Regengeruis op de ramen. Donker dat niet wijken wil
natte wangen, een rug die niet recht. Tijd gestold in
de vastgeroeste wijzers van het oude horloge dat vertelt wie
waren, niet wie is. Vragen in koffiedik, waarom ruikt
regen grijs, wordt zomerlicht niet opgeslagen in harten,
smaakt mango alleen ‘s zomers naar zon. Waarom zwijgt je
brein nooit, klopt je hart koppig door, leeft je mond lamlendig
mee met ziekte en zeer, loop je te lang met te veel. Hoeveel
stemmen moet je horen voor die ene zwijgt? Hoe voeten je
het bos in sturen dat zich niets aantrekt van verdwenen tijd.
Hoe regenboogdruppels glinsteren op gevallen blad, je ogen
ze vangen, je rug zich recht, de kans op anders opgloeit.
Het is prachtig. Je bent een gezegende dichter. Ik hou van je werk. Maar dat wist je al. Het is heel eigen.
We gaan door he dichtvriendin? Tot de laatste snik!
Liefs,
Aaltje
Dankjewel en zeker weten 😉 !
Zoveel vragen, maar je rug wordt weer recht van regenboogdruppels, niet van antwoorden. Mooi gedicht weer Cora. Ik voel me erdoor begrepen, dankjewel.
O wat bijzonder, Vivian, fijn! En ja, er zijn zaken waar geen antwoorden op zijn: koffiedik. Dan werkt een bos soms beter :-), toch?
Poeh, een echt herfstgedicht. Heel mooi, Cora ?
Ja, met een beetje goeie wil ruik je de rottende bladeren 🙂
Prachtig in woorden weergegeven hoe men in gedachten blijft dolen, mensen eigen. Gelukkig is het bos er dan en ik zou eraan toe willen voegen, voor mij de zee.
Helemaal waar, Ellie! Het is dat de zee nu niet ‘haalbaar’ is, anders staat die voor mij ook op gelijke hoogte met het bos.