Samen!

Inspiratie: de afgelopen week was het woord ‘SAMEN’ het thema van de Week van de Poëzie en tevens het Woord van de Week in de Facebookgroep Ultrakorte verhalen

 

 
Het is 1989.
Ik ben wat uitgekeken op mijn baan als medewerker gecoördineerd ouderenwerk en kom een vacature tegen voor de functie van coördinator SOS Telefonische Hulpdienst Dordrecht. (tegenwoordig: de Luisterlijn)
Een intrigerende functie.
Toch weifel ik: het is een HBO-functie, ik heb wel net mijn Hbo-diploma behaald maar als ik de taakomschrijving lees, lijkt dit me echt veel te hoog gegrepen.
‘Welnee, dit is je op het lijf geschreven’ vindt man.

 

Ik solliciteer.
Word uitgenodigd.
Vast een vergissing.
‘Ga toch maar’ zegt man: ‘dan kan je altijd daarna nog zien.’

 

De dag van het gesprek hebben mijn darmen en ik geen idee meer waarom ik solliciteerde.
Ik wil afbellen maar mijn vingers bellen man.
Ik bel hem zelden op zijn werk, dus loopt hij geschrokken zijn vergadering uit: ‘Wat is er aan de hand?’
Ik vraag hem: ‘Sorry maar waarom doe ik dit ook al weer?’
Ik hoor hem lachen, een sigaret opsteken en gaan zitten.
Dan noemt hij uitgebreid alle argumenten op waarom ik de perfecte persoon ben voor deze functie.
O ja.
Zucht.
Natuurlijk.

 

Het sollicitatiegesprek loopt als een trein.
Ik word aangenomen als coördinator, groei na een paar jaar door tot directeur.
Man heeft gelijk:
Van 1989 tot 1999 heb ik de leukste werkplek die er bestaat!
Ik leer vrijwilligers trainen en begeleiden en de organisatie door moeilijke tijden leiden.
Ik geniet van bijna alles wat op mijn pad komt: de mensen, het werk, de plek.
Maar het meest, tot op de dag van vandaag, van de vriendschappen voor het leven die daar en toen ontstonden.

 

 
 
Een verkorte versie van dit verhaal werd op 5-2-2021 gekozen als een van de vijf leukste, beste of meest opvallende ultrakorte verhalen en gedichten van week 5 in de Facebookgroep Schrijven Magazine: Ultrakorte verhalen.
 

Samen?

begrijp je de taal van mijn hand
als je hem niet kan schudden,
lees je de lach rond mijn ogen
als mijn mond is bedekt,
voel je de warmte van mijn armen
als ze naar je zwaaien,
is een gebaar ook waar
zonder aanraken van elkaar?

 

overbruggen woorden
de afstand tussen ons
of zweven ze weg tussen
optrekkende auto’s
en krijsende meeuwen?

 

Hoe leeg is de lucht tussen ons?

 

 

4-2-2021
Dit gedicht haalde de eerste ronde van de grote landelijke dichtwedstrijd ‘Prijs de Poëzie’ en kreeg deze feedback:

‘Een gedicht waarin wordt gesuggereerd hoe moeilijk het is om echt contact te maken. De taal van een hand. Of de lach rond iemands ogen? Een zwaaiend gebaar? Of moeten we toch onze toevlucht zoeken tot woorden? Maar het gedicht twijfelt toch of woorden voldoende adequaat zijn om contact te maken. Een interessante dichtoefening.’

 

 

 

Dichterbij: Kijkje in de schrijfkeuken 3

Een jaar of tien geleden schreef ik mijn levensverhaal. Daarna meldde ik me impulsief aan voor een schrijfcursus, ontdekte een leuke online schrijfgroep. Ik wilde schrijven, meer, beter en waarom ook geen gedichten proberen?

 

Zo begon het, bijna organisch groeide ik naar het delen van mijn teksten, het leren omgaan met commentaar en feedback. De verrassing van gelezen worden, van positieve reacties!

 

Steeds vaker kreeg ik vragen: Wanneer komt dat boek? Waar blijft die dichtbundel?
Vragen die ik wegwuifde, ik weet immers wat er komt kijken bij het uitbrengen van een boek, aan herschrijfrondes, organisatie, contacten, besluitvorming, pr en marketingactiviteiten.
Wel kwam er een site, gebouwd door zoon die hem ook bij- en onderhoudt en technische problemen oplost.

