Monoloog van Minoes

‘Jaja, kijk maar niet zo verbaasd, ik weet best dat je het raar vindt dat ik me in je wasbak was, ik word geacht mezelf te wassen door me te likken.
Ik zal je eens wat vertellen: weet jij dat er in een bek zevenhonderd soorten bacteriestammen een lui leventje hebben en zich explosief vermeerderen?
Dus hoe onhygiënisch is dat: die bende bekbacteriën likkend over mijn hele lijf verspreiden en dat dan eufemistisch bestempelen als ‘wassen’?
Heeft niemand ooit bedacht hoe ontiegelijk smerig dat is?
Zijn jullie nou zo dom of ben ik zo slim?
Heb je zelf wel eens geprobeerd om je zo te wassen?
Ja nou kijk je ineens vies.
Nog iets, kan jij je eigen kop likken? Probeer het eens? Nee hè?
Ik ook niet, dat lukt alleen met een omweg: eerst moet ik zorgen voor een poot vol spuug en daarmee zou ik dan over mijn kop moeten boenen. Wat denk jezelf?
Mijn poten, hoe schoon denk je dat die zijn? Ik kom buiten hoor, je wilt niet weten waar die poten overal doorheen gaan, die verzamelen zooi waarvan jij het bestaan niet eens kent.
Hèhè, ik zie je nadenken, eindelijk, want ik voel me een roepende in de woestijn als ik mijn soortgenoten bezig zie met zichzelf likken en denken dat ze daar schoon van worden en hun baasjes die katten schone beesten noemen. En iedereen gelooft dat, stelletje sufferds.
Snap je nou waarom ik me net als jij was met schoon water uit de kraan en wil je me daar niet bij storen?
Nog iets, die foto’s die je nou maakt, daarmee schend je wel mijn privacy hoor.
Ik geef je alleen toestemming om ze te verspreiden als je mijn visie op hygiëne erbij vermeldt, dan wordt er tenminste niet om gelachen en kunnen mens en dier er nog wat van leren.
Al is er maar een kat of mens die zich eens achter zijn oor krabt over deze kwestie (trouwens, hoe vies denk je dat het daar is?) en tot inkeer komt.
Tot die tijd ben jij de enige kattenbezitter met een echt schone kat.
Gefeliciteerd!’

 

15-6-2016

Bushalte

Ik wacht bij de halte, bepakt en bezakt, klaar voor de terugreis.
Een oude dame achter een rollator nadert.
‘Mag ik even bij u zitten, ik rust hier altijd even uit voor ik de duinen in ga.’
Ik knik.
Ze gaat zitten.
Een meeuw landt op haar schouder.
Vriendelijk vraagt ze: ‘Heeft u het gezien gisteravond?’
Ze vertelt dat het ruimteschip dat hier vaak overkomt, gisteravond landde.
Een lichtwezen stapte uit en verdween in de duinen.
Ik heb niets gezien.
‘Wat jammer, mevrouw, hij was zo mooi.’
Ze staat op, groet vriendelijk ‘Dag mevrouw’, loopt weg.
Ik kijk haar na.
Bij de duinopgang lost haar gestalte op.

 

Stilteretraites op Terschelling hebben soms vreemde effecten.
 

 

13-9-2018

Onthoofd

Vanmorgen heb ik het los gedraaid en met een knalharde loeier de tuin in geschoten.
Het ligt ergens achter de lavendel.
Spannend, jazeker, maar ik ben een sterk lijf met een warm hart en een prima spiergeheugen.
Dus ik ga gewoon door, ik wandel, zwaai naar mensen, maak geen praatjes maar dat deed zij ook niet.
Schrijven gaat fantastisch, logisch, daar kon ze toch al vaak haar hoofd niet bijhouden zei ze.
Een onorthodoxe actie, ik weet het. 
Maar dat gezeur, dat gepieker en die smoezen waarmee ze altijd mijn plannen ondermijnde.
En dan dat coronahaar!
Echt, het was onvermijdelijk.

 

Ps.
Voor iedereen die medelijden heeft met dat hoofd in de lavendel: dat hoeft niet! 
De dag nadat ik dit verhaal schreef, apte retraitemaatje Nieske een foto van een hoofd in haar tuin.
Dat kon geen toeval zijn …
Het hoofd heeft een mooi plekje gevonden in het Friese land en wordt liefdevol verzorgd: het krijgt een nieuw verfje en een nieuwe naam: Hestia.
Dank Nieske!

1-5-2020

‘Dit is wat je wilde, hè Margje?’

