Magnifiek

De meester in de zesde klas vond dat ik naar het lyceum moest.
Alleen dat rekenen, dat was wel een probleem, maar wellicht zou bijles helpen.
Mijn vader vond bijles te duur en zuchtte: ‘Meisjes kunnen nou eenmaal niet logisch denken.’
Die zomer kampeerden we in Oostenrijk.
Heerlijk maar ik herinner me vooral de ochtenden.
Op campingstoeltjes voor de Alpenkreuzer bogen mijn vader en ik ons over een dun boekje met ingewikkelde rekenopgaven.
Kort legde mijn vader de breuken en staartdelingen uit, deed er enkele voor.
Ik begreep vaak niet wat hij zei maar vroeg weinig om zijn antwoordzucht te vermijden.
Met de moed der wanhoop probeerde ik na te doen wat hij deed, verlangend naar Pietje Bell en Joop ter Heul die op mij wachtten als deze dagelijkse kwelling voorbij was.

 

Na de vakantie deed ik een rekentest, noodzakelijk om toegelaten te worden tot het lyceum.
De uitslag liet op zich wachten.
Omdat de mulo al begon, moest ik daar vast heen, want daar zou ik toch wel terecht komen, zei mijn vader regelmatig.
Een paar dagen fietste ik ongelukkig naar de mulo.
Van de rekenlessen daar begreep ik niets.
Zou mijn vaders voorspelling dan toch uitkomen? ‘Je kan altijd nog schoonmaakster worden op de fabriek’, zei hij,  ‘de hele dag vieze wc’s schoonmaken.’

 

Toen lag de uitslag van de rekentest op de mat.
Ik had een zes min!
Zelden gaf mijn vader complimentjes en dat ene woord sprak hij alleen in uitzonderlijke bijzondere situaties.
Maar toen zei hij het: ‘Dat is Magnifiek.’

 

Het is de enige keer geweest dat hij dit woord gebruikte in relatie tot mijn rekengaven.
Mijn wiskundeprestaties in de jaren erna op het lyceum boden geen enkele aanleiding om het vaker te gebruiken.

 

 

22-11-2021
Een ingekorte versie van dit verhaal werd op 26-11-2021 gekozen als een van de vijf leukste, beste of meest opvallende ultrakorte verhalen en gedichten van week 47 in de Facebookgroep Schrijven Magazine: Ultrakorte verhalen.

Bach, of ‘a whiter shade of pale’ versus ‘cent mille chansons’

1967
Een zondag in juni, half een.
We eten aan de ronde tafel, vast sudderlapjes met aardappels, doperwten uit blik en appelmoes.
Om 13 uur, tijdens het toetje, vast vanillevla, moeten we stil zijn voor het nieuws op de radio.
Dromerig eet ik mijn yoghurt (ik lust geen vanillevla) tot de nieuwslezer zegt dat voor het eerst in de geschiedenis een debuutsingle van een popgroep binnen is gekomen op de eerste plaats van de top 40.
Het gaat om ‘A whiter shade of pale’ van Procol Harum.
Mijn vader legt zijn lepel neer als een fragment van het nummer klinkt.
Daarna licht de nieuwslezer toe: in dit nummer zijn thema’s uit verschillende Bachcomposities (o.a. Air on the g string) met behulp van een beatdrum en een hippe tekst verwerkt tot een popsong.
Hij doet verslag van de hoogoplopende maatschappelijke discussie die wordt gevoerd over dit fenomeen: is dit plagiaat of een geniale zet?
Aan het hoofd van de tafel luistert mijn vader, groot Bachliefhebber, zichtbaar geschokt.
Nooit heb ik hem horen vloeken, maar zijn binnensmondse gemompel lijkt er verdacht op.
Zijn mening is vernietigend: dit is een grof schandaal, godgeklaagd, heiligschennis van het werk van de grootste componist aller tijden, jatwerk door een stelletje werkschuw langharig tuig dat zelf niks kan.
1968
Het is warm in de kamer, de radio staat zacht aan.
Geritsel klinkt als hij een bladzijde omslaat van de krant, even verschijnt dan zijn gezicht maar zijn ogen blijven geconcentreerd op het wereldnieuws.
Rook kringelt uit de sigaret in zijn mondhoek.
Op de radio klinkt een intro, een mooie alt zet in met langzame lage klanken.
De krant zakt, ‘zet de radio eens harder’ zegt hij.
Dat doe ik, verbaasd, in mijn oren is ‘Cent mille chansons’ gewoon popmuziek en daar houdt hij niet van, we mogen wel luisteren naar de popzender Radio Luxemburg maar dan moet het geluid zacht.
Intens luistert hij, zijn blik vaag in de verte, zijn mondhoeken iets omhoog.
Bij het laatste couplet van ‘Cent mille chansons’, dooft hij zijn sigaret in de asbak naast hem en fluit mee, zacht en loepzuiver.
Hij zingt niet mee, mijn moeder zei dat hij een mooie tenor had maar ik heb hem nooit horen zingen.
Als de laatste tonen van Frida Boccara en hem wegvagen, gebaart hij dat ik de radio weer zachter moet zetten, steekt een nieuwe sigaret aan en verdwijnt weer achter Het Handelsblad.
2021
Bij en na het afscheid van Peter R. de Vries een paar weken geleden, klonk alom ‘A whiter shade of pale’, een nummer waar hij zeer aan gehecht was.
Vorige week klonk op mijn radio ‘Cent mille chansons’ van Frida Boccara, het Franse chanson dat verdacht veel lijkt op Bachs aria ‘Mache dich mein Herze rein’ uit de Matthäuspassion.
Beide nummers doen me terugdenken aan muziek en mijn vader.
Vragen komen in me op die hij nooit meer kan beantwoorden:
waarom vond je ‘A whiter shade of pale’ heiligschennis en adoreerde je ‘Cent mille chansons’?
Had de presentatie invloed op je mening: een shabby geklede langharige popgroep versus een prachtige vrouw in avondjurk?

