mevrouw’, loopt weg.
Ik kijk haar na.
Bij de duinopgang lost haar gestalte op.

 

Stilteretraites op Terschelling hebben soms vreemde effecten.
 

 

13-9-2018

Onthoofd

Vanmorgen heb ik het los gedraaid en met een knalharde loeier de tuin in geschoten.
Het ligt ergens achter de lavendel.
Spannend, jazeker, maar ik ben een sterk lijf met een warm hart en een prima spiergeheugen.
Dus ik ga gewoon door, ik wandel, zwaai naar mensen, maak geen praatjes maar dat deed zij ook niet.
Schrijven gaat fantastisch, logisch, daar kon ze toch al vaak haar hoofd niet bijhouden zei ze.
Een onorthodoxe actie, ik weet het. 
Maar dat gezeur, dat gepieker en die smoezen waarmee ze altijd mijn plannen ondermijnde.
En dan dat coronahaar!
Echt, het was onvermijdelijk.

 

Ps.
Voor iedereen die medelijden heeft met dat hoofd in de lavendel: dat hoeft niet! 
De dag nadat ik dit verhaal schreef, apte retraitemaatje Nieske een foto van een hoofd in haar tuin.
Dat kon geen toeval zijn …
Het hoofd heeft een mooi plekje gevonden in het Friese land en wordt liefdevol verzorgd: het krijgt een nieuw verfje en een nieuwe naam: Hestia.
Dank Nieske!

1-5-2020

‘Dit is wat je wilde, hè Margje?’

(fantasie naar aanleiding van een tekst op een grafsteen)

 

‘Ja, nou kijkt u of u het niet gelooft maar echt waar, dat wilden ze op die grafsteen! 
Eerst dacht ik, ik hoor het niet goed, maar nee, deze woorden moesten erop.
Die mensen, de moeder en de drie broers van de overledene, ze waren wel verdrietig hoor, maar gek, ze leken ook wel opgelucht.
Ik heb veel meegemaakt in de grafmonumentenhandel, vreemde namen, rare teksten, mooie kunstobjecten, maar dit nog nooit.
Maar goed, je wil je deelneming betuigen en dus vroeg ik voorzichtig of het een lang ziekbed was geweest.
Zei die ene broer: ‘Ja een leven lang’
En ik denken, wat bedoelt hij nou?
Op de steen staat dat ze 44 was geworden, zou ze gehandicapt zijn geweest of chronisch ziek of zo?
Die moeder zag mijn vragende gezicht en zei zuinigjes ‘‘Ja, dat klopt, wat hij zegt, ze wist gewoon niet hoe ze moest leven, ze leed aan het leven. Ze wilde zo graag wat ze bij anderen zag en dat probeerde ze iedere keer weer, ze deed zo gruwelijk haar best om er wat van te maken. Maar haar gezicht bleef altijd zo ongelukkig staan. Je zag gewoon dat het haar niet lukte. En toch, we wisten niet dat ze dit ging doen.”
Ze vertrok haar gezicht, toen ging ze verder:
En hoe ze het allemaal ongemerkt tot in de puntjes had voorbereid. Het ging precies zoals ze het had georganiseerd, ze is pas gevonden toen ze al koud was. En naast haar lag een brief dat ze niet meer kon, en waar we alles konden vinden, en hoe ze het wilde, de begrafenis. Er lag zelfs een foto bij van deze steen, die wilde ze, en hoe duur die was en waar het geld was.
Alleen de tekst, voor op de steen, die had ze niet verzonnen, dus dat doen wij nou maar.’’

 

Nog een keer vroeg ik: ‘Dus u wilt echt deze tekst: ‘Dit is wat je wilde, hè Margje?’
Maar deze woorden moesten het zijn, zo wilden ze het.
En nou vraag ik me af, wat zouden de mensen nou denken als ze hier op de begraafplaats langs deze steen lopen?’

 

12-9 2015 

Het ei

Kwiek duwt ze haar rollator de laatste meters naar de voordeur.
Een buurman die net komt aanlopen houdt de deur voor haar open.
In haar tas grabbelt ze naar haar sleutels en haalt de post uit de bus.
Een heel stapeltje vandaag, gezellig.
Buurman heeft gewacht en houdt de liftdeur open.

