Herfststamp met zelfspot

Vanmorgen, bij het wakker worden, terwijl de regen de ramen geselde, gebeurde het: hij grijnsde, zwaaide en zweefde weg.
Nee hè, niet wéér.
Ik riep, smeekte: ‘Kom terug, ik kan niet zonder je’, en reikte naar hem maar greep mis.
Hij is weg.
En nu zoek ik hem, net als vorig jaar, verbeten, overal.
Ik speur door mijn mails, lees ‘Sigmund’, zing hard mee met ‘Light my fire’, lach naar mezelf in de spiegel.
Hij blijft weg, in de verte hoor ik hem lachen, vilein, hij lacht me uit.
Vleien moet ik hem.
Koffie, sterk, zoet, daar is hij gek op, met een appelpunt.
Maar het koffieapparaat knettert, walmt en overlijdt ter plekke.
Strijken dan, gewoon die berg strijkgoed wegwerken, alles gladstrijken.
Soms verstopt hij zich tussen de theedoeken en de lakens, als ik flink doorstrijk duikt hij misschien wel weer op.

 

Het helpt niet, hij is er niet.
De zin van het leven is vertrokken.
Voor een maand of drie, schat ik.

 

30-9-2019

Paaldans

Aaltje filmt.
Met langzame bewegingen trek ik onopvallend mijn jurk uit, check mijn lingerie.
De klanken van ‘Take this walz’ klinken in mijn oren.
Traag rek ik me uit.
Sla mijn linkerarm om de paal, lik mijn lippen, streel de paal.
Vlij mijn lijf er omheen, kronkel als een kurketrekker, strek een arm, rakelings langs een mannenhoofd.
Ik hurk, strek een been, dan het andere.
Glij weer omhoog langs de paal.

 

Aaltje houdt de tijd bij.
Na twee minuten wenkt ze en geeft mijn jurk aan.
Ik trek hem aan.
Bij de volgende metrohalte stappen twee keurige oudere dames uit.

 

Thuis bekijken we het filmpje en krijgen de slappe lach.
We zien wat we hadden verwacht: niemand, helemaal níemand, kijkt tijdens mijn paaldans op van zijn smartphone.

 

Ik moet wel nodig op paaldansles.

 

 

14-9-2018 

Generale

Schrijven online biedt elke week een schrijfopdracht die op het forum geplaatst kan worden waarna collega-schrijvers en een schrijfcoach feedback leveren. Vorige week was de opdracht:
Schrijf een kort verhaal waarin de volgende elementen voorbij komen:
Een reclamefolderbezorger
Twee peuters
Een gele auto
Zes kleurpotloden
Een otter
Bovendien moet de eerste zin luiden: ‘Voor de tweede keer dat jaar was hij aanwezig op zijn eigen begrafenis.’
Dit maakte ik ervan:

 

Voor de tweede keer dat jaar was hij aanwezig op zijn eigen begrafenis.
In de coulissen stond hij, met Serena naast hem, de enige uitvaartverzorger die onmiddellijk enthousiast wilde meewerken met zijn plan.
Keurend liep hij het script langs.
Vandaag moest alles kloppen.

 

De kist rechts, paarse brandende kaarsen aan weerszijden, zijn moeders sansevieria bij het hoofdeind.
Links zijn schrijftafel met zijn laptop, open bij zijn afscheidsgroet, in het goed leesbare lettertype Arial 14.
Papier, kwasten, verf, zes kleurpotloden, zijn foto met zijn verzoek: ‘alsjeblieft, teken of schrijf jouw herinnering aan mij hier?’

 

Luidkeels vroemvroemend reden twee peuters rondjes tussen de kist, de tafel en het katheder.
Daantje, zijn knuffel-otter Stoer, voor zich, bereed de zwarte miniHarley.
Lotje, beer in haar armen geklemd, bestuurde de miniversie van zijn eerste auto, een gele Ford Cortina.
Ze genoten, eindelijk mochten ze spelen met opa’s schatten.

 

Tijd voor de sprekers.
Na het huilende gehakkel tijdens de tekst repetitie vorige week, had hij met hen allebei dagelijks gerepeteerd.
Met succes, constateerde hij opgelucht:
Annie, die zelfs als ze stofzuigde nog doorpraatte, meestal over haar idool André Hazes, had hij laten oefenen met een eierwekker die na twee minuten afliep.
Precies op tijd en midden in de laatste roddel over André, knipoogde ze naar hem en stopte, waarna knetterhard ‘Leef!’ door de ruimte schalde.
Grijnzend stak hij zijn duim op naar haar.