 

23-8-2021
Een deel van dit verhaal bewerkte ik tot een ultrakort verhaal, ‘Cent mille chansons’, dat op 27-8-2021 door Schrijven Online in de spotlights werd gezet als een van de vijf leukste, bijzonderste ultrakorte verhalen van week 34 in de Facebookgroep Ultrakorte verhalen

Scènes uit ons lot

een koppensneller:
Alsof de rivier huizen wilde opeten, pionieren
met zeewier, spelen zonder regels.
De ravage die achterblijft.

 

Afscheid van een trots maar eenzaam eiland
‘Someone who is just like you’
uit de schaduw en regelrecht naar de top.

 

We bespraken onze levens tot in de intiemste details.
Heikele kwesties, lastige vragen. We varen veel
op instinct, het is nooit zwart-wit. Lange besprekingen over
tactiek zijn niet nodig, welk belang weegt het zwaarst?

 

Ik, schrijver voor de toekomst, wilde een
ongecompliceerd afscheid, gewoon
vluchten, verdwijnen.

 

Als de verschrikkingen voorbij zijn, vervangen
dichtregels het verwarrende heden.

 

 

Een koppensneller is een gedicht samengesteld uit krantenkoppen.
Deze keer uit krantenkoppen in het katern Boeken & Wetenschap van De Volkskrant en in Trouw 17-7-21. In de week dat Peter R de Vries overleed en Limburg leed onder overstromingen.
Dit verhaal werd op 23-7 gekozen als een van de vijf leukste,
beste of meest opvallende ultrakorte verhalen en gedichten van
week 29 in de Facebookgroep Schrijven Magazine: Ultrakorte verhalen.
 
 
 
 

De levensduur van e’s

Het is warm op zolder.
Stof dwarrelt omhoog als ze de doos opent waar 2001 op staat.
Niezend bekijkt ze de inhoud.
Een stapeltje rouwkaarten, een paar rouwenveloppen, een vergeeld programma van de afscheidsbijeenkomst, een lijst met adressen.
Haar ogen glijden over de vele namen, een paar daarvan zijn overleden, een enkele is uit haar leven verdwenen.
Ze pakt de strak opgerolde rouwlinten en rolt ze open.
Bij elk lint dat ze opent, dwarrelen letters naar de grond.
Ze leest: ‘In lifd altijd’, ‘In dankbar hrinnring’, ‘Lifs, j modr.’
Twintig jaar is te lang voor e’s.

 

3-7-2021
Dit verhaal werd op 9-7 gekozen als een van de vijf leukste,
beste of meest opvallende ultrakorte verhalen en gedichten van
week 27 in de Facebookgroep Schrijven Magazine: Ultrakorte verhalen.
 

Vadergeur

De man beent haastig voor me met
dezelfde stramme strikte passen.
Als kind kon ik hem niet bijbenen
liep huppelde rende half
hij hield niet in
keek niet om
hoog zijn schouders, zijn blik naar binnen
zijn haar grijzend en vol
‘een mooie kop met haar’ zei mijn moeder
ze koos zijn kleren
wit of lichtblauw overhemd grijze broek
gedekt colbert dat hem als een huis omhulde.

