Voor Koot-en-Biekenners
Een avondklas eind jaren tachtig.
De psychologiedocent verklaart het begrip euforie en geeft voorbeelden.
IJverig maak ik aantekeningen.
Tot ik hoor:
‘En wat ik dan allemaal zie, jôh, cirkels, sterre, vuurwerk.’
Mijn pen valt uit mijn handen en schaterend roep ik: ‘Belle, stromende bergbeekies, gevulde koeke.’
Hij: ‘Bliksem, lammetjes, blauwe zwaailichte.’
Ik: ‘Mooi, móóói!’
Pas dan kijk ik om me heen en zie de verbazing bij mijn klasgenoten. Onbegrip druipt van hun gezichten: Wat gebeurt hier? Wat hebben die twee ineens? Waar gaat dit over?
Ik bloos diep.
Dan pas liggen zij dubbel.
4-9-2016