Voorbij

In de Facebookgroep Ultrakorte verhalen was deze keer het woord ‘Vergankelijk’ het woord van de week. Het inspireerde me tot dit verhaal:

 

De laatste jaren verzachtten de valiumsluiers over je gezicht niet meer de diepe voren in je voorhoofd, je sombere blik, je strakgetrokken mond.
Nooit sprak je over je twijfels: of je wel goed genoeg had gezorgd voor je gezin, of je wel goed genoeg had geleefd om uitverkoren te zijn.

 

De dominee vertelde het, toen je er niet meer was.
Toen pas besefte ik waar je levenslang mee had geworsteld.
Voelde verdriet: wat èrg dat je daarmee leefde.
En wist: jouw hel kwam niet na je dood.
Die is met jou gestorven.

 

30-10-2023
 

Nuttige handwerken

Zondags gingen we naar de oma’s in Barneveld.
Eerst naar de mama van papa.
Door de keuken naar de kamer, oma een kusje geven en gaan zitten.
Koud was het er.
Oma schonk thee en wij kregen limonade.
Als ze glazen tekort kwam, haalde ze die in de voorkamer, de mooie kamer.
Daar wachtte ik op.
Ik ging altijd zo zitten dat ik de voorkamer in kon kijken als oma de deur opende, de glazen pakte, terug kwam en de deur weer sloot.
In die tien tellen keek ik naar de gestalte, bril, grijs knotje, grijze jurk, grijze pantoffels, in de leunstoel bij het raam in de zon, ingespannen breiend, nooit zag ik haar opkijken.
Dat is de moeder van oma fluisterde mijn moeder toen ik vroeg wie dat was: ‘Ssst, die is niet goed bij haar hoofd.’
Wat was dat, niet goed bij je hoofd zijn?
‘Zeur niet, dat hoor je wel als je groot bent.’

 

Op school leerde ik breien, ook ik tuurde ingespannen naar de naalden in mijn onhandige armen en de bol wol die steeds wegrolde.
Lang bleef het me een raadsel hoe die combinatie: breinaalden, wol en mijn linkshandigheid, ooit kon leiden tot een sok.  
Ik zwoegde en zweette, mompelend: insteken omslaan doorhalen af laten gaan.
Vaak haalde ik de volgorde van die handelingen door elkaar.
Ik liet steken vallen, vergat steeds weer hoe ik die moest ophalen en creëerde na een paar pennen breien een strak knoedeltje waar niks meer mee te beginnen was. ‘Uithalen en opnieuw beginnen en beter je best doen anders krijg je een onvoldoende voor nuttige handwerken’ bromde juf en trok mee als het knoedeltje zo muurvast zat dat ik het niet van de naald kreeg.

 

Gefascineerd staarde ik zondags die tien tellen naar overoma, in haar razendsnel bewegende vingers herkende ik niets van wat ik op school moest leren, en nog minder in die jaloers makende mooie halve sok aan haar breinaalden.
Tot ik op een keer bedacht dat die sok er altijd even groot uitzag en dat die bol wol voor haar op tafel nooit kleiner leek te worden, en breide overoma altijd alleen maar met grijze wol?
‘Wat breit overoma eigenlijk?’ vroeg ik mijn moeder.
‘Sokken’ zei mijn moeder, ‘elke dag twee. Maar die haalt oma ’s avonds weer uit want wol is duur en ze merkt het toch niet.’

 

Nog steeds komt er verbijstering in me op bij deze herinnering.

 

19-10-2023

Wat vind jij?

Voor mijn geestesoog verschijnt de geblurde foto van een onthoofde baby.
Een documentaire over de voorgeschiedenis van dit gewapende conflict.
Beelden van ruïnes en rondtrekkende dakloos geworden mensen.
De moeder die radeloos schreeuwt dat niemand helpt.
De man die met doffe ogen al dagen naar zijn peuter zoekt in het puin.
En daardoorheen een kakofonie van stemmen die allemaal iets vinden.

 

Met priemende ogen wacht hij op antwoord.
Ik hakkel over onmenselijk en dat geweld nooit een oplossing is.
Hij lacht schamper en bekogelt me met onweerlegbare  ‘jamaars.’

