Aftellen

Tientallen jaren werkte ze met plezier, met hart en ziel.
Wanneer het begon, kon ze achteraf niet zeggen, het sloop er langzaam in.
Het verstarren als de telefoon ging.
Aarzelen met opnemen.
Wachten tot het rinkelen stopte.
Hopen dat er niets werd ingesproken.
De zucht als de beller aanhield.
Als ze opnam, overwon de jarenlang ingesleten modus van opgewekte doortastendheid.
Luisteren, meeleven, troosten, het was haar tweede natuur geworden.
Wanneer de hoofdpijn erbij was gekomen, wist ze ook niet precies.
Eerst voelde het alsof puistjes werden leeggedrukt op haar achterhoofd.
Later alsof een voor een haar hoofdharen werden uitgetrokken.
De pijn schrijnde haar schedel, nestelde zich boven haar ogen.
In het begin incidenteel, tijdens een vergadering, als ze een intake deed, een functioneringsgesprek voerde.
Nog lange tijd verdween de pijn op weg naar huis maar gaandeweg bleef hij. Vergezelde haar als ze naar bed ging, was er als ze steeds vaker wakker lag, stond op met haar.

 

Op een dag begreep ze wat de hoofdpijn betekende: vierenveertig jaren werken in de zorg eisten hun tol.
Haar lijf was vol, haar geest overvol.
Niets kon er meer bij. Ze was op.
Maar ze moest nog acht jaar.

 

De opmerkzame zoon stelde de vraag die haar wanhoop doorbrak: ‘Acht jaar, weet je dat zeker?’
Samen onderzochten ze de mogelijkheden en ontdekten dat het kon: eerder stoppen.
De immense opluchting en blijheid die haar doortrokken, verjaagden de hoofdpijn.

 

Ze telde: verlofuren, overuren, levensloopuren.
Rekende.
Steeds kwam er dezelfde datum uit: 1 mei volgend jaar.
Dat werd de dag, besloot ze en schreef op de scheurkalender naast haar stoel: 357.
’s Avonds trok ze langzaam en weloverwogen het blaadje los, verscheurde het in ontelbare snippers, gooide ze in de papierbak en keek glimlachend hoe ze naar beneden dwarrelden.
Schreef toen op het volgende kalenderblad het nieuwe getal: 356.
Elke dag een nieuw getal, 355, 354, 353 …

 

Op 30 april 2014 hield ze een aansteker bij het afgescheurde blad, waarop 1 stond. Het ging in vlammen op.
Nog maanden daarna schreef ze elke dag een 0 op het kalenderblad.
Met een smiley. 

 

27-11-2018
Naar aanleiding van Schrijven OnLine schrijfopdracht # 221: schrijf een verhaal waarin een scheurkalender een rol speelt

Boodschap

In een stijf gestreken witte doktersjas strooide hij met begrippen als met pepernoten: reumatoïde artritis, chronisch, progressief, goudinjecties, Prednison.
Geïmponeerd en niet begrijpend staarden ze hem aan, met open mond.

 

De coassistent, in een gekreukelde witte jas boven een vale spijkerbroek, pakte het anders aan:
‘Heeft u kinderen?’
‘Ja, twee jongetjes.’
‘Fijn, jongens, dan kunnen zij later uw rolstoel duwen.’

 

Hoewel ze deze boodschap wel begrepen, staarden ze ook hem met open mond aan.

 

15-1-2018

Schoenen in de gang

Gisteren klopten ze aan, ik liet ze binnen.
Nu staan ze in mijn gang.
Schoenen.
Hele grote.
Ze vertellen verhalen over ver en vreemd en veel te veel.
Over gestoten neuzen, gebroken hakken, gaten in zolen, verloren veters.

 

Ik luister, troost met macaroni, grapjes en wat wijze woorden.
Geef ze een bed, een bad, een borstel en wat schoensmeer.
En een zetje: poets jezelf tot je weer glimt en glanst als nieuw.
Je kunt het.

 

Er staan schoenen in mijn gang.
Hele grote.

