Regen in april, een pantoum

Regen in april verdraag ik niet.
Ik schuil achter dichte deuren,
ik staar naar de lentebui buiten
waar het gulzige groen de druppels opslurpt

 

Ik schuil achter dichte deuren,
veilig ver van het huilen buiten,
waar het gulzige groen de druppels opslurpt,
hartstochtelijk mis ik de zon.

 

Veilig ver van het huilen buiten,
ik troost me binnen met letters en zinnen.
Hartstochtelijk mis ik de zon,
regen vergt geduld.

 

Ik troost me binnen met letters en zinnen,
geduld groeit door iets te doen wat boeit,
regen vergt geduld.
Ik weet het maar vergeet het:

 

geduld groeit door iets te doen wat boeit,
ik staar naar de lentebui buiten.
Ik weet het maar vergeet het:
regen in april verdraag ik niet.

 

 

Dit is een pantoum: een gedicht volgens een vastgesteld schema van zinsherhalingen. Een vingeroefening voor een schrijver 😉

 

 

20-4-2023

Wortelschieten op Terschelling

Stormwind drukt mijn hakken in het
zand, duwt mijn benen van het slot
blaast alle ballast van mijn rug
zandstraalt mijn wangen, maakt van
mijn hoofd een rozige vuurtoren met
vrij zicht naar alle kanten

 

Windkracht acht boetseert een giechelende
wiegelende blauwe boeddha van mij, achter
mijn gesloten ogen dansen rode en gele
zonneflarden. Afstand is geen optie meer
weerstand wijkt, tijd verdwijnt in een
heelal vol hoop

 

18-4-2023

Vaderschaduw

Je hield van klassieke muziek maar bewaarde het luisteren ernaar voor de spaarzame momenten dat je alleen was.
Pas jaren na je dood verdiepte ik me, aan bed gekluisterd door een hernia, in mijn sporadische herinneringen aan jouw klassieke voorkeuren.
Ontdekte verwonderd de schoonheid van de muziek van Grieg, Händel, Bach.

 

Herstellend van de operatie luister ik voor het eerst en onwennig naar de Matthäuspassion.
Vanaf het eerste koor, ‘Kommt ihr Töchter, helft mir klagen’, ben ik verpletterd, zoals dat me een paar jaar daarna ook overkomt bij de concerten van Leonard Cohen.
Gretig lees ik alles over het ontstaan en de geschiedenis van de Matthäuspassion, ga elk jaar naar een uitvoering of kijk en beluister hem thuis.

 

In die uren rond Pasen ben je dichterbij dan ooit, soms vraag ik in gedachten welke aria jij het mooiste vindt en waarom.
Antwoorden krijg ik niet, maar de verlate saamhorigheid die me bekruipt tijdens de uitvoering, is een onverwacht cadeau bij dit meesterwerk.

 

 
 
9-4-2023

Aanbieding

Eind maart zag ik ze voor het eerst in dit luidruchtige jaar: lila scheuten stilte.
In duinpannen, langs de vloedlijn, tussen bosjes bloeiende brem en later thuis tussen de zich openende narcissenknoppen en opkomende pioenrozen.
Ze groeiden als kool, die scheuten.
Omdat het zo lang geleden was, wist ik niet meteen wat er mee te doen.
Ik overstemde ze met talkshows en praatjes voor de vaak, dunde ze uit met zorgen en boeken van Knausgard.
Maar elke keer als ik even woordloos op en rond keek, schoten ze weer omhoog, die scheuten.

 

Vorige week nam ik een kloek besluit: als ik ze zag, plukte ik ze, bond ze vast en bracht ze bijeen in mijn achtertuin.
Daar ligt nu een berg die me bijna de adem beneemt maar ook blij maakt.
Elke dag verdiep ik me in het verwerken van die berg: uitzoeken, spoelen, deppen, mengen met prille lavendelknopjes en milde glimlachjes en dan verspreiden.
Het hele huis voorzag ik: een blikje in mijn nachtkastje, vazen vol in de huiskamer, kleine scheutjes tussen de bladzijden van mijn boeken.
Ik ontdekte dat ze verrukkelijk samengaan met avondthee, foto’s en goede herinneringen.

