Dreiging

Wachtend op mijn beurt zoek ik op mijn smartphone vast de barcode van mijn pakje en kijk wat rond.
Voor me in de rij staat een magere vrouw met een grauw doorgroefd gezicht, ik schat haar rond de veertig.
Ze vraagt naar de grootste verpakking zware shag.
Het meisje achter de toonbank draait zich om, opent het slot op de rookwarenkast en zoekt de juiste verpakking shag.
Mijn blik glijdt over de posters op de kast: een zwarte long, een afbrokkelend gebit en een grafsteen.
Onder elke foto in vette zwarte letters waarschuwingen: Roken brengt u en anderen rondom u ernstige schade toe. En: Roken is dodelijk.

 

Het winkelmeisje overhandigt de vrouw de shag, noemt een, in mijn ogen ontstellend hoog, bedrag en fluistert: ‘Hoe gaat het nou?’
‘Hij wil de voogdij en zegt dat als ie die niet krijgt, dat ie Robin gewoon mee neemt.’
‘Maar hij heeft toch een straatverbod?’
‘Ja, dat weet ik en dat weet jij maar dat houdt hem niet tegen en de politie komt pas als hij iets doet maar dan is hij natuurlijk allang weer pleiten. Met Robin.’
Hoestend rekent ze af.
Het winkelmeisje groet haar: ‘Nou dag, sterkte hoor en volhouden! Voor Robin!’
Ze knikt met een verkrampte glimlach: ‘Ja dankjewel’, draait zich om en ziet mij kijken naar de foto’s en de waarschuwingen aan de wand.
Als ze langs me loopt, mompelt ze nauwelijks hoorbaar: ‘Een mens moet toch wat? En ik wil best dood!’

 

10-11-2024

Huis en hart

Voor Nieske

Jaarlijks zien we elkaar bij de retraite eind maart op Terschelling.
Waar de buitenwereld op afstand raakt en onze aandacht naar binnen gaat.
In stilte, in bewegen, in mediteren, in schrijven, in tekenen.
Aan het strand, in de duinen en het bos, in de ronde zaal.
Tussen de retraite onderdelen door leren wij elkaar elk jaar een beetje beter kennen.
Lopend, fietsend en bij cappuccino’s met cranberrycake bij Kaap Hoorn.
Als vanzelf vertel ik steeds meer, vertelt zij steeds meer.
Op een keer vertelt ze over haar project ‘Huis.’

 

Hoe zij en haar toenmalige partner op hun zoektocht naar een huis op een dag voor een historisch monument staan in het Friese Tjalleberd.
En meteen weten: dit is het!
Ze verdiepen zich in de regelgeving die nou eenmaal hoort bij de koop, renovatie en het onderhoud van een monument.
Dan begint het laveren tussen regels, vergunningen en voorschriften.
Soebatten, onderhandelen, overleggen en plannen met aannemers, ambtenaren, leveranciers en buren.
Samen zoeken en vinden van geitenpaadjes voor schijnbaar onoplosbare problemen.
Ze wisten niet waar ze aan begonnen maar het resultaat is adembenemend: onder hun bezielende leiding verrijst een prachtig pand.

 

Ze vertelt het losjes, luchtig, je zou kunnen denken dat het een makkie was.
Maar tussen de zinnen door groeit mijn respect.
Niet in het minst omdat ik zelf behept ben met twee linkerhanden, een totaal gebrek aan ruimtelijk inzicht en een grondige hekel aan klussen.
Ongelooflijk, wat een immens project en wat een doorzettingsvermogen, inzicht, inventiviteit en creativiteit!

 

Maanden later, Terschelling ligt ver achter ons, vraagt ze me op een zondagmiddag: wil je de foto’s zien?
En dan krijg ik twee foto albums in mijn handen..
Langzaam blader ik, en zie met eigen ogen hoe zwaar het was, hoe ingewikkeld.
Maar vooral ook: hoe mooi.
Ik kijk, vraag, kijk, vraag, luister.

 

Weer thuis blijven de beelden van dat uurtje op die zondagmiddag helder en scherp op mijn netvlies.
Wat raakt me zo?
Ik kende het verhaal toch al?