 

Eenmaal in haar appartement ontdoet ze zich van winterjas en –laarzen, zet koffie en vleit zich met de post in haar stoel voor het raam.
Als ze de kaart ziet die bovenop ligt, schiet ze in de lach.
Zonder de afzender te zien weet ze al van wie hij is.
De donderstraal, wat is het toch een heerlijke meid, dat petekind van haar, hoe is het mogelijk dat haar saaie zus en die uitgedroogde krent zoiets moois hebben kunnen produceren.
Zelf is ze kinderloos gebleven en nu haar Bart is overleden is het stil om haar heen.
Maar Nelleke maakt dat meer dan goed.
Regelmatig komt ze langs, ‘effe bijkletsen, tante Nel’.
En dan stort ze haar hart uit, over vriendjes, over school, over haar toekomstdromen.
Maar ze steekt ook haar handen uit de mouwen.
Toen Nel moeilijk ging lopen en een rollator onvermijdelijk werd, testten ze het ding samen uit.
Uiteindelijk danste Nelleke op de muziek van Direct met het ding de kamer door: ‘Rocken met je rollator tante Nel.’
Ze gierden van het lachen maar het hielp, ze was direct over haar afkeer van het ouwemensenhulpmiddel heen.
En nu deze kaart van een gebakken ei:
Weer lacht ze hardop, wat een heerlijke herinnering aan hun laatste gesprek! Nelleke vroeg haar toen hoe ze oom Bart had leren kennen.
Nel vertelde dat ze elkaar in een jeugdherberg hadden ontmoet.
Hoe de vonk op een avond oversloeg en ze de avondklok van 11 uur, helemaal opgaand in elkaar, hadden genegeerd.
Spannend vond Nelleke dat en met een grote grijns en een knipoog vroeg ze: ‘Vertel tante Nel, hoe ver gingen jullie die nacht?’
Maar in de wereld van vandaag lijkt het ‘ver’ van toen kinderlijk onschuldig:
Ze dwaalden ’s nachts door het kleine Luxemburgse dorpje.
Ze zoenden en Bart zong voor haar.
Liedjes van Jaap Fischer, een populaire rebelse zanger in die tijd.
Nelleke kende hem niet, dus zong Nel uit haar hoofd ‘Het ei’ voor haar nichtje.
Een beetje haperend, maar toen Nelleke op haar tablet het nummer had gevonden, zongen ze samen uit volle borst:
‘ik kocht een ei, de melkboer zei…..’

 

Ik kocht een ei. De melkboer zei:
‘t komt zo onder de kip vandaan.
‘k ben nog te laat van huis gegaan om het mee te kunnen nemen.
Hier heeft u een jong leven, voor 16 cent of meer
en namens de ouders smakelijk eten meneer.
Het lag nog warm te leven in m’n hand.
Ik mikte reeds, zorgvuldig op de harde hete rand van de pan
en ik kon de geur al ruiken van dit al te vroeg geremde kuiken.
Toen het ei zei, toen het ei zei:
denk eens dat het een jongetje is dat je hier gaat staan bakken.
Denk eens dat het je broertje is dat zacht sist in de pan.
Denk eens dat ie verkrampt uit angst de rand probeert te pakken
en dat ie dan terug in de boter glijdt.
Wat dan, wat dan?
Ik rolde het zorgvuldig in een deken.
En heb toen zelf 2 weken liggen wachten op iets moois.
Slechts verwarmd door een hoop slechts verwarmd door een laken tot het ei begon te kraken.
En het kuiken zei, het kuiken zei:
haha het was geen jongetje dat je had willen bakken.
Haha het was je broertje niet dat in de pan was gegaan.
En ik had me weer voor de zoveelste keer door een kuiken laten verlakken,
maar de volgende dag at ik rijst
met hele jonge kip of haan.

Dinsdag

Ik stond op, las de krant, reisde naar een vriendin.
We lunchten in een eetcafé, ik genoot van mijn verse muntthee, zij van haar glas wijn.
Met blije blosjes zei ze: ‘Wat heerlijk om elkaar weer te zien, daar knapt zo’n regenachtige woensdag helemaal van op.’
Ik knikte, lachte maar zei niets.
Inwendig vergoelijkte ik haar foutje: iedereen vergist zich weleens in de dag.

 

Pas toen ik ’s avonds in bed stapte, besefte ik wie er fout zat.
Ver weggedoken onder het dekbed lag dinsdag.
Verongelijkt mopperde ze: ‘Ik had geen zin vandaag. Maar je hebt me niet eens gemist!’

 

27-2-20