 

Ik zwijg.
Machteloosheid woelt mijn maag in een knoop.
Ik vind niks.

 

12-10-2023

Er is geen tijd

‘Er is geen tijd. Of is er niets dan tijd?’ uit Eb van Vasalis

 

Maanden leeft ze toe naar deze dag.
Haar ouders brengen haar en manen: ‘Je gedraagt je wel hoor. Tot volgende week.’
Maar volgende week is ver weg, hier bestaat alleen maar nu.

 

Ze dwaalt verwonderd door de dagen, oom en tante zijn lief, het huis is warm en veilig, ze slaapt in het oude krakende bed op zolder, de matras heeft een kuiltje waar ze precies in past.
Eten mag ze laten staan als ze het niet lust, maar ze vindt de rode kool lekker.
In de grote moestuin plukt ze volop pruimen, bessen, knoepers en bramen. Om te eten en voor tante die ze kookt en de kelder vult met weckpotten.
Middagen leest ze ‘Margriet-winterboeken’ in een ligstoel onder de notenboom.
’s Avonds kijken ze grotemensenprogramma’s, zo maar door de week met chips en limonade; met hun wijsvinger voor hun mond zeggen oom en tante: ‘Maar niet aan je ouders vertellen hoor!’
Bij een spannende film met Elvis Presley glijden er zomaar tranen over haar wangen als hij zingt: ‘Muss i denn.’
Ze schaamt zich, wacht op het vertrouwde ‘Stel je niet aan’, maar tante aait over haar hoofd: ‘Kind toch.’

 

Op zondagmiddag wordt ze weer opgehaald.
Ze wil niet.
Onderhandelt of ze langer mag blijven, een week, een paar dagen, een dag?
Haar vaders blik doet haar zwijgen.
Ze bedankt voor het logeren, tante knuffelt haar.

 

Op haar plekje op de achterbank, achter haar vader, staart ze naar buiten.
Ze kijkt naar de bijna onzichtbare druppeltjes motregen op het raam, die lijken op vermomde tranen.
De tijd is weer terug.
Hoe lang duurt een jaar? 

 

 
6-7-2023
Bewerking van ‘Logeren’ d.d. 16-3-2016 

Bestemming

Langzaam vervaagt de slaap, ik rek me uit, gaap vergenoegd, goeie bedden hebben ze hier.
Opstaan, aankleden, op slippers slenteren naar de boulangerie aan de overkant: ‘Bonjour, deux croissants s’il vous plait.’
Het meisje lacht: ‘Ook goeiemorgen, zijn twee croissantjes ook goed?’
Er komen vast veel landgenoten hier.

 

Weer terug zet ik koffie, goeie koffie hebben ze hier.
Op het terras geniet ik van mijn ontbijtje.
Het is nog geen elf uur maar de thermometer geeft nu al 29 graden aan in de schaduw.
Zoals voorspeld, de zomers worden hier steeds Spaanser.

 

Ik kijk om me heen.
De oleander barst van de knoppen, hortensia’s, clematissen en stokrozen bloeien al in een bont boeket van rood, paars en roze, lavendel geurt lila.
Verderop spelen kinderen uitgelaten bij een zwembad, geplons en gegil mengen zich met het gekrijs van een meeuw die landt op een schoorsteen: een witgrijze vlek in een wolkeloze zomerlucht.
Mijn ogen glijden over de stapel boeken op tafel, al maanden verleiden ze me in het voorbijgaan: ‘lees mij, lees mij, je gaat mij geweldig vinden.’
Of zal ik eerst een ommetje maken langs de rivier?
Mijn lijf blijft zitten, voelt met gesloten ogen de warme troost van de zon, luistert naar een merelconcert, snuift de bloemengeuren op.

 

Van de vele plaatsen waar ik ooit was, bevalt deze me het best.

 

 

26-6-2023

‘Kreunen moet verdwijnen’

Begin mei regent het dagenlang en dus begin ik eindelijk aan een jaren uitgestelde klus.
Ik installeer me op zolder tussen dozen die daar tientallen jaren stof hebben kunnen vergaren.
Een voor een open ik ze, stof dwarrelt op, niezend blader ik door papieren, foto’s, documenten, tekeningen, agenda’s: restanten van lang vervlogen levens, waarvan ik een deel op afstand mee beleefde.
Uren vliegen voorbij, af en toe sta ik op, rek me uit voor het open raam, adem diep de frisse vochtige lentelucht van 2023 in.
Soms stofzuig ik, sop, zeem, ga een eindje om, drink koffie.
Ga verder.