 

Kees liep naar voren.
Jaren hadden ze naar elkaar gezwaaid, elke dinsdag en zaterdag: de reclamefolderbezorger en de man in het bed voor het raam.
Afgelopen december, in een sneeuwstorm, had hij hem naar binnen gewenkt.
Bij een colaatje ontdooide Kees, raakten ze aan de praat en ontdekten hun gezamenlijke passie: schrijven.
Toen hij Kees vroeg of hij zijn begrafenisceremonie af wilde sluiten met een gedicht, bloosde Kees tot diep onder zijn hoody: ‘Wawawàt zegt u?’
Weken repeteerden ze en Kees groeide in zijn performance.
Trots keek hij toe hoe Kees zelfverzekerd ‘Dag dood’ voordroeg.
Na de laatste zin liet hij een stilte vallen, keek rond, knipoogde naar hem, groette de kist en ging fier af.
Tranen rolden over zijn wangen, die Kees, wat een natuurtalent.

 

Missie geslaagd, perfecte première.
Hijgend verhoogde hij de zuurstof en draaide het morfine-infuus verder open.
Terwijl Serena de rolstoel naar buiten duwde, belde hij de arts.

 

7-9-2019

Overpeinzingen van een krulwilg

Ze geniet van me, deze warme zomer, van mijn schaduw, mijn diepe groen afgetekend tegen de strakblauwe lucht en van de inkijkloze vrijheid die mijn bladerdak biedt.
Ook de kleine man, Louk noemt ze hem, is dol op me.
Middagen lang giet hij in mijn schaduw water van het ene bakje in het andere en laat er zijn tijgers, olifanten, giraffen en apen in zwemmen.
In mijn takken en rond mijn stam creëert hij bonte kunstwerken van slingers en veren.

Zijn werkwijze is uniek, hij bedenkt waar de onderdelen moeten komen en volgens zijn instructies hangt zij ze dan in mij.
Soms begrijpt ze hem niet of valt het onderdeel steeds uit mij, maar ze zijn grenzeloos geduldig allebei en blijven proberen tot het lukt.
‘Goed zo oma’, zegt Louk.
Dan lachen ze allebei en zo gek, dan vind ik het ineens niet meer raar dat ik er zo bont en vreemd gevuld uitzie, ik word er vrolijk van en ruis van plezier.
Wel zachtjes natuurlijk, anders valt alles uit me en kunnen ze weer opnieuw beginnen.

 

Een heerlijke zomer is het dus.
Toch … er hangt iets in de lucht, want de vrouw bekijkt me peinzend en ze fronst af en toe.
Ik ken die blik: dan vraagt ze zich af of ik het te hoog in mijn bol heb gekregen, of mijn takken te ver zijn doorgeschoten en of ik straks de najaarsstormen nog wel kan doorstaan.
Als ze zo kijkt, weet ik: ze gaat de grote snoeiman optrommelen.
Na de zomer, vóór de herfststormen, komt hij altijd, in een overall, met oorbeschermers, een stofbril, een grote grijns en een reusachtige zaag.

 

De laatste keer, drie jaar geleden, herinner ik me als de dag van gisteren.
Hij snoeide me verder terug dan ooit eerder: tot mijn kern en haalde ook daar nog een rand vanaf.
Ik trilde tot in mijn wortels en ging gebukt onder tegenstrijdige gevoelens, want echt: verlost worden van topzware takken is één ding, maar moet dat zó rigoureus?
Maanden stond ik daarna naakt en weerloos te bibberen in de winterkou.
Louk begreep er niets van, alle tijgers en veren die hij in me gooide, vielen meteen uit me.
En met Pasen kon de vrouw geen vazen vullen met mijn jonge lentegroen.
Ik lag zo braak dat stekken van andere bomen en struiken hun kans schoon zagen en zich nestelden zich in mijn kale kop.
Gelukkig keek ze dagelijks hoe mijn herstel verliep en dan trok ze die indringers er meteen uit.
Dat jaar was het al ver na Pasen voor ik iets voelde kriebelen en weer uitliep.
Maar toen had ik er weer helemaal zin in: in augustus barstte het nieuwe leven aan alle kanten uit me en had ik weer tijd voor logés.

Goed, ik moet er weer aan geloven, het is goed voor me, zegt ze en dat neem ik dan maar aan.
Wensen jullie me sterkte voor de operatie en een spoedig herstel?
Giraf, wacht je op me?

 

7-9-2016

Hallelujah!