 

Ik peins tot ik het begin te begrijpen: die middag proefde ik de passie van het project ‘Huis.’
Haar woorden, haar enthousiaste stem, haar bezielde blik en haar levendige gebaren smolten samen met de foto’s.
Ik zag en voelde passie.
En toen pas begreep ik waarom verhuizen, weggaan van die plek, zo ingrijpend was voor haar: het was een los scheuren van een met eigen handen en met hart en ziel gebouwde plek.
Die voortaan voortleeft in die foto albums.

 

Misschien gaat de vergelijking mank maar toch: ik denk aan het handjevol verhalen en gedichten waarbij ik, zelfs als ik ze jaren later herlees, weer een brok in mijn keel krijg.
Omdat ze met mijn hart en ziel geschreven zijn.
Met passie.

 

15-8-2024

Bellen

Brené Brown: ‘kwetsbaarheid begint met moed’

 

 
De eerste weken na het ongeluk zijn vol van een onvoorspelbare mix van operaties, pijn en verbijstering.
De kinderen helpen waar ze kunnen.
Ze vragen: ‘Mam, wie zullen we informeren hierover?’
Ik wuif die vraag weg: later, als deze rollercoaster achter de rug is, zal ik zelf ‘mijn’ mensen bellen.

 

Na drie maanden ziekenhuis en revalidatiecentrum ben ik terug in mijn eigen huis.
Weliswaar voorzien van hulpmiddelen en ondersteund door naasten, zorgverleners en thuishulp, maar toch: het is heerlijk om weer thuis te zijn.
Stapje voor stapje herover ik mijn zo gekoesterde zelfstandigheid en pak, waar mogelijk, mijn oude leven weer op.

 

Op een ochtend, als de thuiszorg is vertrokken, installeer ik me met thee in mijn rolstoel en bel Anna, een ver familielid.
‘Dat is lang geleden’ zegt ze, ‘wat fijn om je te horen.’
Ze vertelt honderduit over wat er allemaal gaande is in haar gezin.

 

Na een paar minuten vraagt ze hoe het mij gaat.
Ik vertel over het ongeluk, over mijn ziekenhuiservaringen en revalidatieperikelen.
Hoe fijn het is om weer thuis te zijn.
Ze schrikt: ‘Wat? Een ongeluk? Dat wist ik niet. Waarom heb je niet gebeld?’
Omdat ik al mijn energie nodig had voor mijn herstel, leg ik uit.
‘Ja maar je had toch wel even kunnen bellen?’
Ik vertel dat mijn wereld drie maanden noodgedwongen erg klein was en dat ik nu pas en slechts mondjesmaat, ruimte en energie heb om oude contacten weer aan te halen.
Ik hoor zelf hoe verdedigend ik klink.
‘O’ zegt ze koeltjes, ‘en gaat het nu pas beter?’
Dat klopt inderdaad.
Ze dringt aan: ‘Toch vind ik het …’
Haar stem zakt weg, haar onbegrip vult de stilte.
Dan zegt ze kordaat: ‘Ik ga Mark hierover bellen hoor, als jij het niet wou, had hij me toch kunnen bellen?’
Ik vraag haar dat niet te doen, het was mijn besluit om het zo te doen: zelf en op mijn tijd. Mijn kinderen hier op aanspreken is onnodig en onterecht.
‘Tja. Toch had ik het eerder willen weten.’

 

Over koetjes en kalfjes praten lukt niet goed meer.
We beëindigen het gesprek.

 

Trillend leg ik de telefoon op tafel.
Een intense vermoeidheid overvalt me.
Ik heb haar te vroeg gebeld.

 

10-8-2024
PS: dit verhaal wortelt in de werkelijkheid, maar niet die van mij. Ik ben niet de ‘ik’ in het verhaal.