 

Vandaag duik ik in een doos met agenda’s uit de jaren dertig, veertig en vijftig van de vorige eeuw.
Ik kijk ze door, schud ze uit, af en toe rollen er fotootjes uit, meestal naamloos, en bidprentjes, veel bidprentjes, met mij onbekende namen. 
Steeds sneller gaan ze door mijn handen, vliegen mijn ogen over de inhoud.
Het rode RPS-agendaatje met 1954 op de voorkant krijgt dezelfde behandeling.

Ik blader er vliegensvlug doorheen, het lijkt leeg, kan weg.
Dan vangen mijn ogen in een flits een tekening.
Ik vertraag, wat was dat?
Open de agenda opnieuw.
Op de binnenkant van het voorblad zie ik een kleine tekening van een babyhoofdje, in doeken gewikkeld, de ogen gesloten, uit het neusje een zuurstofslangetje.
Ik hou mijn adem in, ontroerd door de subtiele, bijna tedere potloodlijnen.
Eronder staat in kleine keurige letters: Paultje 12-2-54.
Langzaam blader ik verder.
Merk op dat de blaadjes tussen 19 januari en 15 februari ontbreken, evenals die tussen 19 februari en zeven maart.
Op donderdag18 maart lees ik een boodschappenlijstje:
Vanillewafels Verkade
e.a gemengd
trommeltje!
pond Bananen

 

 
Dan beland ik bij het binnenblad van de achterkant.
En zie een kleine tekening van een zichtbaar pasgeboren kindje, de vorm van het hoofd nog getuit, zoals je dat wel ziet na een tangbevalling.
Ook hier dat zuurstofslangetje in het neusje.
Op de eerste tekening oogde het kindje vredig, hier niet, pijn spreekt uit de potloodlijnen.
Notities naast en onder de tekening, hier is het handschrift niet keurig recht maar schuin, met lange slordige uithalen:
’11-2-45 (noot: dit is een agenda van 1954, zijn hier wellicht in de consternatie van de gebeurtenissen de 5 en de 4 verwisseld?)
uit zichzelf gehuild
ca 3 uur goed gehuild na spuit
kleur goed
Kreunen moet verdwijnen

 

Verder is de agenda leeg.
Geen naam van de eigenaar, geen adreslijsten.
Geen afspraken voor ontmoetingen of werk, feestjes, vakanties of verjaardagen.

 

 

Een paar dagen later vind ik, in een andere doos, afschriften:
Een afschrift: ‘In het register van geboorten der gemeente Haarlem is ingeschreven: Paulus Adrianus Bavo van Berendonk geboren op 11 februari negentienhonderd vier en vijftig.’
Een afschrift, akte A 216: ‘Uit het overlijdensregister der gemeente Haarlem blijkt dat aldaar op dertien Februari negentienhonderd vier en vijftig is overleden: van Berendonk, Paulus Adrianus Bavo, oud twee dagen.’

 

Het kreunen is verdwenen.

 

21-6-2023

Hoteldebotel

Een kenmerk van echte liefde: die sterft niet mee met de geliefde maar leeft gewoon verder in je.
Toen deze week in de schrijfgroep Facebook Ultrakorte verhalen dan ook het Woord van de Week ‘hoteldebotel’ was, was dat voor mij een inkoppertje.
Even opgraven, afstoffen en draaien.
Hij klinkt weer net als toen!

 

Hoteldebotel

 

Gelukt: Ziggodome eerste rij!
Zorgvuldig bereid ik me voor: neem vrij, organiseer vervanging, regel de reis.

 

Om acht uur die avond komen de bandleden op, nemen hun plaats in, stemmen hun instrumenten, ik zwaai, ze zwaaien terug.
Dan huppelt hij het toneel op, stopt vlak voor me, zakt op zijn knieën, kijkt me diep in mijn ogen, zet in: ‘Dance me to the end of love.’
Drie en een half uur lang zingt hij.

