Wachtend op mijn beurt zoek ik op mijn smartphone vast de barcode van mijn pakje en kijk wat rond.
Voor me in de rij staat een magere vrouw met een grauw doorgroefd gezicht, ik schat haar rond de veertig.
Ze vraagt naar de grootste verpakking zware shag.
Het meisje achter de toonbank draait zich om, opent het slot op de rookwarenkast en zoekt de juiste verpakking shag.
Mijn blik glijdt over de posters op de kast: een zwarte long, een afbrokkelend gebit en een grafsteen.
Onder elke foto in vette zwarte letters waarschuwingen: Roken brengt u en anderen rondom u ernstige schade toe. En: Roken is dodelijk.
Het winkelmeisje overhandigt de vrouw de shag, noemt een, in mijn ogen ontstellend hoog, bedrag en fluistert: ‘Hoe gaat het nou?’
‘Hij wil de voogdij en zegt dat als ie die niet krijgt, dat ie Robin gewoon mee neemt.’
‘Maar hij heeft toch een straatverbod?’
‘Ja, dat weet ik en dat weet jij maar dat houdt hem niet tegen en de politie komt pas als hij iets doet maar dan is hij natuurlijk allang weer pleiten. Met Robin.’
Hoestend rekent ze af.
Het winkelmeisje groet haar: ‘Nou dag, sterkte hoor en volhouden! Voor Robin!’
Ze knikt met een verkrampte glimlach: ‘Ja dankjewel’, draait zich om en ziet mij kijken naar de foto’s en de waarschuwingen aan de wand.
Als ze langs me loopt, mompelt ze nauwelijks hoorbaar: ‘Een mens moet toch wat? En ik wil best dood!’