Uit zijn rugzak pakt hij een berg biljetten en sorteert ze.
Op zijn benen groeien stapeltjes van 10 en 20 euro, naast hem op de bank een vijfeuroberg.
Elk stapeltje telt hij, steeds vergist hij zich, vloekt, begint opnieuw.
Als de trein stopt, kijkt hij op, schrikt ‘shit’, frommelt de geldstapels in zijn rugzak, rent weg.
Achter hem dwarrelt een twintigeurobiljet naar de grond.