 

Er gaan hardnekkige geruchten dat hij die avond, 25 september 2013, voor zevenduizend mensen optrad.
Dat ontken ik ten stelligste.
Hij zong alleen voor mij.

 

2-6-2023

Apotheek

Als hij is uitgerust, pak ik zijn jas, help hem met aantrekken.
‘Kom, even een ommetje, halen we gelijk je medicijnen op.’
Altijd voegde hij zich naar mijn tempo, nu hou ik mijn passen in, zo schuifelen we de honderd meter naar de apotheek.
Binnen kijk ik bezorgd rond, het is druk, dat houdt hij niet vol, toch trek ik een nummer want zijn pijnmedicatie is bijna op.

 

We gaan zitten en wachten.
Hij bladert door folders die middelen aanprijzen tegen voetschimmel, zonnebrand, verkoudheid.
Ik zou er wat voor geven als we daar voor hier waren.

 

Als we aan de beurt zijn, zoekt hij steun bij de balie, hijgt zijn naam en geboortedatum en: ‘herhaalmedicatie.’
Een ons onbekende assistente, groot en stuurs, kijkt op de klok, schudt haar hoofd, zegt streng: ’U bent te vroeg, herhaalmedicatie verstrekken we pas na drie uur en het is nog maar kwart voor drie.’
Ze wendt zich van ons af, kijkt de zaak rond: ‘Wie volgt?’

 

Hij krimpt in elkaar als een geslagen hond, sjokt zwijgend naar de deur.
Ik sta stil, woede vlamt op in me, machteloos kijk ik rond.
De assistente die we al jaren kennen, vangt mijn blik, onderbreekt het gesprek met haar klant en komt naar me toe: ‘Hoe gaat het?’
Ik vertel dat we zijn morfine niet mee krijgen omdat we een kwartier te vroeg zijn.
Ze schrikt zichtbaar, haast zich naar de kast met herhaalmedicatie, zoekt en komt terug met onze medicatie.
Met een rood hoofd reikt ze me de doos aan en stamelt: ‘Sorry sorry, natuurlijk geldt die regel niet voor u in deze situatie, ik vind dit zo erg, dit had nooit mogen gebeuren. Excuses!’

 

17-5-2023

Vaderschaduw

Je hield van klassieke muziek maar bewaarde het luisteren ernaar voor de spaarzame momenten dat je alleen was.
Pas jaren na je dood verdiepte ik me, aan bed gekluisterd door een hernia, in mijn sporadische herinneringen aan jouw klassieke voorkeuren.
Ontdekte verwonderd de schoonheid van de muziek van Grieg, Händel, Bach.

 

Herstellend van de operatie luister ik voor het eerst en onwennig naar de Matthäuspassion.
Vanaf het eerste koor, ‘Kommt ihr Töchter, helft mir klagen’, ben ik verpletterd, zoals dat me een paar jaar daarna ook overkomt bij de concerten van Leonard Cohen.
Gretig lees ik alles over het ontstaan en de geschiedenis van de Matthäuspassion, ga elk jaar naar een uitvoering of kijk en beluister hem thuis.

 

In die uren rond Pasen ben je dichterbij dan ooit, soms vraag ik in gedachten welke aria jij het mooiste vindt en waarom.
Antwoorden krijg ik niet, maar de verlate saamhorigheid die me bekruipt tijdens de uitvoering, is een onverwacht cadeau bij dit meesterwerk.

 

 
 
9-4-2023

Zoenen staat niet in Koenen

1971
We zijn straalverliefd.
Ik ga mee naar zijn ouders, verlegen en zenuwachtig.
Een volle kamer, gepraat, gelach, een warm welkom.
Gelukkig.
Iemand komt binnen, komt naar me toe, stelt zich voor, monstert me van top tot teen, buigt zich naar me toe.
Ik verwacht de obligate drie kussen op de wang maar hij zoent me, vol op mijn mond.
Grijnst, zegt ‘dat heeft broer goed gedaan deze keer.’
Draait zich om, vertrekt.
Ik sta verstijfd, doe niets, zeg niets.
Pas veel later denk ik dat iedereen dit toch gezien moet hebben?
 