 

6 -11-2018
 

WC-renovatie

De jonge man stelt zich vriendelijk voor, veegt nauwkeurig zijn voeten, drapeert zijn jas op een hangertje, trekt een kraakheldere overall aan.
Zorgvuldig stalt hij hamers, beitels, boren en grofvuilzakken uit.
Koffie?
Alstublieft, met alles graag.
Hij roert zijn koffie, legt het lepeltje op het schoteltje, drinkt. ‘Dankuwel mevrouw, hij is lekker.’
Hij vraagt waar het water afgesloten kan worden, opent het luik, vraagt of ik nog water nodig heb, sluit dan de waterkraan.
Ik vraag waarom?
‘Alleen maar voor het geval ik een waterbuis raak.’
‘Is u dat wel eens gebeurd?’
‘Nee mevrouw, in vijf jaar nog nooit, ik doe het voor de zekerheid, als ik toch een verkeerde leiding raak, moet ik het water direct kunnen afsluiten, begrijpt u.’
Ik begrijp het.
Hij pakt hamers, beitels, boren, vuilniszakken, zegt ‘Niet schrikken mevrouw’, stapt in de wc, sluit de deur.

 

Snerpen.
Krijsen.
Dreunen.
Het huis schudt.
Servies rammelt.
De klok valt van de muur, mijn laptop van mijn schoot.

 

Na een eeuwigheid gaat de wc-deur open.
Een donkergrijze vuilbestofte zombie draagt zakken vol puin van muur- en vloertegels naar buiten.
Hij kijkt intens gelukkig.

 

20-10-2018

Ga niet op de bank zitten

Als de liefde van je leven is gestorven, omhelzen mensen je vaker en warmer, merkt ze verwonderd op.
Ook de collega die zijn bureauspullen brengt, houdt haar even stevig vast voor hij gaat zitten.
Ze schenkt koffie in en kruipt in haar hoekje op de bank.
Ze praten, hij vraagt hoe het gaat, ze mist hem zeker erg?
Blij met zijn begrip, vertelt ze over de lege stilte in huis.
Hij knikt, komt naast haar zitten.
Slaat een arm om haar heen.
‘En seks mis je natuurlijk ook hè? Je bent vast veel te kort gekomen de laatste tijd.’

 

3-10-2018

Geuren van geluk

Oom oogst sperziebonen, snijbonen, penen, kroten in de moestuin.
Met emmers vol komt hij de keuken in.
‘Alsjeblieft, ons wintervoer,’ zegt hij.
Ik help tante met schillen, doppen, afhalen.
Ze kookt de groenten in grote pannen.
De deksels klepperen, de geur van kokende groente vult de warme keuken.
In de grootste pan kookt ze weckpotten en deksels.
Daarna vult ze ze met de gekookte groenten, een zorgvuldig werkje want ze moeten zo steriel mogelijk blijven.
Ze sluit ze en zet ze op de planken in de kelder bij de rijen weckpotten die wachten op de winter.
Ze ruikt naar zweet en odeklonje.
Ze vertelt verhalen over mensen die ik niet ken.
Ineens stopt ze, zegt: ‘Dat zijn grotemensenzaken, daar ben je nog veel te klein voor.’
‘Maar ik ben al heel groot’, zeg ik.
Ik weet niet waarom ze lacht maar het klinkt zo lief dat ik vanzelf meelach.
‘Ga maar bramen plukken’, zegt ze, ‘maar niet te veel eten hoor, dan krijg je buikpijn.’
In de tuin pluk ik handen vol bramen, nooit raken ze op.
Mijn armen en handen, geschramd door de braamtakken, zien rood van het bramensap, ze ruiken zwartzoet.

 

Tante overleed, oom verhuisde naar een seniorenwoning met uitzicht op zijn vorige huis.
Hij maakt vruchtenbowl voor me, net als vroeger tante deed, ‘die bramen zijn van Albert Heijn.’
Genietend lepel ik de herinnering, kijkend naar het oude huis.
De nieuwe bewoners hebben het onherkenbaar verbouwd en de grote moestuin betegeld.
Het geeft niet.
De geur van kokende groente in een warme keuken, van bramenzoet, van tantes odeklonjelach, ze hebben zich onuitwisbaar in me geëtst.
 
geschreven in het kader van een schrijfopdracht: schrijf een verhaal waarin geuren een grote rol spelen
10-10-2018

WC-reno

Kleinzoon zit op de wc, ik op mijn hurken ernaast.
We zingen Berend Botje, dat poept gezelliger.
Ik zing, hij zoemt, samen gebaren we:
‘De weg was recht’, handen naar voren.
‘De weg was krom’, golfjes maken.
‘Hij is niet hier’, wijzen naar links.
Bij ‘Hij is niet daar’ wijzen we naar rechts en zie ik de bult in de tegelmuur.
‘Muur stuk’ zegt Louk, die laconiek heeft uitgevonden.