 

Als de man nadert, herken ik de kleren, het
eendere silhouet, blauw haken onze ogen in elkaar
een zweem van mijn vaders geur zweeft
mijn neus mijn hoofd mijn leven in, van zwetende
oksels bruin verrookte vingers met de geur van
pantersigaartjes uit het kleine blikje
een flard Old Spice.
Als vanzelfsprekend doen mijn benen
het oude huppeltje om hem bij te houden
maar meteen corrigeer ik mezelf, loop door

 

sta dan toch stil
draai me om
kijk ademloos toe hoe
de onbekende man mijn leven uit loopt

 

14-5-2016
Een bewerking van dit gedicht is als ultrakort verhaal opgenomen in de bundel ‘Kort & Prachtig 1’, 2018

Dichters boodschappen

‘Goedemorgen, heeft u voor mij een kilo woordenmix, mag ik kiezen?
Doe dan maar zes kletskoppen, drie hageljannen, twee stroperige waffels en voor de pit wat bokkige pootjes en bittere mopjes.
Een onsje meer is prima, hoor.
Geeft u voor de vulling een pondje van dat ronde ritme gelardeerd met pittig rijm en doe er ook wat neologismen en alliteraties door, die kietelen de ziel zo lekker.
Voor de luchtigheid wil ik een zakje spaties, leegregels en punten. Nee nee, geen hoofdletters en komma’s, die ogen oudbakken.

 

O ja, heeft u voor de garnering misschien achtenzestig kaarsjes?
Fijn!
Dankuwel, inpakken hoeft niet, alles past precies in mijn brein.
Goedemorgen.’

 

23-5-2021
Dit verhaal werd op 29-5-2021 gekozen als een van de vijf leukste,
beste of meest opvallende ultrakorte verhalen en gedichten van
week 21 in de Facebookgroep Schrijven Magazine: Ultrakorte verhalen.
 
 
 
  

Weer

haiku
 

 

 
Sneeuw blaast tijd op hol
rouwkaart valt nat op de mat
weer waait een naam weg

 

 
 
 
 
 
7-4-21
Deze haiku werd op 9-4-2021 gekozen als een van de vijf leukste, beste of meest opvallende ultrakorte verhalen en gedichten van week 14 in de Facebookgroep Schrijven Magazine: Ultrakorte verhalen.
 
 

Leeuw in de gang

Een verhaal voor Marianne K. over hoe wij zestien jaar geleden samen een leeuw verjaagden.

 

Buurvrouw brengt haar jongste bij me, ze moet even met haar oudste op pad.
Marianne, drie jaar, kijkt rond, grasduint tussen mijn oude kinderboeken, pakt: ‘Ik wil een leeuw’, kruipt bij me op schoot en gebiedt: ‘Voorlezen!’
Zo gezegd zo gedaan.
We zijn halverwege als ze me onderbreekt: ‘Vannacht was er een leeuw in onze gang maar mama zei dat ik hem droomde. Waar is jouw leeuw?’
Net op dat moment kraakt in mijn gang een traptree.
Ze verstijft, kruipt dichter tegen me aan en fluistert: ‘Daar is hij!’
Mijn voorstel om samen te kijken wordt resoluut verworpen.
Gelukkig weet ik dat mijn leeuw niet tegen zingen kan.
Dus zingen we, met dank aan André van Duin, luidkeels: ‘Er staat een leeuw in de gang.’
De gang zwijgt.
Ze pakt mijn hand, samen lopen we naar de gang en kijken onder de trap, achter de kapstok, in de wc.
Opgelucht constateert ze: ‘Hij is weg.’

 

Als even later broer Douwe zijn zusje komt ophalen, vertelt ze hem over de leeuw in mijn gang.
Douwes ogen worden groot, een leeuw in de gang van de buurvrouw, dat is spannend!
Meteen loopt hij door naar de gang, dat wil hij wel eens zien!
Teleurgesteld komt hij terug, er is helemaal geen leeuw.
‘Nee’, zegt Marianne trots: ‘die hebben wij weggejaagd.’
Douwe fronst zijn wenkbrauwen, hier klopt iets niet.
Dan haalt hij zijn schouders op, een leeuw die er niet is, daar kan hij niks mee.

 

herschreven 7-4-2021

 

Een eerdere, verkorte versie van dit verhaal werd op 27-4-2018 gekozen als een van de vijf meest opvallende ultrakorte verhalen en gedichten van week 16 in de Facebookgroep Schrijven magazine Ultrakorte verhalen.

