Ik rij geen auto, ga niet bij iemand achter op een motor, niet naar een Grand Prix, beklim geen steile berg.
Wat ik ook nooit meer doe: een ritje in een achtbaan…
Het was eind jaren tachtig dat ik voorstelde weer eens naar de Efteling te gaan.
Mijn mannen reageerden enthousiast.
Dat had bij mij al een lampje moeten doen branden want de puberende zoons waren niet meer zo happig op uitstapjes met pa en ma.
Maar, dat zij niet, net als ik, uitkeken naar het sprookjesbos, begreep ik pas toen we er waren en ze onmiddellijk richting de nieuwe attractie gingen.
‘Sprookjesbos?, bah, boring!’
Nee, de Python, daar kwamen ze voor.
Terwijl wij het sprookjesbos door wandelden, wachtten zij geduldig in een idioot lange rij, voor een ritje van een paar minuten in deze achtbaan.
Toen we ze na Sneeuwwitje en Roodkapje weer opzochten, stonden ze stuiterend en met van opwinding glanzende ogen opnieuw in de rij.
De eerste keer was supertof, gers, gaaf, alle toenmalige superlatieven werden gebruikt om hun eerste Pythonritje te beschrijven.
Echt, dit moest ik ook meemaken.
Natuurlijk was het niet eng, niet snel, niet hoog, niet gevaarlijk verzekerden ze me.
Ik geloofde hen en vergat mijn hoogtevrees, afkeer van hoge snelheden, direct duizelig en misselijk worden van snel ronddraaien.
We sloten aan bij de wachtrij.
Een half uur (!) later stapte ik naast man in een krap metalen bakje van een stalen achtbaan.
Had ik maar gevraagd wat dat eigenlijk inhield: ‘een parcours met twee loopings en twee kurkentrekkers.’
En waarom kleine kinderen eerst hun lengte moesten laten meten.
Waarom gecontroleerd werd of die gordel wel goed vast zat.
Waarom er zo uitdrukkelijk werd gezegd dat je je goed vast moest houden.
Ik vroeg het niet.
Wat volgde was afgrijselijk: op hoge snelheid werd ik omhoog geschoten en donderde daarna, om mijn as draaiend, steil naar beneden.
Krampachtig omklemde ik het handvat van het metalen bakje en de pols van man naast me.
Hij zag dat het niet goed ging, ‘Kijk naar de horizon’, zei hij.
Maar mijn ogen konden niet focussen, ik probeerde naar mijn handen te kijken maar mijn ogen volgden mijn lijf dat duizelingwekkend snel ronddraaiend om zijn as opnieuw steil omhoog werd getrokken om het volgende moment op topsnelheid in een ravijn te storten.
Toen ik uren later (het kan ook twee minuten geweest zijn) lijkbleek, verdwaasd, verwilderd rondkijkend, wankelend en kotsend uit dat rare bakje kroop, wist ik het zeker: dit is erger dan een bevalling.
Mijn mannen begrepen me niet.
Ik hen ook niet.
Zelden ben ik zo zeker geweest dat ik iets nooit nooit nooit meer zou doen.
Waarvan akte.
Dat was genieten! Ja, het lezen. Dat je’t gedurfd hebt!!!!
Een held ben je van top tot teen!
Liefs Aaltje
Haha, op sokken dan!?
Wauw, jij nam de gok nog Cora, ik durfde het echt niet?
Ha ja, maar nóóit wéér!
Haha, ik ben er ook eens in geweest, maar toen was ik nog jong. Gelukkig houdt mijn zoon niet van pretparken, want nu zou ik het niet meer durven.
Heb jij mazzel 😉