 

Als een arts die longen beluistert, beklopt de aannemer de tegelmuren.
Zorgelijk stelt hij de diagnose: alle tegels zitten los.
‘Mevrouw, er zit niks anders op, u moet een wc-reno.’

 

6-9-2018

Over mannen en korte broeken

Mannen en korte broeken, ze vormen maar zelden een goede combinatie.
Soms ligt dat aan de broek: een vormloos kaki exemplaar, met grote, door de drager volgepropte, zakken.
Soms ligt het aan wat er uit die broek steekt: harige melkflessen, klutsknieën, ballonkuiten, zwik-enkels.
Toch, dat is allemaal nog wel met enige toegeeflijkheid te aanschouwen, helemaal als het gaat om een verder innemend en aantrekkelijk manspersoon.

 

Anders wordt het als manlief verzot is op, wat heet: verslaafd is geraakt aan iets dat zijn bestaan begon als vrolijk paars-wit-azuur gekleurde …
Ja, daar begon het al: hoe noemt men dit kledingstuk?
Volgens hem was het een Bermuda, ik vond de pijpen daarvoor te kort en noemde het shorts.
Enfin, vanaf de aanschaf waren hij en het ding (ik noemde het al snel ‘het ding’) onafscheidelijk.
Elke vakantie ging het mee.
Ook toen al na de eerste zomer bleek dat de elastieken tailleband koppig in de uitgerektste stand bleef staan en de kleuren nog maar vaag verwezen naar de oorspronkelijke tinten.
Welke argumenten ik in mijn groeiende walging ook aanvoerde: vormeloos, verkleurd, dik/oud/kort makend, net een wijd rokje, een sexkiller, op alles hoorde ik: ‘Ja maar hij zit zo lekker.’
Voorafgaand aan elke zonvakantie verdonkeremaande ik het ding onopvallend.
Zinloos, zo slordig en vergeetachtig als manlief verder was, hij maakte er een halszaak van om, voor we vertrokken naar warme streken, hoogst persoonlijk te controleren of het ding was ingepakt.
Was dat niet zo dan, doorzocht hij het hele huis.
Tegen die tijd gaf ik toe en zei waar het ding lag, want tja, hoe ver ga je met verzet als iemand zo verknocht is aan een kledingstuk?
Zo ging het jarenlang.
Begrijpelijk toch dat, toen de drager er niet meer was, het ding door mij werd weggegooid?

 

Maar daar heb ik spijt van.
Het ding is namelijk niet weg.
Ik had het net zo goed kunnen houden, ergens ver weg gestopt in een kast, bij de vakantiefoto’s waar het op staat.
Want naar nu blijkt: het ding heeft zich genesteld in mijn geheugen.
In al zijn vormeloze versleten vervaagde uitgelubberde lelijkheid doemt het af en toe op in mijn dromen.
En wat zo raar is, mijn walging van toen heeft plaats gemaakt voor vertedering.

 

 
3-3-2017

Piepers jassen

Onwillig martelde mijn linkerhand een aardappel.
‘Wat doe je dat raar’ zei ze, en deed het nog een keer voor. In een lange krul gleed de schil van haar aardappel af.
Ik ploeterde door tot er van de dagelijkse gezinsportie aardappels een zielig hoopje vreemd gevormde misbaksels restte, het schilmandje gevuld was met centimeters dikke brokken aardappelschillen en mijn vingers vol pleisters zaten.

 

‘Wat eten we laat. Wat weinig aardappels. Wat zien ze er raar uit’ zeiden mijn zussen later aan tafel.
‘Als ze geen piepers kan jassen, wil geen man haar hebben’ zei mijn vader.

 

18-7-2018 

Oudewijven

Drie maal deed ik een EHBO-cursus en leerden rechtshandige instructeurs mij de platte knoop, te gebruiken bij het aanleggen van mitella’s en grotere verbanden. Hoewel ik zag en begreep hoe ze verbandslippen links, rechts, onder en over elkaar vouwden, kwamen er uit mijn handen alleen bultige constructies die ‘echte oudewijvenknopen’ werden genoemd.
De laatste instructeur zag mijn knoop en zei:
‘Wat is dat in hemelsnaam? Loop jij maar een straatje om als er ergens iets gebeurt.’
Toen pas wist ik het enig juiste antwoord.
Vinnig beet ik hem toe: ‘Linkse hersens maken dit soort knopen.’
Ik zakte.

 

18-7-2018