 

In september jl. vroeg weer iemand waarom ik geen bundel uitbracht, ze zei: ‘een bundel uitbrengen is alsof je jezelf samenvat en dat is een soort van wonder.’
Het kwartje wankelde maar viel nog niet.

 

In november bracht de post een pakje van schrijfmaatje Aaltje.
Ik pakte het uit en staarde naar een mooie, vuurrode bundel met 99 korte verhalen.
Ik liet de bundel op tafel liggen.
Een paar dagen later bladerden zoon en schoondochter er doorheen: ‘wat een leuke bundel.’
‘Ja’ zei ik aarzelend, ‘en nou zit ik toch te peinzen …’

 

Kortom, ik was ‘om.’
Er werden plannen gemaakt, opties besproken, besluiten genomen.
Ik selecteerde 99 verhalen waaronder een paar gedichten.
Vier schatten deden de vormgeving, de cover, de tekst redactie, de coördinatie.
Over een paar weken ligt hij er, mijn bundel ‘Dichterbij.’
De oplage wordt afgestemd op de vraag.
De prijs per stuk is €12,- plus eventuele verzendkosten.
Wil je een of meer exemplaren?
Mail naar c.v.berendonk@hccnet.nl

Kijkje in de schrijfkeuken 2

Mijn gestage stroom aan teksten roept regelmatig vragen op: ‘Hoe kom je erop? Waar haal je je inspiratie vandaan?’
Dat ik mijn inspiratie om me heen vind, klinkt vaag.
Daarom hier een voorbeeld: eerst het verhaal, daarna de ontstaansgeschiedenis.

 

De naam
De jongen met de mooie ogen hielp haar bij scheikunde met een proef en haalde daarna langzaam met zijn wijsvinger zijn neus leeg, bekeek de oogst, at die op.
Het bestuurslid verwelkomde haar hartelijk op haar eerste dag en zaagde grijnzend de poten onder haar stoel vandaan toen ze niet inging op zijn avances.
De vriendelijke psycholoog luisterde niet, hij wist zeker dat alles beter zou gaan als ze gewoon die vragenlijsten invulde.
Ze droegen dezelfde naam. Toeval.

 

De dansleraar had prachtige ogen en een warme stem.
Maar toen hij zijn naam noemde, vloog ze hem aan.

 

Zomaar

 

Ontstaansgeschiedenis van ‘De naam’
Op een druilerige decemberdag lees ik in de Facebookgroep Ultrakorte verhalen een verhaal van Mechtilde: een gesprek tussen moeder en zoon over een Willem, volgens de moeder een voorbeeld van stuurlui aan wal die ‘schreeuwen zo gauw de gemoederen het IQ overstijgen.’
Een prachtverhaal, beeldend, herkenbaar en ik lig in een deuk om de link met ‘Willem’ de voormalige dansleraar die nu een coronaprotestbeweging leidt.
Mijn associatie klopt, zegt Mechtilde.
Schrijfmaatje Nancy hapt: ze krijgt jeuk van die naam.
Heerlijk, die een-tweetjes tussen schrijvers.

 

Het verhaal blijft hangen in mijn brein.
De volgende ochtend word ik voor het eerst in jaren wakker met Wimmen in mijn hoofd: in de jaren negentig hoorde ik verhalen over Wimmen en ontmoette er zelf ook enkele.
Geen beste herinneringen aan die Wimmen, ik kreeg nogal eens jeuk van ze. Mijn Wimlijstje groeide, en elke nieuwe Wim die ik ontmoette, had geen idee waarom ik zo fronste als hij zijn naam noemde.

 

Daar zit een verhaal in!
Niet over dansleraar Willem, maar over het fenomeen Wimmen.
Ik begin met het ordenen van alle Wimverhalen, al snel heb ik er een handvol.
Dat is teveel voor een kort verhaal.
Ik kies er drie.

 

Ik peins: wat wil ik eigenlijk met dit verhaal?
Geen hetze tegen Wimmen, tegen dansleraren, tegen coronacritici.
Wat dan wel?
Het is me nog niet duidelijk, dan wordt het tijdens het schrijven vast wel duidelijk.

 

Schrijven dus.
Werktitel: De Wimmen.
Eerst kiezen: schrijf ik in de ik-vorm of de derde persoon enkelvoud?
De ik-vorm ligt me wel en ik heb geleerd om mijn lezers niet te onderschatten, die snappen wel dat de ‘ik’ in mijn verhalen niet gelijk is aan de realiteit van mij, de schrijver, maar vaak nauw verweven is met mijn fantasie.

