Metrokant

Net voor de deuren sluiten glipt hij naar binnen, zoekt een lege plek en vindt die schuin tegenover me.
Would- be baardje, donkere openhangende regenjas, grijs overhemd, donker kostuum, zwarte das, bril met dik zwart montuur.
Hij opent een laptop met universiteitslogo.
Terwijl zijn vingers razendsnel bewegen, kijkt hij af en toe op, lacht naar me.
Een paar haltes verder klapt hij de laptop dicht, staat op, loopt naar de deur.
 
Pas als hij zijn rechterhand heft voor de deur-openknop, schuift het uit zijn mouw:
een zuurstokroze, zijden randje kant met ingeweven lila bloemblaadjes.
 
28-11-2017
 

Dat kan je niet zeggen

De dag na de uitvaart ga ik even buurten.
Uitgeblust hangt hij in zijn stoel.
Vertelt wat er gebeurde toen zijn schoonmoeder en hij achter de kist de kerk uitliepen, gade geslagen door een paar honderd mensen:
‘Weet je, iedereen zag een echtgenoot en een moeder die elkaar steunden in het verlies van hun vrouw en dochter. Een ontroerende aanblik, dat snap ik, ik hoorde het gesnik. Maar niemand hoorde wat ze fluisterde toen ze halverwege mijn arm greep: ‘’Ik had in die kist moeten liggen.’’
Ik dacht alleen maar: Ja, lag jij daar maar. Maar dat kan je natuurlijk niet zeggen.’

 

30-1-2018

 

 

Gewetensnood

Na een drukke dag blaas ik uit in mijn luie stoel als ik tussen de planten op de vensterbank een hoofdje zie verschijnen. Het kijkt nieuwsgierig mijn kamer in tot het mij opmerkt en zich abrupt geschrokken terug trekt.
Grinnikend kijk ik tussen de planten door hoe een klein mannetje rondjes loopt om de plantenbakken in de voortuin.
Dan klinkt de bel.
Als ik de deur open, staat er een meisje van een jaar of zes met een collectebus.
Haperend, af en toe omkijkend naar haar moeder die haar bij het tuinhek bemoedigend toeknikt en souffleert, zegt ze dat ze centjes ophaalt voor de Nierstichting.
Haar broertje stopt zijn rondjes en komt dichterbij, nieuwsgierig kijkt hij mijn gang in.
Ik haal mijn portemonnee terwijl ik denk ‘je kan niet vroeg genoeg beginnen’, en ‘gelukkig een gewone collectebus.’
Terug bij de voordeur zegt moeder lachend, wijzend op haar zoontje, ‘Hij wil bij u komen wonen.’
Die zag ik niet aankomen, dat ziet ze aan mijn gezicht en ze licht toe ‘Hij vindt uw trap zo mooi.’
Aha, dat snap ik, mijn gang en trap zijn belegd met warm okergele vloerbedekking die op kleinzoon ook een grote aantrekkingskracht heeft: soms tref ik hem languit op zijn buik liggend aan, zijn armen uitgespreid, zijn handen en zijn gezicht tegen het warme geel aangedrukt.
Het jongetje staat ondertussen op de drempel en kijkt verrukt naar de trap.
Ik ga door de knieën en vertel hem op ooghoogte dat ik het snap en dat er nog een jongetje is dat mijn trap zo mooi vindt, maar hoe moet dat nou met mama en zijn zusje als hij hier bij de trap komt wonen, zullen ze hem dan niet erg missen?
Zijn gezicht betrekt, ik zie hem diep nadenken, hij kijkt van mij naar zijn moeder die bevestigt dat ze hem erg zou missen.
Een diepe zucht ontsnapt hem, dan doet hij een stapje terug, kijkt nog een keer genietend naar de mooie trap en draait zich om.
Naar mama.

 

22-9-2016

Vriendelijkheid verandert alles

Ik sta bij de bushalte, op weg naar een lunchafspraak met oud-collega’s.
De bus is laat.
Als hij aan komt rijden en abrupt stopt, herken ik de chauffeur en zucht.
Het is een wat oudere, nors kijkende man die zijn passagiers niet groet, snel en ongeduldig rijdt en bij haltes te laat en te hard remt en te snel weer optrekt.
Dat wordt schrap zetten.
Ik stap in, zoek een plek en wil net mijn oren vullen met muziek als ik een hevig gescheld hoor.
Opkijkend zie ik een knul, kaal geschoren, broek hangend onderop zijn billen, versleten rugzak, die luid vloekend zijn ov-kaart langs de automaat haalt.
Hij scheldt dat de chauffeur een ouwe zak is die niet kan rijden en veel te laat is, het is zijn schuld dat hij te laat komt, dat moet hem weer gebeuren.
Zwijgend slaan de passagiers het tafereel gade.
De chauffeur draait zich helemaal om naar de jongen, kijkt hem aan en zegt ook niks.
Als de knul klaar is met zijn tirade, zegt hij vaderlijk: ‘Zo, dat is er uit, waar moet je heen?’
’Naar school, ik heb een herkansing voor een toets en nou kom ik te laat, en als je te laat komt mag je er niet meer in’, zegt de jongen, er klinkt ineens wanhoop door in zijn stem.
Vriendelijk zegt de chauffeur: ‘Sorry jongen, ik ben inderdaad te laat, ik had een opstopping onderweg. Maar daar kan jij niks aan doen, zal ik je school bellen en vragen of ze je er nog in willen laten?’De jongen kijkt hem met grote ogen aan, zijn mond zakt open, weg is de branieschopper van daarnet.
Gedwee klinkt het ‘Wilt u dat doen?’
De chauffeur kijkt de bus rond en vraagt ‘Kost een minuutje, mee eens’?
Iemand lacht, iemand zegt ‘ja natuurlijk’, iemand begint te klappen.
Onder luid applaus geeft de jongen het nummer van zijn school aan de chauffeur.
Die belt en terwijl we allemaal meeluisteren, legt hij de situatie uit, hij is even stil, dan glijdt er een glimlach over zijn gezicht en hij steekt zijn duim op naar de jongen.
Vriendelijkheid verandert alles.

 

9-9-2015