(fantasie naar aanleiding van een tekst op een grafsteen)

 

‘Ja, nou kijkt u of u het niet gelooft maar echt waar, dat wilden ze op die grafsteen! 
Eerst dacht ik, ik hoor het niet goed, maar nee, deze woorden moesten erop.
Die mensen, de moeder en de drie broers van de overledene, ze waren wel verdrietig hoor, maar gek, ze leken ook wel opgelucht.
Ik heb veel meegemaakt in de grafmonumentenhandel, vreemde namen, rare teksten, mooie kunstobjecten, maar dit nog nooit.
Maar goed, je wil je deelneming betuigen en dus vroeg ik voorzichtig of het een lang ziekbed was geweest.
Zei die ene broer: ‘Ja een leven lang’
En ik denken, wat bedoelt hij nou?
Op de steen staat dat ze 44 was geworden, zou ze gehandicapt zijn geweest of chronisch ziek of zo?
Die moeder zag mijn vragende gezicht en zei zuinigjes ‘‘Ja, dat klopt, wat hij zegt, ze wist gewoon niet hoe ze moest leven, ze leed aan het leven. Ze wilde zo graag wat ze bij anderen zag en dat probeerde ze iedere keer weer, ze deed zo gruwelijk haar best om er wat van te maken. Maar haar gezicht bleef altijd zo ongelukkig staan. Je zag gewoon dat het haar niet lukte. En toch, we wisten niet dat ze dit ging doen.”
Ze vertrok haar gezicht, toen ging ze verder:
En hoe ze het allemaal ongemerkt tot in de puntjes had voorbereid. Het ging precies zoals ze het had georganiseerd, ze is pas gevonden toen ze al koud was. En naast haar lag een brief dat ze niet meer kon, en waar we alles konden vinden, en hoe ze het wilde, de begrafenis. Er lag zelfs een foto bij van deze steen, die wilde ze, en hoe duur die was en waar het geld was.
Alleen de tekst, voor op de steen, die had ze niet verzonnen, dus dat doen wij nou maar.’’

 

Nog een keer vroeg ik: ‘Dus u wilt echt deze tekst: ‘Dit is wat je wilde, hè Margje?’
Maar deze woorden moesten het zijn, zo wilden ze het.
En nou vraag ik me af, wat zouden de mensen nou denken als ze hier op de begraafplaats langs deze steen lopen?’

 

12-9 2015 

Het ei

Kwiek duwt ze haar rollator de laatste meters naar de voordeur.
Een buurman die net komt aanlopen houdt de deur voor haar open.
In haar tas grabbelt ze naar haar sleutels en haalt de post uit de bus.
Een heel stapeltje vandaag, gezellig.
Buurman heeft gewacht en houdt de liftdeur open.

 

Eenmaal in haar appartement ontdoet ze zich van winterjas en –laarzen, zet koffie en vleit zich met de post in haar stoel voor het raam.
Als ze de kaart ziet die bovenop ligt, schiet ze in de lach.
Zonder de afzender te zien weet ze al van wie hij is.
De donderstraal, wat is het toch een heerlijke meid, dat petekind van haar, hoe is het mogelijk dat haar saaie zus en die uitgedroogde krent zoiets moois hebben kunnen produceren.
Zelf is ze kinderloos gebleven en nu haar Bart is overleden is het stil om haar heen.
Maar Nelleke maakt dat meer dan goed.
Regelmatig komt ze langs, ‘effe bijkletsen, tante Nel’.
En dan stort ze haar hart uit, over vriendjes, over school, over haar toekomstdromen.
Maar ze steekt ook haar handen uit de mouwen.
Toen Nel moeilijk ging lopen en een rollator onvermijdelijk werd, testten ze het ding samen uit.
Uiteindelijk danste Nelleke op de muziek van Direct met het ding de kamer door: ‘Rocken met je rollator tante Nel.’
Ze gierden van het lachen maar het hielp, ze was direct over haar afkeer van het ouwemensenhulpmiddel heen.
En nu deze kaart van een gebakken ei:
Weer lacht ze hardop, wat een heerlijke herinnering aan hun laatste gesprek! Nelleke vroeg haar toen hoe ze oom Bart had leren kennen.
Nel vertelde dat ze elkaar in een jeugdherberg hadden ontmoet.
Hoe de vonk op een avond oversloeg en ze de avondklok van 11 uur, helemaal opgaand in elkaar, hadden genegeerd.
Spannend vond Nelleke dat en met een grote grijns en een knipoog vroeg ze: ‘Vertel tante Nel, hoe ver gingen jullie die nacht?’
Maar in de wereld van vandaag lijkt het ‘ver’ van toen kinderlijk onschuldig:
Ze dwaalden ’s nachts door het kleine Luxemburgse dorpje.
Ze zoenden en Bart zong voor haar.
Liedjes van Jaap Fischer, een populaire rebelse zanger in die tijd.
Nelleke kende hem niet, dus zong Nel uit haar hoofd ‘Het ei’ voor haar nichtje.
Een beetje haperend, maar toen Nelleke op haar tablet het nummer had gevonden, zongen ze samen uit volle borst:
‘ik kocht een ei, de melkboer zei…..’

