Tocht naar toen

Tocht naar toen
Lang bestaan we al uit afstand, toch wentel ik me in zijn warme
welkom. Hij wankelt gaat dan voor. Op het aanrecht kopjes
en kommen in gelid. De geur van groentesoep.

 

Breed zit hij maar vult de stoel slechts half. De bijbel vol briefjes de
glimmende armleuningen wijzen zijn wachten. Zijn monoloog meandert langs
orchideeën, koor en kwalen, morgen wordt weer een knobbeltje weggesneden.
Voortdurend dwaalt zijn hand naar de littekens op zijn hoofd.

 

Zijn vrouw en zoon staren de kamer in, vervaagd in versleten
lijstjes. Langs de muren echoën de zekerheden die mijn jeugd kleurden
‘dat is toch niks een dokteres’ ‘je ouders waren nou eenmaal zo.’ En nog
weet hij zeker: ‘ik zie ze niet weer want in de hemel herken je elkaar niet.’

 

Pas als we vruchtenbowl lepelen, vaste rots van ons behoud, herhaalt hij
hoe hij de moffen uitschold en hard wegrende. De oude logeeroase herleeft
ik schater, dit is de veiligste plek op aarde.

 

 

 
Mei 2017
Een bewerking van dit gedicht won in september 2017 de prijs in de Schrijven online wedstrijd in de categorie autobiografisch verhaal, anekdote of herinnering met stroopwafels in de hoofdrol. Zie Veertjes: Zoet van toen

Leave a Reply

Your email address will not be published.

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.