In de museumwinkel blader ik in gedichtenbundels als er twee vrouwen en twee stuiterballen binnenkomen.
Een van de vrouwen gebiedt de kinderen: ’In het Kinderboekenmuseum hebben wij op jullie gewacht, nou wachten jullie maar even want oma wil hier rondkijken.’
Ze wachten, even rustig maar al gauw zijn ze verstoppertje aan het spelen tussen de stellingen.
Oma neust bij de boeken en verdiept zich daarna uitgebreid in de rekken met ansichtkaarten.
Een voor een pakt ze kaarten, bekijkt ze aandachtig.
Zo verzamelt ze een handvol kaarten terwijl haar dochter met een gezicht als een donderwolk probeert haar kinderen in bedwang te houden.
Als ze een stelling omver rennen, stuurt ze ze scheldend een hoek in.
Dan valt haar oog weer op haar moeder die met een stapeltje kaarten in haar handen naar de kassa loopt.
Ze reageert furieus:
’Mam! Je stuurt toch geen kaarten! Per post zeker? Dat is zo antiek, dat doet niemand meer!’
Haar moeder grijnst en houdt een kaart omhoog:
‘Deze stuur ik naar jouw schoonmoeder.’
‘Mam! Die ligt dood te gaan.’
‘Ja’, zegt haar moeder, ‘daarom juist.’
Ik kom een stap dichterbij en lees de Loesjekaart die ze ophoudt:
Wie het laatst lacht, sterft tenminste vrolijk’
Hahaha ?
Ja, lachen hè ?