 

Ik kocht een ei. De melkboer zei:
‘t komt zo onder de kip vandaan.
‘k ben nog te laat van huis gegaan om het mee te kunnen nemen.
Hier heeft u een jong leven, voor 16 cent of meer
en namens de ouders smakelijk eten meneer.
Het lag nog warm te leven in m’n hand.
Ik mikte reeds, zorgvuldig op de harde hete rand van de pan
en ik kon de geur al ruiken van dit al te vroeg geremde kuiken.
Toen het ei zei, toen het ei zei:
denk eens dat het een jongetje is dat je hier gaat staan bakken.
Denk eens dat het je broertje is dat zacht sist in de pan.
Denk eens dat ie verkrampt uit angst de rand probeert te pakken
en dat ie dan terug in de boter glijdt.
Wat dan, wat dan?
Ik rolde het zorgvuldig in een deken.
En heb toen zelf 2 weken liggen wachten op iets moois.
Slechts verwarmd door een hoop slechts verwarmd door een laken tot het ei begon te kraken.
En het kuiken zei, het kuiken zei:
haha het was geen jongetje dat je had willen bakken.
Haha het was je broertje niet dat in de pan was gegaan.
En ik had me weer voor de zoveelste keer door een kuiken laten verlakken,
maar de volgende dag at ik rijst
met hele jonge kip of haan.

Dinsdag

Ik stond op, las de krant, reisde naar een vriendin.
We lunchten in een eetcafé, ik genoot van mijn verse muntthee, zij van haar glas wijn.
Met blije blosjes zei ze: ‘Wat heerlijk om elkaar weer te zien, daar knapt zo’n regenachtige woensdag helemaal van op.’
Ik knikte, lachte maar zei niets.
Inwendig vergoelijkte ik haar foutje: iedereen vergist zich weleens in de dag.

 

Pas toen ik ’s avonds in bed stapte, besefte ik wie er fout zat.
Ver weggedoken onder het dekbed lag dinsdag.
Verongelijkt mopperde ze: ‘Ik had geen zin vandaag. Maar je hebt me niet eens gemist!’

 

27-2-20

Empathia maar zeg maar Stofje

Het plenst.
De bel gaat.
Als een verzopen kat staat ze voor de deur.
‘Hè, was je even weg?’
Ze haalt haar schouders op, glijdt de gang in.

 

Stofje woont al jaren hier, ze glipte een keer mee in mijn tas na een avondles Psychologie in de jaren tachtig en wou niet weg.
Hoe heet je, vroeg ik, toen ik begreep dat ik aan haar vast zat,
‘Ik heet Empathia, maar zeg maar Stofje’ zei ze met een zangerig stemmetje.
Ik noemde haar Stofje.
Het was even wennen aan haar, vooral aan haar bemoeizucht.
Te pas en te onpas bemoeide ze zich met me.
Soms lag ik dubbel om haar invallen, soms zuchtte ze theatraal waarna er ineens ergens boven mij een lampje aanging.
Soms schold ze me uit, dan gooide ik haar achter de lakens in de kast.
Altijd was ze er.
Tenminste … mijn brein draait overuren: wanneer heb ik haar eigenlijk voor het laatst gezien?
Dat telefoongesprek net, toen hing ze toch in de sansevieria?
En vanmorgen, terwijl ik dat gedicht schreef, dartelde ze toen niet ginnegappend boven mijn scherm?
Afgelopen weekend dan, toen het zo laat werd met die logees, toen zweefde ze boven de wijnglazen.
Toch?
Ik besef dat ik het niet zeker weet en durf niet verder terug te denken.
Eens kijken of ik resten van haar vind op haar vaste verblijfsplaatsen.
Maar nee, er is geen smiley te bekennen op mijn laptop.
Ik doorzoek mijn pc-archief, controleer het bestand Conceptteksten op giebellachjes.
Mijn koffiemok en de bestekla ogen opgeruimd, geen spoor van haar grinnikjes.
De knipoog op mijn smartphone is weg, zie ik ineens.
Nergens een spoor van haar, zelfs geen restje fairtrade troostchocola in het Drosteblik.
Alsof ze nooit hier woonde.

