De vrouw voor me in de rij grabbelt in haar tas. Ik kijk en zie tot mijn stomme verbazing dat ze een wolk in haar tas heeft die uit de tas wil ontsnappen. De vrouw propt de wolk terug in haar tas en sluit ferm de knip. Ik geloof mijn ogen niet. Ik besluit de vrouw te volgen naar haar huis. Verstopt achter een boom zie ik hoe de vrouw, eenmaal binnen, de wolk uit haar tas haalt. De wolk dwaalt rusteloos door de kamer … Nog steeds geloof ik mijn ogen niet en zonder dat ik het besef, lopen mijn voeten naar het huis en ik kijk door het voorraam. Mijn ogen bedriegen me niet: het wolkje zweeft door de kamer.
Het volgende moment gaat de deur open, ik schrik, daar staat de vrouw. Ze zegt: ‘Bijna iedereen die mijn Woutje ziet, schrikt en loopt weg. Jij niet, jij volgde me naar huis. Wil je een kopje thee?’ Met het schaamrood op de kaken bied ik mijn excuses aan en hakkel ik dat ik haar niet tot last wil zijn en weg zal gaan. Dan zegt ze: ‘Ik ben Wilma, als je wilt vertel ik je over Woutje.’ Ik denk: ‘Ze is zo gek als een deur, een wolkje in je tas en in je huis en hem Woutje noemen.’ Maar direct realiseer ik me dat ze niet hallucineert want ik zie het wolkje ook. Impulsief ga ik in op haar uitnodiging en dat wordt het begin van de vreemdste ervaring ooit.
Wilma opent de deur van de huiskamer en daar hangt het wolkje, nu stil, in de hoek van de kamer. Verbaasd ga ik zitten, Wilma zet thee en gaat ook zitten. Het wolkje zweeft langzaam naar haar toe en posteert zich op haar schouder. Dan vertelt Wilma over het wolkje, of liever over het zoontje dat ze had: Woutje.
Jaren hadden zij en haar man op hem gewacht en ze waren dolgelukkig met hem. Tot Woutje ziek werd en ze weken aan zijn bed zaten. Hij stierf toen Wilma even alleen was met hem. In sobere woorden vertelt ze hoe intens verbonden ze zich voelde met hem en hoe ze instinctief zijn laatste adem opving in haar handen. Hoe ze, toen ze haar handen opende, tot haar stomme verbazing een klein beweeglijk wolkje zag dat naar haar lachte. ‘Zo blijft Woutje voor altijd bij me’, zegt ze en streelt het wolkje.
Ik weet dat het niet kan maar ik zie het wolkje knikken en lachen. Dan stuitert Woutje een paar keer op Wilma’s schouder als op een trampoline, neemt een aanloopje over haar arm en katapulteert zichzelf door de kamer naar het plafond in de hoek, duidelijk een spelletje dat hij vaker speelt.
Terwijl wij verder praten, spartelt Woutje vrolijk heen en weer door de kamer, nu raakt hij alle meubels aan en laat planten heftig heen en weer zwiepen, alsof hij tikkertje speelt met de dingen. Het is net of ik een fluisterschater hoor.
Ondertussen vertelt Wilma hoe alleen ze is, ze heeft haar verhaal een paar keer verteld maar haar man, familie en vrienden keerden zich ongelovig van haar af. ‘Alsof ik gek ben’, zegt ze verdrietig, ‘maar jij ziet hem toch ook? Denk jij dat ik gek ben?
21-8-2016