1998
We zijn vijfentwintig jaar getrouwd en vieren dat op Samos.
Op de laatste avond eten we bij het strandtentje waar we al eerder waren.
Na het eten loopt man naar de kassa om af te rekenen.
De ober ruimt de tafel af, we babbelen gezellig, net als de vorige keren.
Als hij begrijpt wat we vieren, lacht hij, steekt zijn hand uit.
Ik denk om de mijne te schudden en steek mijn hand uit.
Hij pakt hem, trekt me overeind, zoent me, vol op de mond, ‘Congratulations.’
Ik ruk me los, deins achteruit, pak mijn tasje en loop het restaurant uit, waar man zich even later verbaasd bij me voegt.
Ik vertel wat er gebeurde, hou hem tegen als hij naar binnen wil om verhaal te halen.
Sus: laat maar, we gaan hier echt nooit meer komen.

 

2005
De eerste bijeenkomst van de supervisoren intervisiegroep is bij mij thuis.
De meesten ken ik, de nieuwe heet ik van harte welkom.
‘Fijne ontvangst’ zegt hij en buigt zich naar me toe.
Vlak voor hij me op de mond wil zoenen, deins ik terug, zeg ijzig: ‘pardon?’
Hij lacht en sust: ‘Ach, een kusje, dat is toch niet erg?’
Ik maak me breed en herhaal: ‘PÀRDÒN?’
Het is voldoende.
Ah, nou snap ik het, zo doe je dat dus.

 

2007
Mijn collega en ik volgen een serie landelijke tweedaagse trainingen voor coördinatoren in de terminale zorg.
De thema’s verschillen per keer: over publiciteit, beleid, selectie, training en begeleiding van vrijwilligers.
Gaandeweg groeit de groep naar elkaar toe, er wordt veel uitgewisseld, ’s avonds is het gezellig en wordt het laat.
Het afscheid na afloop van de laatste training is hartelijk en warm, er wordt geknuffeld, hier en daar vloeit een traan.
Een van de collega’s pakt mij stevig vast, en zoent me, vol op de mond.
Als ik terugdeins, grijnst ze en knipoogt.
In de auto terug vraag ik mijn collega hoe deze vrouw afscheid nam van haar.
Mijn collega is kort: ‘Nou gewoon, een knuffel, hoezo?’
Ik vertel wat mij overkwam.
‘Wat? Plat op de bek? Da’s niet normaal hoor. Volgens mij heb je sjans.’
Verbijsterd ben ik, omdat ik aan die optie niet eens heb gedacht maar vooral omdat dit, toch weer, gebeurd is.

 

Waarom en waarom nu, haal ik deze herinneringen op?
Natuurlijk hebben maatschappelijke ontwikkelingen rond ongewenste intimiteiten hiermee te maken.
In december las ik het zoveelste artikel hierover, de kop was:
‘Voor ik het doorheb, geeft hij me een natte, kleverige zoen vol op mijn mond. Ik verstijf.’
Mijn eerste reactie is: oh, ik ben niet de enige.
Weer vraag ik me af: waarom liet ik dit gebeuren, zelfs, vooral, toen ik ouder, wijzer en vooral veel assertiever was?
Ik heb geen antwoorden, besef door deze ervaringen wel het verschil tussen enerzijds en wederzijds knuffelen, omhelzen, wangkussen.
En anderzijds en níét wederzijds zoenen op de mond.
Jaap Fischer zong het zo:

 

Liefde is minnen
En samenzijn
Iets nieuws beginnen, mijn is dijn
Warm van binnen
Verlegenheid, samen in zee, geen ach, geen wee
Maar hola nee, genegenheid
En liefde is niet houden van
Je kan van zoveel vrouwen houwen
Je kan met zoveel vrouwen trouwen
Als je er wat in ziet
Maar liefde is dat niet
Je houdt van kip met appelmoes
En toen knikte de prinses, want ze hield ontzettend veel
Van kip met appelmoes
En toen had de geleerde het over Amor en Caritas
En wat het verschil daartussen was
Over Agapè, Eros en Filia
Over een diner voor twee met dansen na
En de prinses was stil en zo luisterde ze
En toen ze wat mocht vragen fluisterde ze
En zoenen?
Zoenen staat niet in Koenen, zei de geleerde
En ging

 

 
uit ‘Sprookje’
12-3-2023