terminale zorg
Zijn vrouw laat me binnen, bedrijvig loopt ze heen en weer tussen keuken en kamer, tussen zijn bed en de telefoon die steeds rinkelt.
Na een paar minuten zitten we bij zijn bed en vertelt ze hoe ziek hij is en hoe moe zijzelf is.
Zijn ogen vallen vaak dicht, soms mompelt hij iets onverstaanbaars. Zijn mond is ingevallen. ‘Zijn gebit past niet meer’, zucht ze ‘maar hij zegt toch altijd hetzelfde. Dat hij naar zijn maten wil, dat zijn zijn Indiëmaten, onlangs stierf de laatste. Nou wil hij ook niet meer. Hij ziet ze zegt ie, ze roepen hem, dat is van de morfine natuurlijk.’ Weer vallen zijn ogen dicht.
Fluisterend bespreken we het inschakelen van vrijwilligers om haar te ontlasten, ze is doodmoe. Ze zou zo graag ’s middags even een dutje doen maar hij kan niet meer alleen zijn. Als de bel gaat, sjokt ze naar de voordeur. Ik vul mijn formulier in, peins welke vrijwilligers beschikbaar zijn en hier passen.
Als ik opkijk van mijn papieren, slaat hij net zijn ogen op en kijkt me aan.
Nooit kreeg ik een geilere knipoog.
2-8-2017