In haar gebloemde jarigjurkje, valplekken op haar
blote benen, braamvlekken op haar kin, stept ze
in oma’s moestuin fier tussen bedden kool en
kroten recht zijn cameralens in: papa kijk ik kan het!
Het sepiameisje overleefde onachtzame jaren, liep een
vochtvlek op, een scheurtje, een vouw maar volgde geduldig
wachtend tot de beloofde hemel leeg bleek, geluk beperkt
houdbaar en papa’s heimwee naar de horizon erfelijk.
Tussen gerimpelde levensresten diep ik haar
op, strijk ik haar glad, voel ik haar blije lijf in mijn
poriën, laaf me aan haar lach
wecken wil ik haar in een prachtige pot en
bewaren naast de stoofperen in mijn winterkelder
papa kijk, ik kon het