Mijn zesdehands fiets.
Ik was negen en mijn fiets kwijt.
‘Waar heb je hem voor het laatst gebruikt?’, een logische vraag van korzelige ouders.
Ik wist het niet.
Een week lopen later, liep ik naar de bibliotheek.
Daar stond hij, niet op slot, tegen de muur.
En o ja, toen wist ik het weer: ik was zo blij met mijn nieuwe portie leesvoer dat ik de week daarvoor lezend naar huis liep, totaal verdiept in een andere wereld.
Maatje 38, voorbij, voorbij, o en voorgoed voorbij.
Kinderlijke onbevangenheid.
Kijkend naar kleinzoon Louk, zie ik dat hij behoudt wat wij in de loop van de tijd bijna altijd verliezen: het vermogen om volledig en zonder vragen in het hier en nu te zijn.
De slappe lach, maar misschien, als ik heel diep graaf, zit die nog wel ergens.
De mens voor wie ik de belangrijkste mens was.
Gelukkig is er ook een lijstje: Gevonden.
Maar dat is nog niet af, en hoera, dat is nu al aanzienlijk langer dan het lijstje Verloren.