Wouter en LJ

In Leiden komen ze de coupé in, kijken rond en zetten zich, zonder hun gesprek te onderbreken, op de bank naast me.
De een, slank, rode pantalon, donkerrood colbert, roze strikdasje, volle Beethovenhaarbos, fronst en vraagt: ‘Zeg Wouter, als jij zegt dat alles vergeestelijkt, wat betekent dat dan voor het dagelijks leven?’
Wouter, kaal, gezet, slecht passende donkerblauwe pantalon en een trui waar hij zichtbaar in woont, antwoordt enthousiast: ‘Weet je LJ, in wezen is het simpel: het dagelijks leven vergeestelijkt, daarbij gestimuleerd door psychoanalyse want dat is een methode voor herleefde vergeestelijking. Immers, therapie is gebaseerd op de vraag: wat gaat u volgende week doen en bent u daar klaar voor? En klaar moet je wel zijn want doen en materie voorzien je alleen van energie voor je huidige leven. Niet voor een volgend leven, dat is virtueel, niet fysiek en niet materieel. Hoewel …’
Hij stopt, peinst tot LJ aanmoedigend knikt: ‘Hoewel de materialisering van de geest nooit helemaal weg is natuurlijk.’
Hij gaat verzitten, kijkt zoekend rond, ‘Heeft de NS ook toiletten?
LJ wijst naar het bordje met pijl.
Steunend komt Wouter overeind en volgt de pijl.

 

Weer terug installeert hij zich zuchtend tegenover LJ.
Die vraagt: ‘Zeg Wouter, ben jij zelf klaar voor dat volgende leven? Zou je daar, met deze specialisatie, ook psychiater kunnen zijn?’

 

Wouter glimlacht: ‘Wie weet? In feite is leven een zoektocht naar het kunstwerk dat jouw leven verbeeldt. Op social media zie je dat zoeken naar zingeving ook volop. Alleen, het elkaar intuïtief begrijpen, dat is er daar vrijwel nooit bij inbegrepen. En dat is precies het verschil met de zoektocht waar ik op doel, die naar en in het volgende leven. Die zoektocht is veel grootser, die is het ultieme antwoord op de dood.’
Hij zucht: ‘Maar de taal om dit therapeutisch te verwoorden is zo weerbarstig, er bestaat een serieuze kloof tussen de woorden en deze zaken. Daar ben ik nog lang niet uit LJ.’

 

LJ knikt: ‘Tegelijk is er weinig zo boeiend als deze vragen. Praat je hier ook met Emilie over?’
Wouter schiet in de lach, knipoogt: ‘Wat dacht je zelf? Dan begint ze meteen te gapen.’
Hij schuift heen en weer, komt overeind, ‘Mijn prostaat zit mijn vergeestelijking steeds meer in de weg.’
Zijn ogen speuren naar het bordje.
Weer sjokt hij in de richting van de pijl.

 

6-4-2024
 

Troost

In Utrecht stapt ze in, we groeten elkaar.
Ik knik naar buiten: ‘Fijn hè, eindelijk droog?’
‘Zo nat als de laatste tijd was het nog nooit terwijl het vorig jaar zo droog was.’
Ze kijkt me aan, aftastend lijkt het, vervolgt voorzichtig: ‘de natuur herstelt zichzelf, dat wordt bestierd.’

 

De trein vertrekt, zwijgend genieten we van de zachte decemberzon op de weilanden.
‘Gaat u ook naar Amsterdam?’
‘Nee, ik ga door naar een vriendin in Castricum, u wel?’
Ze vertelt wat er allemaal geregeld is zodat zij vandaag naar Amsterdam kan.
De afgelopen weken werden bepaald door slecht nieuwsgesprekken en tegenslagen.
Haar man is ziek, al jaren maar nu ‘zit het overal.’
Ze wilde zo graag nog een laatste keer met hem naar Lourdes.
Vierentwintig keer zijn ze er al geweest: ‘Weet u, de rust daar, de aandacht voor elkaar, liefde, dat is het wonder van daar zijn, dat is zo fijn!’
Maar het kan niet, het is te zwaar geworden voor hem.
Haar dochter drong er op aan dat ze vandaag naar de Onze-Lieve-Vrouw-van-Lourdeskerk zou gaan in Amsterdam, dan blijft zij bij haar vader.
Surrogaat maar ook fijn.
Vorige week waren ze 56 jaar getrouwd en wilden uit eten met hun gezin.
Om dat te vieren.
Maar toen ze klaar stonden om te vertrekken, zakte hij in elkaar.
‘Toen hebben we maar pizza’s besteld.’
Haar mond lacht, haar ogen niet: ‘maar eten ging ook niet meer en nu komt hij niet meer van bed.’