 

Ik begin in de ik-vorm maar al na een paar zinnen merk ik dat dat niet werkt, het verhaal wordt stroperig.
Dus verander ik de ‘ik’ in een ‘ze.’ Dat gaat beter, het verhaal stroomt nu.
Ik schrijf, grijnzend, onder mijn vingers groeit het verhaal.
Ik schrap, schaaf, verander zinnen, peins over het juiste woord op de juiste plaats.
Als het klaar is, denk ik: wat een tam einde.
Dat kan beter.
Vuurwerk buiten mag niet, ik steek het af in de laatste twee zinnen.

 

Ik lees het over en zie: dit verhaal gaat over het fenomeen dat mensen met dezelfde naam toevallig samenvallen met eenzelfde soort, negatieve, ervaringen.
Dan klopt de titel niet, het verhaal gaat niet (alleen) over Wimmen, de lezer heeft wellicht eigen associaties bij een naam, welke dan ook.
Als laatste verander ik de titel in: De naam
  
Klaar!

 

Nb Elke gelijkenis met bestaande Wimmen berust op louter toeval. Mijn Wimvloek werd met succes doorbroken toen ik een paar sympathieke Wimmen ontmoette tijdens een opleiding.

 

 

5-1-2021

Kijkje in de schrijfkeuken 1

2020 was een onvergetelijk jaar, daar is al veel over geschreven en gesproken.
Ik beperk me hier tot een inkijkje in mijn schrijfkeuken.
Want, corona of niet, ik schreef!
Elke week plaatste ik een verhaal of gedicht op deze site, online in schrijfgroepen en/of  stuurde ik teksten in naar schrijf- en dichtwedstrijden.
Met succes:
  • De site 500 Magazine Aan Zee plaatste op 20-2 het verhaal ‘Aandacht’, op 15-4 het verhaal ‘Afstand’ en op 16-9 het gedicht ‘Bestaan.’
  • De stichting Uit Je Ervaring plaatste mijn gedicht ‘Gelukkig geluid’ in de gedichtenbundel ‘Ongezien 1.’ In de bundel ‘Gezien’ staat mijn gedicht ‘Dat wist ik niet.’ Een deel van de opbrengst van deze bundels komt ten goede aan De Luisterlijn (voorheen de SOS Telefonische Hulp Dienst, waar ik met veel plezier een aantal jaren werkte).
  • Uitgeverij Gopher plaatste mijn gedicht ‘Freelance lover’ in de dichtbundel: ‘De grootste intimiteit is het zwijgen.’
  • In de Facebookgroep ‘Schrijven Magazine Ultrakorte verhalen’ plaats ik regelmatig verhalen. Deze twaalf haalden de wekelijkse spotlights omdat ze opvielen door originaliteit, verrassende wending, kwaliteit of spraakmakendheid: ‘Winter, Onbereikbaar, Woorden, Narcis, Relatie, Coronalente, Kaart, Woordenwasser, Dans, Mee, Lttrburnout en Op een dag.’
 
Ik wil groeien in mijn schrijven en ben blij met feedback en inspiratie. Die vond ik, tot corona roet in het eten gooide, in de dichtsessies met dichtmaatje Aaltje waarin we elkaar uitdaagden en onze dichtspieren trainden.
Online volgde ik de cursus ‘Dichten voor gevorderden’ van Margreet Schouwenaar.
Haar boeiende opdrachten en deskundige feedback inspireren me in het zoeken naar mijn ‘stem’ in het schrijven.
Iets wat lukt als ik, na veel schaven en schrappen, denk: dit is het.
En als lezers zeggen: ‘dit is een echte Cora.’
 
Lieve lezer
Dank voor je bezoek aan en je reacties op ‘Cora dichterbij.’
Ik inspireer jou en jij mij!
Weet je welkom in mijn nieuwe schrijfjaar!
Voor nu: dit is ‘Kijkje in de schrijfkeuken, 1’
Morgen lees je ‘Kijkje 2’: een voorbeeld van het ontstaan en de ontwikkeling van een verhaal.
Overmorgen ‘Kijkje 3’ met een verrassende vooruitblik …

 

Ik wens je alle goeds voor 2021
Cora   4-1-2021
 
PS:
Als je anderen wilt attenderen op mijn site, graag!
Wil je weten wanneer ik een nieuwe tekst plaats:
  • gebruik de link op de site of
  • stuur een mail naar c.v.berendonk@hccnet.nl  
  • Het ontvangen van mails kan je op elk moment stopzetten.
  • Heb je je niet afgemeld maar ontvang je ineens geen mails meer? Mail naar c.v.berendonk@hccnet.nl  dan herstellen we dat.