Het regent tranen en toonladders door grote gaten in het dak van de oude boerderij.
Noach zwaait met zes zwemdiploma’s naar een hond op een ijsschots, hij heeft een grijze pet op.
Op de achtergrond schreeuwt Trump: ‘Mama, iedereen pest me!’
Mijn schoonzus troost hem maar huilt daarbij zo hard dat ze allebei verdrinken in haar tranenmeer.
Vanachter het balkje voor zijn ogen kijkt Jezus me doordringend aan, of is het mijn vader, mijn zwager of Rob?
Uit de verte roept meester Huiberts: ‘Als je die honderd jaartallen nog een keer opzegt, krijg je weer een tien.’

 

Ik nodig ze allemaal uit voor een taalquiz, ze komen en zitten in een kring om me heen.
Het wordt hilarisch, ik kan de vragen niet afmaken omdat ik steeds dubbel sla van de slappe lach, zij slaan zich op de knieën van de lol om mij en hebben alle antwoorden goed.
Om dat te vieren zingen we meerstemmig een hartverscheurend mooi Hallelujah waar Leonard Cohen op de achtergrond naar luistert, knikkend, minzaam glimlachend met de hand op zijn hart.
Daarna staren we in de brandende vlam van een marsepeinen kaars die ruikt naar de hachee van mijn moeder.

 

Zo zitten we tot de wekker gaat en ze allemaal verdwijnen.
Ik roep nog ‘kom terug’ maar ze zwaaien in de verte en lossen langzaam op.
Maar soms, als het stil is, hoor ik ze nog, in de wind, heel zacht.

 

22-8-2017

Een gelukzalige dag

‘Verbeelding is een entree tot de werkelijkheid, ze zegt meer van de werkelijkheid dan objectiviteit.’ Willem Brakman

 

Eindelijk, het regent weer!
Hoef ik me niet meer door lagen droge hete aarde te wurmen op zoek naar water.
Het had zolang niet geregend, ik was bijna uitgedroogd, er was niet veel meer van me over dan een skeletloos velletje.
Net als vorig jaar zomer.
Weet je wat me toen heeft gered?
Steeds als mijn vriend, de krulwilg, ook heel veel dorst had, liet hij een boel van zijn blaadjes vallen.
Als de mens die hier woont dat zag, legde ze de tuinslang een paar uur druppelend bij zijn stam.
Ze had geen idee dat ze daarmee niet alleen de krulwilg redde maar ook mij.
Natuurlijk is regen veel lekkerder dan kraanwater, maar toch leefde ik er van op.
In geurige vochtige grond voel ik me nou eenmaal als een vis in het water.

 

Het is hier best wonen hoor.
Eerst woonde ik een paar tuinen verderop maar dat was levensgevaarlijk, er werd veel te vaak gewied en gespit.
Dat doet deze mens niet, ze laat de boel groeien zodat ik lekker mijn gang kan gaan.
Tussen al dat groen vinden vogels me niet.
Pas als het onkruid hoog staat, trekt ze het met haar handen uit en die kan ik makkelijk ontwijken.
En gelukkig hebben mijn aardvijanden, de mollen, dit plekje nog niet ontdekt.

 

Als de kleine mens hier is, gebeuren er spannende dingen.
Hij speelt graag in de tuin.
Met bloemen en takjes en blaadjes en mieren en tijgers en leeuwen en ook mij.
Als hij me ziet roept hij ‘Rinus Rups’ en wil me pakken.

Ik ben geen rups maar dat kan ik niet zeggen want ik heb geen stem.
Ik laat hem maar, what’s in a name tenslotte?
Hij pakt me wel eens op, dat is griezelig, dan bekijkt hij me van heel dichtbij en soms drukt hij zacht zijn mond op mij.
Vreemd voelt dat, een beetje droog en zacht, ik vind het wel gezellig.
Eén keer toen hij dat wilde doen, pakte hij me zo stevig vast dat ik doormidden brak.
Hij keek heel verbaasd.
Ik schrok ook want ineens lag de helft van mij op de grond.
De grote mens zei toen tegen de kleine mens dat hij mij zachtjes terug op de aarde moest leggen, en ze legde mijn andere helft erbij en toen gingen ze gelukkig een eindje verderop spelen.
Slim van haar, kon ik even bijkomen van de schrik.
En wat er toen gebeurde, ik ben er nog confuus van: allebei mijn helften groeiden apart weer verder.
Ik wist niet dat dat kon. 
Was ik ineens een tweeling! 
Toch moet hij dat maar niet te vaak doen, want ik weet niet of dat trucje elke keer werkt.

 

Nou, vandaag is een topdag: het regent al uren, alle vogels schuilen, er is in de wijde omtrek geen mol te bekennen en de kleine mens speelt binnen, van achter het raam zwaait hij naar me en dan wiegel ik terug naar hem.
Wat wil een worm nog meer?