 

Terwijl ze vertelt kiert het herinneringenkamertje in mijn hart open.
Maar ik zwijg, weet nog dat een luisterend oor mij destijds meer goed deed dan verhalen van en over anderen.
In deze stille, bijna lege treincoupé beweegt de tijd heen en weer tussen toen en nu.
Ze vertelt dat ze samen hebben gepraat: ‘Alles is uitgesproken.’
Dan, ineens fel: ‘Wij hebben het goed gehad samen en lang ook. En natùùrlijk weet je dat dit een keer komt, dat wisten wij ook echt wel. Maar niemand vertelt je hoe zwáár deze tijd is!’
Ze schiet vol, ik ook, machteloos kom ik niet verder dan: ‘Ja, het is zo zwaar.’
‘U ook?’
‘Ja, ik ook, lang geleden.’

 

Op Amsterdam Amstel stapt ze uit, we kijken elkaar aan, allebei wat verlegen met de intensiteit van onze ontmoeting.
‘Dag mevrouw, een fijne dag bij uw vriendin.’
‘Dankuwel, dag mevrouw, ik wens u een goede dag in de kerk.’

 

Ze verdween naar de achtergrond in de drukke decembermaand.
Tot ik na de Kerst de tv-serie zag: ‘Francis naar Lourdes.’
Een impressie van wat Lourdesgangers beweegt en bezighoudt.
Toen kwam ze terug in mijn herinnering.
En begreep ik haar nog beter.

 

 

10-1-2023

De leukste thuis

Ze pauzeren op de steiger in de koude winterzon.
De elektricien, een gevatte vrolijkerd, grapt tegen zijn collega: ‘Laat die nieuwe scharrel nou eens zien.’
Collega pakt zijn smartphone en zoekt.
Als hij haar foto laat zien: ‘Nou da’s een lekker ding, haar enige minpunt is dat ze jou wil.’
Als het gelach verstomt, vraag ik of ze koffie willen.
‘Koffie? Meent u dat? U bent de eerste in weken die dat vraagt.’
Weer een lachsalvo.
Maar ze lusten wel een bakkie.

 

Na de koffie roept hij me naar de zolder, wijst naar een hoek en vraagt: ‘Daar moet de omvormer maar er is geen plek, wat doen die leidingen daar?’
Geen idee, die hangen daar al veertig jaar.
Hoofdschuddend besluit hij: ‘Ik hang hem daarnaast als u dat goed vindt en anders ook.’
Hij lacht zelf het hardst.
Ik vind het goed en verschans me weer beneden achter mijn laptop tot ik luidkeels gediscussieer hoor bij de meterkast.
‘Hoe gaat het?’ informeer ik.
Hij grijnst: ‘Prima, anders hoort u me wel vloeken hoor, maar kan u het beter, ook prima, doet u het toch zelf, ben ik weg, kan u me bellen als u er niet uitkomt.’
Hij is de enige die lacht.

 

6-12-2023

Illusie

Ze staat voor me in de rij bij de kassa, ik groet haar: ‘hoe gaat het?’
Fluisterend barst ze los: ‘Ze kunnen niks meer voor hem doen zeggen ze. Snap je dat nou? Longkanker, dat bestaat al zolang als de wereld en dan hebben ze daar nóg niks voor gevonden. Ja hij rookte, maar dat deed toch iedereen vroeger?’
Ik knik en dat moedigt haar aan: ‘En toen zei die man dat het overal zit en daar heeft hij niks voor. Geloof jij dat? En ik wijzen naar al die boeken, hij heeft zo’n grote boekenkast langs de hele muur met allemaal geleerde boeken en al zijn diploma’s achter glas. En ik zei: maar staat er in al die boeken dan helemaal niks voor Piet? En met al die diploma’s van u weet u niet eens hoe u Piet beter kan maken?’
Ze is furieus: ‘Dat kan toch niet? Ze laten hem gewoon doodgaan!’