 

Nu is mijn huis dus gevuld met stilte.
Het ruikt heerlijk: een mix van lavendelgeur en grapjes.
Alleen, merkwaardig, het lijkt wel of die berg in de achtertuin niet slinkt …

 

Dan maar de boer op:

 

Alleen vandaag:
Scheuten stilte!
Vers geoogst, smaakt heerlijk, ruikt verrukkelijk!
Gratis!

 

 

7-4-2023
   

Wisteria – nogmaals

Ik plaats dit gedicht nogmaals, onderaan lees je waarom
 
Onder het beschermende Wisteria blad
verstilt hitte ons moeten en willen, tot
gekreun klinkt, wij zijn het niet. Onwillig

 

zoeken we, zien tussen klaterend blauw
knobbelige staken waaruit onheil sijpelt, we
deppen, snoeien wat zeer doet, maar stuk

 

blijft stuk. We kappen de stam, in droge aarde
zoeken we in wirwar en janboel tot het
bittere einde, trekken het voorbije los, halen het

 

omhoog. De los gewoelde wortels verdragen
het daglicht niet. We blazen onze handen
schoon. Er is niets. Dat is alles.

 

Ik heb dit gedicht eind vorig jaar ingezonden naar de grote gedichtenwedstrijd Prijs de Poëzie 2022.
Het haalde de eerste ronde, onlangs ontving ik de feedback van de jury:

 

‘- In dit mooie fijngevoelige gedicht leeft de spreker samen met anderen in de beschermende schaduw van een wisteria. Die boom staat in verschillende culturen symbool voor de romantische liefde, en ook de wisteria in dit gedicht laat zich op die manier begrijpen. Dat die liefde onderhouden moet worden, blijkt uit de tweede strofe, en in de derde strofe lijkt de boom en daarmee de liefde ten eind te zijn.
Het is heel mooi hoe je met de laatste regel het gedicht ten ruste legt: ‘Er is niets. Dat is alles.’ Als leestip geef ik je de dichter Eva Gerlach mee, die je volgens mij zeker zult waarderen.-‘

 

 

3 april 2023 

Collectieve kelderkast

Met aangeprate schaamte en aangeleerd schuldbesef
koken we onze kwetsuren in hoge soeppannen
de klepperende deksels maken ons horendol, wonden
willen gehoord maar we draaien afgetobd het gas uit
onder de brij van graaiende handen gulzige monden
fluitende lippen en opdringerige geslachtsdelen

 

gepeperd met intimiderende sneren. Haastig proppen
we de stinkende smurrie in dikwandige weckpotten en
zetten die in brave rijen in onze kelderkast, waar het
betraliede raampje het daglicht amper binnen laat
tussen zoete stoofpeertjes en zure appelmoes:
de schamele oogst van nijver zwijgend overleven

 

tot de dag dat een van ons het stille gillen achter de
kelderdeur niet meer verdraagt, de deur in trapt, het
ondoorzichtig geworden raampje opent en de rond
dwarrelende wolken overjarige zwijgplicht naar buiten
blaast. Ze opent haar bestofte weckfles en laat haar
verhaal los op de wereld. Toen durfden wij ook.