 

10-9-2015

Mijn land

Waar ‘doe maar gewoon’ de norm is en boven t maaiveld je kop wordt afgerukt.
Waar God alles ziet en de buren nog meer maar je weken dood in huis kunt liggen.
Waar protocollen, procedures en polderen de menselijke maat ontmoedigen.
Waar de grootste monden de meeste zendtijd krijgen.

 

Waar vrijheid van meningsuiting inhoudt dat kwetsen wordt veroordeeld maar niet verboden.
Waar veel bespreekbaar is maar nog meer onder een stinkende mantel van liefde verdwijnt.
Waar misstanden door vileine cabaretiers tot kunst worden verheven.
Waar men liever zingt ‘Mag ik dan bij jou’ dan het zijn naaste rechtstreeks aan te bieden.

 

Waar eendrachtig wordt gerouwd om rampen maar niet te lang want tijd is geld.
Waar mantelzorgers ‘maatschappelijk participeren’ als ze het vuur uit hun sloffen lopen voor een naaste.

 

Rivierenland vol gemeut en gemier in volle steden en leeglopende dorpen.
Maar gelegen langs een weergaloze oude kustlijn.

En dat vergoedt veel, heel veel.
9-8-2016

Warm, heel warm!

Assertiviteitscursus 1980

 

‘Hallo vrouwen, fijn dat jullie er zijn. Vanavond is het hoofdthema: ‘Jezelf zijn, wat betekent dat?’
Daar mogen we een paar minuten over na denken.
Daarna komt de deelronde waarin ieder vertelt wat jezelf zijn voor haar persoonlijk betekent.
Bij enkelen gaat dit gepaard met tranen en verongelijkte woede over wat hen is aangedaan door familie, bazen, echtgenoten.
Instemmend geknik, groepsomhelzingen, begripvol meeleven en strijdbaarheid wisselen elkaar af.
De conclusie is duidelijk: we hebben recht op gelijke beloning en aandacht en orgasmes!

 

‘En Anna, hoe ziet jezelf zijn er voor jou uit?’
Ik ril in mijn zelfgebreide vest, waarom is het in het vrouwenhuis altijd koud?
Ik zucht.
Meteen omhelst mijn buurvrouw me.
Ik duw haar weg.
‘Warm, ziet dat er uit voor mij, heel warm.’
‘Maar jij bent al een heel warm mens.’
‘Ja dat weet ik, maar ik wil warm zijn met Don Johnson op een privéstrand op Ibiza.’

 

4-4-2019                      

Op de step

Hij roept me. Eindelijk.
Ik ren naar de schuur.
Tussen stof en spinnenwebben trek ik mijn step tevoorschijn.
Rechtervoet staan, met links afzetten.
De wielen knersen even, dan schiet ik vooruit.
Wolken wijken, maanlicht wijst de weg naar het licht.

 

Als ik aankom, wenkt een vertrouwde schaduw enthousiast.
Ik zwaai kushandjes en gebaar: wacht lief, ik kom zo, eerst moet ik nog iets doen. Verder step ik, onderweg zwaaiend naar bekenden.

 

Daar zit hij, karakteristiek gebogen over zijn schaakbord.
Hij kijkt op, lacht, ‘Kind, ben je daar?’
Eindelijk kan ik het hem vragen.
‘Pap, wie was Alida?’

 

11-9-2018        

Paashaasmonoloog

‘Nee, geen koffie, geen tijd voor, die klus moet af.
Bovendien zoeken ze me, die lui van die blauwe enveloppen. Alleen maar omdat ik een beetje bijbeun. Hebben ze niks beters te doen dan seizoen werkers te pakken? Het is niet eens mijn corebusiness, dit, dat rare pak, dat gedoe met die eieren.
Nee, geef mij maar die daken in de winter, lekker rustig beetje pakjes door schoorstenen smijten, relaxed man.
Maar ja, de baas zat omhoog, dus dan pak je die klus.
Allemachtig, wat krijsen ze daar, verwende apen, kunnen ze mijn eieren zeker weer niet vinden.
Krijg ik de schuld natuurlijk.
Kan ik het helpen dat die ouders design wildernissen aanleggen in die achtertuinen? Ondank is ’s werelds loon.
Ik pik het niet langer, ik kap ermee, de rest pletter ik in de berm. 
Ik ren naar Schiphol, nog mazzel dat ik niet met die trage stoomboot terug hoef, ik pak de baas z’n privéjet.
Zoek het maar uit met die eieren, ik lig straks lekker in mijn hangmat in de zon in Spanje.
De groeten!’

 

29-2-2016