 

We zitten op mijn rode bank.
Ik vraag haar: ‘Hoe lang ben je weggeweest?’
Weer dat schouderophalen, ze mompelt iets onverstaanbaars.
Ik verhoor haar: ‘Hoe lang was je weg? Waarom ging je weg? Waar ben je geweest? Heb je me gemist?’
Ze neuriet.
Als ik stop met mijn vragenvuur, wordt het stil.
Ze kruipt tegen me aan.
Zingt zachtjes: ‘Lalalai.’
Ik probeer: ‘Ik heb een heel zwaar leven!’
Harder: ‘Lailalai.’
Ik weerleg: ‘But I never called it art, what happens to the heart.’
Ze overstemt me: ‘LAILALAI, LALALA, LAILALAI!’

 

12-1-2020
PS, leestip: denk bij het ‘lalalai’ aan de Boxer van Simon & Garfunkel

Recept voor geduld

Indicatie:
Lijders aan
-ongeduld, – irritatie, -woedeaanvallen, – slecht luisteren, – het in de rede vallen van anderen, – chronisch ontwijken van zeurpieten en rollatorlopers, -voordringen in kassarijen.

 

Contra-indicatie
Patiënten die van nature extreem geduldig zijn, wordt dit middel ten sterkste afgeraden omdat bij hen de kans op transformatie in apathische sufferds of zelfs ongeneeslijk comateuze zombies bijzonder groot is.

 

Werking:
Het middel bestaat uit verschillende ingrediënten die elk een aparte dosering voor inname of toepassing bezitten.
Het is belangrijk dat dit de patiënt goed, kort en snel (voor zijn ongeduld weer de overhand krijgt en hij er vandoor gaat) wordt uitgelegd.

 

Ingrediënten en toepassing:
-Driemaal daags een kwartier chiqung oefeningen gevolgd door stiltemeditatie.
-Strandwandelingen naar behoefte maar minstens een uur per week.
-Lachen, experimenteer hiermee tot de juiste dosis is bereikt, vermijd de chronische onbedwingbare melige variant want die werkt averechts.
– Het huismiddel: ‘tot tien tellen’ wordt afgeraden omdat het te kort is. Beter is om tot honderd te tellen en weer terug.
-Tegelijkertijd dient de patiënt onder begeleiding aan te leren om, desnoods in het begin met behulp van een stopwatch, te wachten tot de gesprekspartner is uitgesproken, vervolgens drie seconden stilte te laten vallen en dan pas te reageren.
– Het dagelijks relativeren van de toekomst door hardop te erkennen dat een mens überhaupt niet weet of hij/de mensheid, een toekomst heeft.
– Herhaal eenmaal per uur een mantra: ‘ik bereik mijn doel niet eerder als ik sneller loop, praat, rijd of rechts inhaal. Onthechte Zenboeddhisten die toch nog lijden aan restjes ongeduld, kunnen dit aanvullen met: ‘niets is van belang.’
– Het dagelijks een kwartier op naaldhakken achter een niet opgevoerde rollator lopen over een pad met kinderhoofdjes.
– Bij patiënten met zeer hardnekkige symptomen van ongeduld die allergisch blijken voor de voorgaande ingrediënten, worden sterkere middelen toegepast zoals het leren van Chinees.

 

Waarschuwing:
De dosering en de toepassing van deze ingrediënten dienen met zorg afgestemd te worden op de specifieke vorm van ongeduld waar de patiënt aan lijdt.
Om allergische reacties te voorkomen wordt geadviseerd om keuze en dosering van de ingrediënten langzaam uit te breiden en op te voeren.
Met het oog op de bewustzijnsverruimende en ontspannende werking van enkele ingrediënten, wordt aangeraden tegelijkertijd een geduldvernietigend middel voor te schrijven. Te gebruiken bij verschijnselen van overdosering, zie ook bij bijwerkingen.

 

Bijwerkingen:
Sporadisch zijn bij langer gebruik van deze ingrediënten de volgende bijwerkingen gesignaleerd:
-onstuitbare slappe lach, -het altijd en overal ongewassen en in trainingspak rondlopen zonder ook maar de minste vorm van fysieke inspanning te betrachten, -dagenlang chillen met chips op een loungebank, -het niet reageren op post, mail, telefoon, -wezenloos gegrinnik bij calamiteiten en rampen, -volstrekte apathie bij alles wat de patiënt overkomt of wordt aangedaan.
Vaak gaan deze bijwerkingen gepaard met -werkloosheid, -verlies van woning, inkomen en vrienden, -ruzie met familieleden, -faillissement.

