Als ik tijdens de top 2000 eind december hardop meezing met Bryan Adams: ‘Summer of 69’, denk ik altijd even terug aan mijn eigen summer of 69.
Die ging niet over prille liefde, maar over werken met ‘mijn kinderen.’
Ik ben zestien en heb via een vriendin een vakantiebaan gevonden bij ’s Heerenloo in Ermelo.
Een instelling die, in het huidige jargon: ‘ondersteuning biedt aan mensen met een verstandelijke beperking.’
In 1969 heeft die doelgroep nog andere namen: debielen, imbecielen en idioten.
Ik werk bij de groep oudere ‘idioten’, volwassenen op het niveau van kinderen van een jaar.
De in deze tijd gangbare term ‘zelfredzaamheid’ past bij geen van hen.
De meesten zijn incontinent en hebben veel lichamelijke zorg nodig.
Als ze al kunnen praten klinkt dat als nauwelijks verstaanbaar en moeilijk begrijpbaar gebrabbel.
De meeste zijn aardig en aanhankelijk, sommigen wat té, die willen vooral knuffelen. Een enkele is agressief en onberekenbaar.
Voor die laatsten bestaat er een streng protocol dat onder andere voorschrijft dat er altijd twee personeelsleden op de groep staan, moet een van hen even naar het toilet, dan wordt er een collega gebeld van een andere afdeling die dan even invalt.
Er gaat een wereld voor me open. Het werk is zwaar, vooral fysiek, maar ik geniet als het lukt om contact te krijgen met ‘mijn kinderen.’
Dat deze ‘kinderen’ mijn naam niet onthouden en me na twee vrije dagen zijn vergeten, went snel.
Een van ’mijn kinderen’ is Jaanie.
Ze is zo vaak en onvoorspelbaar agressief, dat ze eerst met een band om haar middel en polsen wordt vastgezet als ze verzorgd moet worden en ook ’s nachts in bed ligt ze vast.
Ik doe mijn best maar krijg in de drie weken dat ik in haar groep werk geen contact met Jaanie.
Tenminste, dat denk ik, tot ze op mijn laatste werkdag ineens naar me zwaait en ik haar luid en duidelijk hoor zeggen: ‘zuster Dotje.’
Ontroerd knuffel ik haar nog een keer voor ik vertrek.
De ploeg vakantiewerkers die zomer is gezellig, we helpen elkaar, maken lol en trekken na het werk het nachtleven van Ermelo in. Dat klinkt beter dan het was: we konden kiezen uit twee cafés.
Het is zo’n leuke ploeg dat we een half jaar na ‘onze’ zomer in de personeelskamer een reünie organiseren.
Die avond glip ik stiekem even de afdeling op om te kijken bij ‘mijn kinderen’.
Even sta ik ook bij Jaanie die rustig in haar band ligt te slapen.
Ineens slaat ze haar ogen op.
Ik schrik en wil snel weggaan, ik mag hier eigenlijk helemaal niet zijn nu en ben bang dat ze onrustig wordt als ze plotseling een vreemde ziet.
Maar niets is minder waar: een grote lach glijdt over haar gezicht en zacht zegt ze ‘zuster Dotje’.
Dat verdient een dikke knuffel!
Oktober 2015