Op een dag

Op een dag mochten mensen elkaar niet meer aanraken.
Wie toch knuffelde, omhelsde, zoende of handen schudde, werd beboet, uitgesloten en liep kans op een ernstige ziekte.
Knipogen, lachen en gedichten voordragen mocht wel maar werd nauwelijks opgemerkt door de woordentsunami die losbarstte: er werd gediscussieerd, geschreeuwd, gescholden.
Feiten werden verzwolgen door aannames, oordelen en meningen.
Over de boetes en over elkaar.
Een oorverdovende herrie klonk alom.

 

Er was een jongetje dat niet hield van woorden.
Hij danste in de namiddagzon en gooide knuffels naar me.
Tot ik een schoot vol knuffels had.
Hij lachte.
Ik ook.

 

 

16-12-2020
Dit verhaal werd op 18-12-2020 gekozen als een van de vijf ultrakorte verhalen van week 51 die opvielen in de Facebookgroep Schrijven Magazine Ultrakorte verhalen vanwege hun originaliteit, verrassende wending, kwaliteit of spraakmakendheid.

Lttrburnout

Ht bgon gistrn.
Rst dacht ik dat r its mis was mt mijn totsnbord.
Ik stopt mt typn n hoord n zacht gkrun: hlp, hlp!
Ik mot togvn, dat was schrikkn.
N vrontrustnd: mijn totsnbord functionrt al jarn naar voll tvrdnhid.
Ik ging op ondrzok uit.

 

Ht blijkt d vijfd lttr van ht alfabt.
Hij is ingstort.
‘Ik hb n zwar burnout’, zgt hij n ik zi nattighid langs hm ht totsnbord indruppln.
Ik hb hm ovrblast, zgt hij. D druk is hm t vl gwordn, hij is ht hlmll zat.
‘Mijn vijfntwintig collga’s hbbn n luizlvntj vrglkn bij mij’, zgt hij, ‘dat zijn m n stlltj lui dondrs!’

 

Ignlijk kan ik hm gn onglijk gvn, hij staat altijd vooraan n ik gbruik hm indrdaad ongmrkt rg vaak.
Ok, r mot its gburn, vanaf nu zal ik hm ontzin.
Tn ind raad gbruik ik nu zijn collga’s maar vakr.
Maar dat loopt nu al in d sop: d a n d n mopprn nu ook, want dz uitbriding van hun taknpakkt staat nit in hun cao, zggn z: z g i stkig!

 

God rd is duur.
Imd  oplossig?

 

8-11-2020
Een verkorte versie van dit verhaal werd op 13-11-2020 gekozen als een van de vijf ultrakorte verhalen van week 46 die opvielen in de Facebookgroep Schrijven Magazine Ultrakorte verhalen vanwege hun originaliteit, verrassende wending, kwaliteit of spraakmakendheid.

Mee

Het gebeurt op het laatste stuk van mijn heerlijke herfstwandeling.
In de verte zie ik een opstootje op de parkeerplaats bij het verpleeghuis.
Bij een auto staat een vrouw, klein, smal, haar rug diep gebogen.
Leunend op een looprek praat ze met de vrouw achter het stuur.
Als ik nader, hoor ik haar roepen: ‘Open! Doe nou open, ik wil mee.’
De vrouw achter het stuur schudt haar hoofd: ‘Nee mam, je kan niet mee, ga nou naar binnen, ik kom morgen weer.’
Moeder trekt aan het handvat van de deur, bonst op het autodak, schreeuwt: ‘IK WIL MEE!’

 

Uit het verpleeghuis komt een verzorgende aangelopen, sussend zegt ze: ‘Komt u maar mee, mevrouw.’
Ze krijgt een vinnig: ‘Denk maar niet dat ik met jou mee ga!’
De verzorgende praat, soebat maar de vrouw schudt driftig haar hoofd, haar ogen spuwen vuur.

 

Voorbijgangers kijken op, zo ook de postbode die zijn ronde loopt langs de huizen naast de parkeerplaats.
Hij kijkt even toe, zet dan zijn fiets tegen een boom en loopt naar de auto.
Hij glimlacht naar de vrouw achter het stuur, kijkt vragend naar de verzorgende die knikt.
De vrouw heft haar looprek, ramt de autodeur, gilt: ‘Ik wil mee!’
De postbode neemt het looprek van haar over, zet het neer.
Zwijgend wacht hij tot ze stopt met schreeuwen en hem aankijkt.
Verbazing glijdt over haar gezicht: ‘Wie ben jij?’
Hij pakt haar arm en zegt vriendelijk: ‘Ik ben Tom, ik heb zo’n dorst, heb jij een kopje thee voor me?’
Haar boosheid smelt weg.
Ze aarzelt.
‘Ga je mee, dan gaan we naar binnen.’
Langzaam draait ze zich van de auto af, hij geeft haar het looprek, pakt haar elleboog.
Samen lopen ze naar binnen.