 

Bij voorkomen van een of meerdere van deze bijwerkingen dient eenmalig een dosis van het hiervoor genoemde geduldvernietigende middel toegepast te worden. Dit is een snelwerkend middel op basis van verschillende ingrediënten: -trommelen met vingers, -wiebelen met benen, -in saaie gesprekken de ogen dramatisch omhoog draaien vergezeld van een diepe zucht, -gapen recht in het gezicht van een gesprekspartner, -gehoor geven aan de neiging tot het uitdelen van schoppen onder konten, -heel hard schreeuwen in stiltecoupés.

 

2016

Klacht van een ZAV

‘Ik snap haar niet.
Haar badkamer werd gerenoveerd en ze stond erop dat ik een plek kreeg tussen de wastafel en de nieuwe douche.
Ze wilde me zo graag dat ze al het voorwerk op de koop toenam.
Bij buren keek ze wat de beste plaats is voor mij.
Bij de tegensputterende huurbaas peuterde ze een vergunning los op voorwaarde dat zijzelf verantwoordelijk is voor mij en goed voor me zal zorgen.
Ze financierde mij van haar spaarcentjes, een rib uit haar lijf.
Een goed begin, helemaal toen ze me in het begin dagelijks sopte, poetste, opwreef.
Echt een warm welkom, ik voelde me meteen thuis.

 

Maar nu ik hier een tijdje sta, valt me iets op: ze gebruikt me niet!
Als ze ’s nachts wakker wordt, hoor ik haar de trap af struikelen.
Is ze aan het werk, dan schiet ze soms ineens haar werkkamer uit en vliegt de trap af naar beneden.
Gisteren speelde ze met haar kleinzoon hiernaast, hoor ik dat manneke zeggen: ‘Noukie cee’ en meteen laten ze alles vallen en stuiteren de trap af.
En dan hoor ik ze babbelen onder de trap.
In dat verre familielid van mij, uit de arme tak.
Het klinkt echt gezellig daar beneden.

 

Maar ik dan, je tweede toilet, dat je zo graag wou hebben? Hallo? Halloooo?’

 

18-11-2019

Huisgeest

Als je lang in een huis woont, leer je het kennen.
Wat ik niet wist was dat een huis haar bewoners ook leert kennen …
En hoe.
Mijn huis deed onlangs een boekje open over mij en toevallig hoorde ik het:

 

‘Niks mis met haar, een prima mens, brandt wierook, draait Cohen en chakramuziek, en is voorzichtig: ze laat geen vreemden binnen.
Tenminste, dat was zesendertig jaar zo.
Tot gisteren, toen brak de hel los.
’s Morgens om half acht veranderde mijn vredige inborst in een oorlogsgebied: sindsdien staat mijn voordeur open en marcheert er de hele dag door een leger kerels in en uit, met imposante wapens die een oorverdovende teringherrie produceren. Zijn ze even stil dan galmt die jongen van Hazes ‘Leef.’
Hij heeft makkelijk praten!
Op meerdere fronten tegelijk wordt mijn levensvreugde ondermijnd: het water is afgesloten, de verwarming uitgezet, de wc onbruikbaar gemaakt, de meterkast is gemold.
En dat waren nog maar de omtrekkende bewegingen begreep ik daarna want toen trokken ze op naar hun echte doelwit: de badkamer.
Na hun drilbooroffensief ziet die er nu uit alsof er een bom is ontploft.
Van uit die ruïne verspreiden zich verstikkende rioolaroma’s, een pregnante lijmstank en ondoordringbare stofwolken over mijn andere ruimtes.
Bepaald alarmerend en meer dan genoeg reden voor een tegenaanval, vind je niet?
Nou, vergeet het maar, stank voor dank krijg ik.
Zij, dat ongewassen pantoffelwatje met drie dikke vesten aan, zij deelt alsmaar koffie uit aan die kerels!
En maar doen of dit normaal is: “het valt best mee hoor, geen probleem, het hoort erbij, wilt u nog een bakkie?”

 

Maar ik trek het niet meer.
Mijn kozijnen kraken, mijn voegen barsten, mijn muren scheuren. Mijn instorting is nabij, ik voel het, een roemloos einde wacht mij.’

 

5-11-2019