Liefde en verlies

Psychiatrie in de jaren 70

 

Snel ruim ik na de lunch de zaal op, doe de medicijnronde, zet bloemen terug op tafel.
De meeste patiënten doen een middagdutje voor het bezoekuur begint.  
Om half drie maak ik mevrouw G wakker, help haar naar het toilet en met aankleden.
Als ik haar vertel dat haar man straks komt, wil ze haar oudroze mantelpakje aan, haar grijze pumps, haar parelketting, de gouden armband.
Voor de wastafelspiegel maakt ze zich op.
Geroutineerd pakt haar hand de lippenstift en de mascara, geconcentreerd smeert ze haar gezicht vol, doet een stapje naar achter, kijkt in de spiegel, lacht hard en begint te huilen.
Ik sus haar, droog haar tranen, veeg de lippenstift van haar wenkbrauwen en de mascara van haar mond en, terwijl we in de spiegel kijken, stuur ik haar hand.
‘Móóói’ zucht ze als we klaar zijn.

 

Precies om 3 uur opent een vriendelijke oude man de deur van de zaal, hij draagt een donkerbruin pak met een lichtbruine stropdas, pochet en manchetknopen.
Hij licht zijn hoed op en groet: ‘Goedemiddag dames, goedemiddag zuster, mag ik binnenkomen?’
Elke woensdag en zondag bezoekt hij zijn vrouw en elke keer vraagt hij beleefd of hij binnen mag komen.
Als hij voor mevrouw G staat, neemt hij zijn hoed af en buigt zich naar haar: ‘Dag lieve, wat zie je er prachtig uit, zullen we een wandelingetje maken?’
Ze staart hem aan, stoot mij aan en vraagt, als elke keer: ‘Wie is die man?’
Verdriet vlaagt over zijn gezicht maar hij wacht geduldig.
‘Uw man’, zeg ik.
Ze peinst, dan glijdt er een glimlach over haar gezicht: ‘O ja, dag lieve.’
Hij helpt haar overeind, brengt haar naar het toilet, wacht voor de deur.
Als ze de toiletdeur opent, helpt hij haar in haar jas, knoopt hem voorzichtig dicht, haalt een kammetje uit zijn zak en haalt het door haar haar, drapeert het sjaaltje tot het goed zit, geeft haar een kus op de wang en biedt zijn arm die ze gracieus accepteert.
Ze knikken naar ons, vriendelijk licht hij weer zijn hoed en groet: ‘Dag dames, dag zuster, tot straks.’
Kaarsrecht, arm in arm, in een ritme van tientallen jaren, draaien ze zich om en lopen langzaam naar de deur.
Dan pas zie ik de sliert toiletpapier, bruin besmeurd, die onder haar jas uit komt.  
Ik aarzel, ren dan geluidloos naar ze toe, grijp ongemerkt de sliert en trek er voorzichtig aan.
De rest komt straks wel.

 

Mevrouw G’s verblijf bij ons was een tussenstation tot er plaats was op de gesloten afdeling van een verpleeghuis.
Voor ze kwam werd ons, verpleegkundigen, summier iets verteld over haar achtergrond: het gegoede milieu waar ze uit kwam, haar manisch-depressieve psychose die sterk verergerde toen haar zoon zich van het leven beroofde. Hoe ze zich kort daarna voor een trein wierp. Amper op tijd werd ze weggerukt maar liep daarbij ernstig hersenletsel op dat haar geheugen en emoties diep ontregelde. Hoe lang hij voor haar zorgde. Tot het niet meer ging.
Dit voorval gebeurde vijftig jaar geleden.
Maar nog zie ik hen soms voor me.
 
3-3-2021
Een verkorte versie van dit verhaal, met de titel ‘Allerkeurigst’ , werd op 5-3-2021 gekozen als een van de vijf leukste, beste of meest opvallende ultrakorte verhalen en gedichten van week 9 in de Facebookgroep Schrijven Magazine: Ultrakorte verhalen.
 

Bittere kou

Wankelend op geleende noren
kiezen mijn voeten een te snelle weg
als mijn ogen het wak waarnemen
zijn ze er al ingeschoven
diep de donkerte in.

 

In slow motion registreren hersenen
hoe voeten benen neerhalen
hoe broek bittere kou absorbeert
hoe zwaar nat trekt aan
billen borst schouders
hoe armen zoekend rondmaaien
hoe verkrampte handen vergeefs zich
vastklampen aan afbrokkelende ijsranden
dan loslaten.

 

Panisch gilt mijn stem tot de kou
mijn stembanden bereikt
verlamt
wat blijft is pijn
ijzig, adembenemend
mijn lichaam verstijft, wordt een
amorfe wiegelende massa

 

Grijnzend vriest het gat boven me dicht.

 

Dit verhaal werd op 19-2-2021 gekozen als een van de vijf leukste, beste of meest opvallende ultrakorte verhalen en gedichten van week 7 in de Facebookgroep Schrijven Magazine: Ultrakorte verhalen.