 

De vrouw in de auto sluit het autoraam.
Tranen stromen langs haar wangen.
Dan legt ze haar hoofd op het stuur, ik zie haar schouders schokken.

 

19-10-2020
Een verkorte versie van dit verhaal werd op 23-10-2020 gekozen als een van de vijf ultrakorte verhalen van week 43 die opvielen in de Facebookgroep Schrijven Magazine Ultrakorte verhalen vanwege hun originaliteit, verrassende wending, kwaliteit of spraakmakendheid.

Dans

’t Is een herinnering zoals zovelen, maar deze ene laat mij niet los’
Orkest Zonder Naam: Het Lentekind

 

Een zonnige zomerochtend.
Ik loop op het pad langs de vijver en geniet van de stilte als ik in de verte een kind zie.
Hij is een jaar of tien schat ik.
Hij huppelt, wijst naar de wolken, naar de waterlelies, staat stil, neemt het onhoorbare applaus in ontvangst, buigt diep.
Dan strekt hij zich en vervolgt zijn dans.
Zijn gezicht naar de zon geheven, beweegt hij, draait een pirouette, zijn armen hoog boven zijn hoofd.
Ik nader voorzichtig, hou mijn pas in, kijk ademloos toe.

 

Tot hij me ziet.
Hij verstijft, een blos kleurt zijn wangen.
Ik klap in mijn handen: ‘Wat dans jij prachtig, alsjeblieft, dans door!’
Maar de betovering is verbroken, hij schudt zijn hoofd, draait zich om, rent weg.

 

15-9-2020
Een verkorte versie van dit verhaal werd op 189-2020 gekozen als een van de vijf ultrakorte verhalen van week 38 die opvielen in de Facebookgroep Schrijven Magazine Ultrakorte verhalen vanwege hun originaliteit, verrassende wending, kwaliteit of spraakmakendheid.

Afstand

Vaak wandel ik in het polderbos aan de rand van het dorp, genietend van deze virusvrije oase in lentepracht.
Geen vuiltje aan de lucht zou je denken.
Dat klopt.
Meestal.

 

Op een warme middag zie ik op het bospad een kleine kaarsrechte gestalte.
In een keurig pak, een geruite pet op, leunend op een wandelstok, nadert hij langzaam.
Op een meter of tien afstand, tikt hij twee vingers tegen zijn pet, nijgt zijn bovenlichaam, groet beleefd: ‘Goedemorgen mevrouw.’
Vriendelijk beantwoord ik zijn groet en stap tegelijkertijd de berm in zodat hij me op gepaste afstand kan passeren.
Hij ziet mijn uitwijkmanoeuvre en vertraagt zijn pas.
Zijn glimlach verdwijnt, zijn ogen worden groot, verontwaardigd zegt hij: ‘Maar mevrouw, u hoeft niet bang te zijn voor mij, ik mankeer heus niets!’
Ik hakkel: ‘Sorry, ik heb ook niks, ik geloof u hoor, maar corona.’
Hoofdschuddend loopt hij door, ‘Laat u niet gek maken, mevrouw.’

 

Een paar dagen later loop ik weer op datzelfde bospad, genietend van het zonlicht op het lentegroen.
Soepel slalom ik langs andere wandelaars.
Een kromme gestalte nadert.
Warrige baard, flodderige broek, morsige trui.
Handen omklemmen een rollator.
Zijn lippen bewegen geluidloos.
Elke stap lijkt een moeizaam behaalde overwinning.
Ik stap de berm in zodat de afstand tussen ons een paar meter blijft.
Hij ziet het, stopt, zet zich hijgend op het zitplankje van zijn rollator.
Traag, glijdt zijn blik over me heen.
Van top tot teen en weer terug.
Een geile grijns.
Een vette knipoog.
Een doorrookte bromstem: ‘Corona, corona. Vreselijk jammer toch? Vin je ook niet?’

 

13-4-2020
Een bewerking van dit verhaal is op 15-4-2020 geplaatst op de site ‘500 Magazine aan Zee’