Doezelend draai ik me om.
Dut weer in.
Daar is hij.
Dat is lang geleden.
‘Zeg, ik zei dertig jaar geleden toch al dat je iets moest doen met dat schrijven? Of anders de politiek in? Maar schrijven vind je leuker zie ik. Goed bezig meissie. Nou dat boek nog.’ Zijn stokpaardje.
Ik grinnik. Mannen.
‘Zeg, kom je nou naar beneden, om je gelijk te halen? Heb je niks beters te doen daar?’
Die grijns.
Die knipoog.
Ik krijg het er warm van.
Word wakker.
Jammer.
Nog dagen wijkt de glimlach niet van mijn gezicht.