 

24-3-2023
Dichtopdracht naar aanleiding van de poëzieles over dichter Willem Jan Otten

Zitten

Koud en nat was het de afgelopen dagen maar vandaag hangt er lente in de lucht.
Louk voelt het ook en weigert om binnen te komen: eindelijk weer eens lekker in de tuin spelen!
Met een glimlach rond zijn mond, versiert hij de witte bloemen van de bloeiende helleborus met dierenplaatjes en stevent dan af op zijn vaste plekje achter (het restant van) de krulwilg.
De grond is daar nog vochtig van de regen van afgelopen nacht.
Gauw haal ik uit de schuur de twee kniekussens, de een zonnebloemgeel, de ander veelkleurig en spreid ze uit op de plek waar Louk altijd zit.
Dan kan hij droog zitten.
Hij kijkt, lacht: ‘mooi.’
En voor ik kan ingrijpen, vlijt hij zich zorgvuldig naast de kussens.
Draait zijn billen en zijn benen in de natte aarde, schuift zijn mooie nieuwe lichtblauwe schoenen diep in de zompige grond.
Tot hij helemaal goed zit.
‘Oma zitten.’

 

Tja, toen ben ik zelf maar op de zonnebloem gaan zitten.

 

22-3-2023

Masterclass afleiding

zoutbad sauna stoomcabine
serie-bingen sudoku filippine
mindful mijmeren shoppen till you drop
wijn chocolade zoute drop
 
roddelen social media sjansen
yoga joggen dansen
schelden zwijgen weekendkranten
spitten wieden planten

 

ontkennen bagatelliseren negeren
jij-bakken verwijten venijnige sneren
lachen om niks of hartstochtelijk huilen
echt, overal kan je in schuilen

 

even

 

 

20-3-2023

Zoeteke

Inspiratie: het Woord van de Week in de Facebookgroep Ultrakorte Verhalen.

 

Eendrachtig hebben zijn broers en hij het huis leeg gehaald en de meeste spullen verdeeld.
Vandaag loopt hij door het lege huis, stofzuigt, en haalt, weer beneden, vast de laden uit de massief eiken kast die de Kringloopmensen zo komen halen.
Een van de laden hapert, hij wrikt tot de la los komt, zet hem naast de andere tegen de muur.
Gaat met zijn arm in de kast, wat hield die la tegen?
Zijn vingers voelen langs de ruwe achterkant, pakken wat daar klem zat.
Verbaasd bekijkt hij het bestofte oude poesiealbum in zijn handen.

 

Leunend tegen de vensterbank bladert hij door versjes uit de jaren veertig.
Plaatjes van kleurige boeketjes dwarrelen op de grond.
Halverwege het album zwijgen de vriendinnetjes en familieleden.
Gedachteloos bladert hij door, ontdekt op de laatste bladzijde nog een paar regels in vage potloodhalen.
Met moeite ontcijfert hij de hanenpoten: iets over eeuwige liefde.
En daaronder: ‘maar nooit meer …’ Een lang onleesbaar woord.
De laatste woorden en het onhandige hartje spatten in dik aangezette potloodlijnen van het broze vergeelde albumblad: ‘mijn lieveke, mijn Zoeteke, voor altijd de mijne, je Kees.’

 

Voor de deur stopt een kleine vrachtwagen.
De bel galmt door het lege huis.

 

Zijn vader heette Henk.
 
16-3-2023

Zoenen staat niet in Koenen

1971
We zijn straalverliefd.
Ik ga mee naar zijn ouders, verlegen en zenuwachtig.
Een volle kamer, gepraat, gelach, een warm welkom.
Gelukkig.
Iemand komt binnen, komt naar me toe, stelt zich voor, monstert me van top tot teen, buigt zich naar me toe.
Ik verwacht de obligate drie kussen op de wang maar hij zoent me, vol op mijn mond.
Grijnst, zegt ‘dat heeft broer goed gedaan deze keer.’
Draait zich om, vertrekt.
Ik sta verstijfd, doe niets, zeg niets.
Pas veel later denk ik dat iedereen dit toch gezien moet hebben?
 
