2-9-2011:
Een straat in Nijmegen.
‘Wat is het huisnummer?’ vraagt zoon.
‘43-39’ zeg ik zonder nadenken, sommige cijfercombinaties gaan een leven lang mee.
We tellen af tot we voor het huis staan.
Hier woonden we in 1973, ons eerste huwelijksjaar.
Oudste werd er geboren en wij werden er volwassen.
Jongste kijkt nieuwsgierig rond, hij kent dit huis alleen uit verhalen.
Toen we de sleutel kregen was het net opgeleverd, de wegen in deze nieuwe wijk waren nog niet aangelegd, winkels ontbraken, het was een half uur lopen naar het winkelcentrum in de aangrenzende wijk.
Het huis waar we voor staan, ligt verscholen achter een prachtige voortuin met hoge struiken en veel bloemen.
Hier wonen mensen met groene vingers.
Onopvallend proberen we een glimp op te vangen van het interieur.
Tussen de planten op de vensterbank door, ontwaar ik een zwart leren bankstel, grijze muren, een eiken wandkast.
Toen wij in het huis trokken, was het groot, klonk hol, de voor en achtertuin lagen braak.
Geen van beiden waren we ‘tuinmensen.’
In het jaar dat we hier woonden, kreeg de tuin weinig aandacht, hij werd een keer omgespit, soms belandde er een gekregen tuinplant, schoonvader plantte er een stekje van een krulwilg.
Aan het eind van de zomer tierde het onkruid welig.
Maar binnen was het een gezellig ratjetoe van krijgertjes: een zesdehands bankstel, oranje muur, bruine wand, paarse gordijnen, lichte vloertegels, de keukendeur beplakt met foto’s.
Zo zie ik het huis van toen voor me, als de dag van gisteren.
Maar niets aan dit huis waar we nu voor staan, bevestigt dat beeld.
Terwijl we langzaam doorlopen, vertel ik zoon verhalen uit een tijd zonder televisie en telefoon, ik hoor zelf hoe wereldvreemd ze klinken, ze staan haaks op wat we hier vandaag om ons heen zien.
Temidden van auto’s en spelende kinderen zoek ik naar de telefooncel, die stond hier toch aan de overkant?
Daar belde ik mijn moeder en vroeg hoe ik gehaktballen moest braden, en wat bedoelde ze nou precies met ‘een beetje zout en peper?’
‘Nou gewoon, een beetje, dat doe je op je gevoel’ zei ze.
Ik had geen idee en loste het op met een zakje kant en klaar-kruidenmix.
De telefooncel staat er niet meer.
Zoon stelt voor om te vertrekken, dat is goed, ik wil alleen nog even aan de achterkant kijken.
We lopen langs de achtertuinen, tellen af naar 43-39.
Maar al voor we bij de achtertuin van 43-39 zijn, zie ik hem staan, fier en meters hoog.
Ik wijs en juich, verrast, opgelucht: ‘Kijk, daar staat onze krulwilg, die heeft opa geplant!’
In de achtertuin van een huis in Nijmegen staat, veertig jaar later, nog steeds onze krulwilg.
Even helemaal terug in de tijd! Heerlijk!
En wat lijken krulwilgen dan een belangrijke rol in je leven te spelen. (Klopt toch, dat die nu in je achtertuin staat ook een krulwilg is?)..
Ongemerkt nam je mij ook mee in de herinnering aan ons beiden aan de achterkant van onze tuin, waar nog 1 berk (van de destijds 2) bleek te staan?
Ja, klopt, schoonvader plantte ook de krulwilg in de huidige achtertuin :-). En ja, ik zie ons weer staan, en die berk ook 😉
Trees are forever! In elk geval voor altijd belangrijk, nu meer dan ooit! En ze zijn zo mooi! Aan een krulwilgtak hang je ook paaseieren toch?
Bomen blijven, moeten blijven. Ja, dat is inderdaad zo’n ‘paasboom.’
Een ontroerend en nostalgisch verhaal Cora, mooi! Bomen, ik houd ervan!
Dank Ellie!