Zijn knellende omhelzing, de sigarenwalm, zijn keurende blik.
Hij komt naast me zitten op de bank, zijn arm zwaar op mijn schouder.
Vraagt hoe het gaat, kijkt naar mijn mond.
Wijs geworden, hou ik mijn antwoord kort.
Hij knikt, zet zijn gehoorapparaat aan en vertelt.
Over zijn belevenissen van de afgelopen weken, over zijn onderzoek naar de resten van Romeinse nederzettingen in Europa.
Af en toe vraagt hij ‘Wist je dat …?’ maar verwacht geen antwoord.
Als hij klaar is, klikt hij zijn gehoorapparaat uit, steekt een sigaar op, inhaleert diep, blaast zichtbaar genietend de rook uit, staat op en verdwijnt achter zijn bureau.
Jaren zwijgt hij in zijn rolstoel na de hersenbloeding.
De logopediste die hem wil helpen bij zijn spraakproblemen, haakt af: bij alles wat ze voorstelt, draait hij zijn hoofd weg.