Zondags gingen we naar de oma’s in Barneveld.
Eerst naar de mama van papa.
Door de keuken naar de kamer, oma een kusje geven en gaan zitten.
Koud was het er.
Oma schonk thee en wij kregen limonade.
Als ze glazen tekort kwam, haalde ze die in de voorkamer, de mooie kamer.
Daar wachtte ik op.
Ik ging altijd zo zitten dat ik de voorkamer in kon kijken als oma de deur opende, de glazen pakte, terug kwam en de deur weer sloot.
In die tien tellen keek ik naar de gestalte, bril, grijs knotje, grijze jurk, grijze pantoffels, in de leunstoel bij het raam in de zon, ingespannen breiend, nooit zag ik haar opkijken.
Dat is de moeder van oma fluisterde mijn moeder toen ik vroeg wie dat was: ‘Ssst, die is niet goed bij haar hoofd.’
Wat was dat, niet goed bij je hoofd zijn?
‘Zeur niet, dat hoor je wel als je groot bent.’
Op school leerde ik breien, ook ik tuurde ingespannen naar de naalden in mijn onhandige armen en de bol wol die steeds wegrolde.
Lang bleef het me een raadsel hoe die combinatie: breinaalden, wol en mijn linkshandigheid, ooit kon leiden tot een sok.
Ik zwoegde en zweette, mompelend: insteken omslaan doorhalen af laten gaan.
Vaak haalde ik de volgorde van die handelingen door elkaar.
Ik liet steken vallen, vergat steeds weer hoe ik die moest ophalen en creëerde na een paar pennen breien een strak knoedeltje waar niks meer mee te beginnen was. ‘Uithalen en opnieuw beginnen en beter je best doen anders krijg je een onvoldoende voor nuttige handwerken’ bromde juf en trok mee als het knoedeltje zo muurvast zat dat ik het niet van de naald kreeg.
Gefascineerd staarde ik zondags die tien tellen naar overoma, in haar razendsnel bewegende vingers herkende ik niets van wat ik op school moest leren, en nog minder in die jaloers makende mooie halve sok aan haar breinaalden.
Tot ik op een keer bedacht dat die sok er altijd even groot uitzag en dat die bol wol voor haar op tafel nooit kleiner leek te worden, en breide overoma altijd alleen maar met grijze wol?
‘Wat breit overoma eigenlijk?’ vroeg ik mijn moeder.
‘Sokken’ zei mijn moeder, ‘elke dag twee. Maar die haalt oma ’s avonds weer uit want wol is duur en ze merkt het toch niet.’
Nog steeds komt er verbijstering in me op bij deze herinnering.
Prachtig verhaal, Cora! Alsof het gisteren was, zeker? En dat breien (zoals jij het deed, of probeerde op z’n minst), pff … heel herkenbaar! Bij mij stonden de breiwerkjes ook stijf van mijn inspanning. Ik was blij toen het niet meer hoefde!
Oh, jij hebt nog meegemaakt dat het niet meer hoefde, bofkont! Al moet ik zeggen dat in de jaren tachtig toen er een brei hype was, ik het opnieuw ging doen, op mijn manier dan 😉
Grappig dat je het ondanks je weerzin toch weer hebt opgepakt! Maar ja, toen stond er natuurlijk geen juf mee te kijken. Dat scheelt.
Precies, en ik breide géén sokken 🤣 natuurlijk
Nee, je zou wel gek zijn 🤣!
Precies :-). Sokken stoppen heb ik ook nog geleerd, gaten die je moest ‘mazen’, komt vast weer terug, herstellen is toch beter dan alsmaar nieuw kopen …
Ik moest altijd alles thuis afbreien. Maar wie zat er op een gebreide inktlap te wachten, terwijl iedereen met ballpoint schreef? Gelukkig deed mijn moeder het voor mij.
Wel aangrijpend dat overoma zo overijverig breide en nooit voldoening van haar resultaat had.
Ach jee, en dat werd toen ‘nuttige handwerken’ genoemd …
Triest verhaal natuurlijk, maar geweldig geschreven ❤
Dankjewel Monique 🙏❤️