Terminale thuiszorg
Ver in de negentig was ze, de spil van een kinderrijk gezin dat leefde vanuit een diep geloof. Jaren was ze al ziek maar vooral de afgelopen maanden teerde ze langzaam weg, als een nachtkaarsje doofde ze uit. Het ging zo langzaam dat haar kinderen, hoewel ze met vele waren, aan het eind van hun Latijn raakten en een beroep op ons deden om vrijwilligers in te zetten zodat ze af en toe even konden bijkomen. Ze deden een beroep op ons en na een intakegesprek stelde ik een rooster op waarbij elke dag een of twee vrijwilligers een paar uur bij haar waren.
Een paar weken kwamen er vrijwilligers, ik had degenen gevraagd met een godsdienstige achtergrond. Ze kwamen er graag en met sommige kreeg mevrouw een hechte band.
Toen het tegen Pasen liep, en ze niets meer at, alleen af en toe wat dronk en nauwelijks meer wakker was, zei de huisarts dat haar overlijden een kwestie van uren was. De vrijwilligers werden afgezegd, de kinderen waakten zelf bij hun moeder in haar laatste uren.
Ik had bereikbaarheidsdienst toen de oudste dochter belde, het was de avond van eerste Paasdag. Ik verwachtte niet anders dan te horen dat haar moeder was overleden. Niets was minder waar. Met een stem waar de verbijstering in doorklonk, vertelde ze hoe haar moeder die ochtend haar ogen had geopend, naar haar lachte en vroeg waar haar ontbijt bleef, ze had trek in koffie en een beschuitje kaas. Vervolgens kwam ze overeind, bungelde met haar benen over de rand van het bed en commandeerde dochter als vanouds: ‘Eten doen we aan tafel, help me eens even.’ Totaal verbijsterd hielp dochter haar naar haar stoel aan de tafel en maakte een ontbijtje dat ze smakelijk oppeuzelde.
Ze verrees met Pasen en leefde nog vele maanden.