1998
We zijn vijfentwintig jaar getrouwd en vieren dat op Samos.
Op de laatste avond eten we bij het strandtentje waar we al eerder waren.
Na het eten loopt man naar de kassa om af te rekenen.
De ober ruimt de tafel af, we babbelen gezellig, net als de vorige keren.
Als hij begrijpt wat we vieren, lacht hij, steekt zijn hand uit.
Ik denk om de mijne te schudden en steek mijn hand uit.
Hij pakt hem, trekt me overeind, zoent me, vol op de mond, ‘Congratulations.’
Ik ruk me los, deins achteruit, pak mijn tasje en loop het restaurant uit, waar man zich even later verbaasd bij me voegt.
Ik vertel wat er gebeurde, hou hem tegen als hij naar binnen wil om verhaal te halen.
Sus: laat maar, we gaan hier echt nooit meer komen.

 

2005
De eerste bijeenkomst van de supervisoren intervisiegroep is bij mij thuis.
De meesten ken ik, de nieuwe heet ik van harte welkom.
‘Fijne ontvangst’ zegt hij en buigt zich naar me toe.
Vlak voor hij me op de mond wil zoenen, deins ik terug, zeg ijzig: ‘pardon?’
Hij lacht en sust: ‘Ach, een kusje, dat is toch niet erg?’
Ik maak me breed en herhaal: ‘PÀRDÒN?’
Het is voldoende.
Ah, nou snap ik het, zo doe je dat dus.

 

2007
Mijn collega en ik volgen een serie landelijke tweedaagse trainingen voor coördinatoren in de terminale zorg.
De thema’s verschillen per keer: over publiciteit, beleid, selectie, training en begeleiding van vrijwilligers.
Gaandeweg groeit de groep naar elkaar toe, er wordt veel uitgewisseld, ’s avonds is het gezellig en wordt het laat.
Het afscheid na afloop van de laatste training is hartelijk en warm, er wordt geknuffeld, hier en daar vloeit een traan.
Een van de collega’s pakt mij stevig vast, en zoent me, vol op de mond.
Als ik terugdeins, grijnst ze en knipoogt.
In de auto terug vraag ik mijn collega hoe deze vrouw afscheid nam van haar.
Mijn collega is kort: ‘Nou gewoon, een knuffel, hoezo?’
Ik vertel wat mij overkwam.
‘Wat? Plat op de bek? Da’s niet normaal hoor. Volgens mij heb je sjans.’
Verbijsterd ben ik, omdat ik aan die optie niet eens heb gedacht maar vooral omdat dit, toch weer, gebeurd is.

 

Waarom en waarom nu, haal ik deze herinneringen op?
Natuurlijk hebben maatschappelijke ontwikkelingen rond ongewenste intimiteiten hiermee te maken.
In december las ik het zoveelste artikel hierover, de kop was:
‘Voor ik het doorheb, geeft hij me een natte, kleverige zoen vol op mijn mond. Ik verstijf.’
Mijn eerste reactie is: oh, ik ben niet de enige.
Weer vraag ik me af: waarom liet ik dit gebeuren, zelfs, vooral, toen ik ouder, wijzer en vooral veel assertiever was?
Ik heb geen antwoorden, besef door deze ervaringen wel het verschil tussen enerzijds en wederzijds knuffelen, omhelzen, wangkussen.
En anderzijds en níét wederzijds zoenen op de mond.
Jaap Fischer zong het zo:

 

Liefde is minnen
En samenzijn
Iets nieuws beginnen, mijn is dijn
Warm van binnen
Verlegenheid, samen in zee, geen ach, geen wee
Maar hola nee, genegenheid
En liefde is niet houden van
Je kan van zoveel vrouwen houwen
Je kan met zoveel vrouwen trouwen
Als je er wat in ziet
Maar liefde is dat niet
Je houdt van kip met appelmoes
En toen knikte de prinses, want ze hield ontzettend veel
Van kip met appelmoes
En toen had de geleerde het over Amor en Caritas
En wat het verschil daartussen was
Over Agapè, Eros en Filia
Over een diner voor twee met dansen na
En de prinses was stil en zo luisterde ze
En toen ze wat mocht vragen fluisterde ze
En zoenen?
Zoenen staat niet in Koenen, zei de geleerde
En ging

 

 
uit ‘Sprookje’
12-3-2023
Â