Het gebeurde toen de verpleegkundige tegenover me commandeerde: ‘Ik neem hem nu mee, ouders wachten in de wachtkamer’ en haar hand uitstak naar jongste op mijn schoot om hem mee te nemen.
Ik kende haar niet, de furie die plots oprees in mij en het roer overnam. Ze klemde jongste vast op mijn schoot en zei: ‘Wat? Geen sprake van! Ik heb afgesproken met de arts dat ik bij hem blijf tijdens de ingreep!’
Bijna had ik medelijden met de verpleegkundige, ze keek net zo verbijsterd als ik me voelde maar vervolgde vinnig: ’Daar weet ik niks van, dat doen wij nooit zo.’ ‘Dan zijn er twee mogelijkheden!’ sprak de furie: ‘U kunt het navragen bij de arts of wij vertrekken nu!’ Furie sprak in uitroeptekens.
De verpleegkundige gaf zich niet zo snel gewonnen, haalde de arts erbij, die onze afspraak duidelijk was vergeten maar hem bij het zicht op furie snel en sussend bevestigde.
Jongste herinnert zich wel de oorbuisjes maar niet dit voorval. ‘Jullie waren er gewoon’ zegt hij schouderophalend. Precies! Wij waren er gewoon!
Furie bleef, ze sluimert op de achtergrond. Tot er iets is met kinderen of kleinzoon. Dan leeft ze weer op.