 

 

Inspiratie: deze week is ‘Illusie’ het Woord van de Week in de Facebookgroep Ultrakorte Verhalen

 

29-11-2023

 

Zuivere koffie

De apotheekmedewerker toont haar een doosje: ‘Je ziektekostenverzekeraar vergoedt de voorgeschreven zalf niet meer maar kijk, hierin zit dezelfde werkzame stof. Mag ik vragen: waar was je je mee?’
Ze weifelt: ‘Wat bedoelt u?’
‘Gewone zeep is niet goed voor jouw huid.’
‘Wat adviseert u dan?’
‘Sebamed is het beste, die haal ik voor mezelf in Duitsland, veel goedkoper daar.’
Ze zwijgt.
Hij buigt over de balie, fluistert: ‘Ga je een keer mee? Weekendje Duitsland? Gezellig toch?’
Achteruit deinzend, kijkt ze om zich heen.
Ik vang haar verwarde blik, schud mijn hoofd, mijn ogen spreken boekdelen: niet doen!

 

15-11-2023

Ongemakkelijk

Op station Utrecht drukt de omroeper reizigers op het hart om goed op hun eigendommen te letten: er zijn zakkenrollers gesignaleerd in treinen, op de perrons en in de stationshal.
Ik verplaats mijn rugzak van mijn rug naar mijn buik, controleer alle ritsen en gespen en vouw mijn armen om de bult.

 

Op weg naar Amsterdam komt een gezette man in een slecht passende morsige broek en trui, een geel petje op zijn hoofd, de coupé in.
Zijn indringende blik fixeert om de beurt elke reiziger terwijl hij zwijgend een vlekkerig briefje aanbiedt.
Niemand neemt zijn briefje aan, alleen het meisje naast me.
Als de man is doorgelopen, leest ze het hardop voor, haar stem klinkt ongelovig: ‘Een dakloze vluchteling die geld wil voor eten voor zijn gezin? Zou dat echt waar zijn?’
Mensen kijken zwijgend weg, iemand haalt zijn schouders op, een ander mompelt: ‘Natuurlijk niet.’
De treinomroeper bevestigt het wantrouwen: ’Er is een bedelaar in deze trein, hij draagt een geel petje, geeft u hem alstublieft niets want dan is het eind zoek.’

 

Na Zaandam kijkt de man tegenover me op van zijn krant, wijst naar een foto: ‘Is hij al gepakt?’
Ik herken de foto die al een paar dagen in de media circuleert: het vriendelijke open gezicht van een jongen, geen balkje voor zijn ogen, zijn naam voluit.
Onder de foto het dringende advies aan het publiek om goed op te letten en als je deze ontsnapte vuurwapengevaarlijke crimineel ziet: spreek hem vooral niet aan, blijf uit zijn buurt en bel meteen 112.
En o ja: hij verplaatst zich per trein.

 

Toch kwam ik heelhuids aan in Castricum.

 

30-10-2023

Verloren strijd

Als we de hoek om slaan, stuiten we op een jongetje dat op zijn fietsje klimt en met een grote glimlach op zijn gezicht voor ons uit over de stoep slingert.
Vanuit een tuin kijkt zijn moeder toe, haar ogen half op hem gericht, half op het schermpje in haar hand.
‘Mama, kijk, het gaat best’ roept hij.
Verdiept in haar smartphone, reageert ze niet.
Bij de hoek keert hij om, fietst naar ons toe, stopt vlak voor ons en verklaart stralend: ‘Mooie fiets hè? Ik hoef geen nieuwe fiets.’
Mooie fiets, beamen wij.

 

Als hij door fietst, zien we dat hij zijn knietjes opzij houdt, zodat ze het stuur niet raken. Dat valt niet mee, soms raakt een knie onverhoeds het stuur en schiet hij een heg in of bijna de stoep af.
‘Voorzichtig’ roepen wij, ervaren oma’s, eenstemmig.
Hij stapt af, met neerhangende schoudertjes: ‘Mama zegt ik moet een nieuwe fiets. Ik ben te groot voor deze.’
Hij streelt het stuur, zijn lippen trillen: ‘Ik wil geen nieuwe fiets. Ik wil deze.’

 

1-10-2023