Sla

Ik rust even, drink water, kijk om me heen.
Twee vrouwen komen aanlopen.
Grijze hoofden, wijde linnen broeken, druk gesticulerend, diep in gesprek.
Flarden vang ik op: ‘Daar kan je nou ook al niet meer eten, je wordt gewoon niet toegelaten zonder want dan riskeren ze een boete. Belachelijk.’
Ik schil een peertje, knik vriendelijk als ze passeren.
Nietsziend glijden hun ogen over me heen.
De een, boos: ‘En iedereen gelóóft die onzin.’
De ander sust: ‘Maakt toch niks uit, joh, eigenlijk hoef je je huis niet uit, jouw sla smaakt veel lekkerder, zonder al dat gif.’

Scènes uit ons lot

een koppensneller:
Alsof de rivier huizen wilde opeten, pionieren
met zeewier, spelen zonder regels.
De ravage die achterblijft.

 

Afscheid van een trots maar eenzaam eiland
‘Someone who is just like you’
uit de schaduw en regelrecht naar de top.

 

We bespraken onze levens tot in de intiemste details.
Heikele kwesties, lastige vragen. We varen veel
op instinct, het is nooit zwart-wit. Lange besprekingen over
tactiek zijn niet nodig, welk belang weegt het zwaarst?

 

Ik, schrijver voor de toekomst, wilde een
ongecompliceerd afscheid, gewoon
vluchten, verdwijnen.

 

Als de verschrikkingen voorbij zijn, vervangen
dichtregels het verwarrende heden.

 

 

Een koppensneller is een gedicht samengesteld uit krantenkoppen.
Deze keer uit krantenkoppen in het katern Boeken & Wetenschap van De Volkskrant en in Trouw 17-7-21. In de week dat Peter R de Vries overleed en Limburg leed onder overstromingen.
Dit verhaal werd op 23-7 gekozen als een van de vijf leukste,
beste of meest opvallende ultrakorte verhalen en gedichten van
week 29 in de Facebookgroep Schrijven Magazine: Ultrakorte verhalen.
 
 
 
 

Vrij

‘On bended knee is no way to be free

 

Op je knieën
luister je, bid je, wacht je
op de ander op vergeving op
toestemming

 

Sta op
recht je schouders, grijp
gerechtigheid en laat hem
niet los
spreid je vleugels
ga vrij
ga in vrede

 

‘freedom’s just another word for nothing left to lose’

 

15-7-2021
N.a.v. het overlijden van Peter R. De Vries

Bevolkingsonderzoek

We wachten op onze beurt en praten over het onderzoek.
Sommige vrouwen hebben nergens last van, anderen vertellen breeduit over grote blauwe plekken, gekneusde ribben, dagen napijn: ‘Maar ja, kanker is erger hè?’
De vrouw naast me schudt haar hoofd en doet een duit in het zakje: ‘Met de mijne mogen ze alles doen’ zegt ze, ‘echt alles, nergens last van, pletten, knijpen, ze doen maar, mijn kleinkinderen kaatseballen d’r zelfs mee.’
De mijne krimpen al in elkaar bij het idee, ik sus ze: het is maar vier keer 20 seconden elke twee jaar.

 

Na afloop, als ik in de wachtkamer afwacht of de foto’s gelukt zijn, ploft de vrouw weer naast me.
Ze stoot me aan: ‘De eerste foto’s waren te vaag, toen moest alles nog een keer.’
Met een guitige knipoog: ‘Toen heb ik ze versierd en deden ze het beter, ze stonden er prachtig op zei die zuster.’
Ze schatert en slaat zich op de knieën.

 

Als ik naar huis rij, haalt ze me hard toeterend in.

 

‘s Nachts zie ik ze vliegen: plat geplette feestende roodblauwe borsten, versierd met slingers en confetti.
Ze kaatseballen met elkaar.

 

Herziene versie van 14-9-2018  

Markant

Zijn knellende omhelzing, de sigarenwalm, zijn keurende blik.
Hij komt naast me zitten op de bank, zijn arm zwaar op mijn schouder.
Vraagt hoe het gaat, kijkt naar mijn mond.
Wijs geworden, hou ik mijn antwoord kort.
Hij knikt, zet zijn gehoorapparaat aan en vertelt.
Over zijn belevenissen van de afgelopen weken, over zijn onderzoek naar de resten van Romeinse nederzettingen in Europa.
Af en toe vraagt hij ‘Wist je dat …?’ maar verwacht geen antwoord.
Als hij klaar is, klikt hij zijn gehoorapparaat uit, steekt een sigaar op, inhaleert diep, blaast zichtbaar genietend de rook uit, staat op en verdwijnt achter zijn bureau.

 

Jaren zwijgt hij in zijn rolstoel na de hersenbloeding.
De logopediste die hem wil helpen bij zijn spraakproblemen, haakt af: bij alles wat ze voorstelt, draait hij zijn hoofd weg.

 

7-7-2021

De levensduur van e’s

Het is warm op zolder.
Stof dwarrelt omhoog als ze de doos opent waar 2001 op staat.
Niezend bekijkt ze de inhoud.
Een stapeltje rouwkaarten, een paar rouwenveloppen, een vergeeld programma van de afscheidsbijeenkomst, een lijst met adressen.
Haar ogen glijden over de vele namen, een paar daarvan zijn overleden, een enkele is uit haar leven verdwenen.
Ze pakt de strak opgerolde rouwlinten en rolt ze open.
Bij elk lint dat ze opent, dwarrelen letters naar de grond.
Ze leest: ‘In lifd altijd’, ‘In dankbar hrinnring’, ‘Lifs, j modr.’
Twintig jaar is te lang voor e’s.

 

3-7-2021
Dit verhaal werd op 9-7 gekozen als een van de vijf leukste,
beste of meest opvallende ultrakorte verhalen en gedichten van
week 27 in de Facebookgroep Schrijven Magazine: Ultrakorte verhalen.
 

… nog lang en gelukkig

hitte hangt tussen olijfbomen, zindert boven
lavendelvelden, golft langs onze lome lijven
 
we proosten op ons sprookje, wisselen
een koesterende blik, een half woord dat
 
alles houdt zoals het hoort, niemand is nog
oud of ingestort, vlekjes poetsen we schoon, we
 
lachen weg wat wringt of bidden het de
hemel in bij een kaarsje in een kerk onderweg
 
niemand gaat nog dood
 
rozig smelten we samen, het kreunende bed
overstemt het gerommel in de verte met gemak
 
geen kus verjaagt ons kippenvel

 

maart 2021
resultaat van de dichtopdracht in het kader van de Poëzie-online-les van Margreet Schouwenaar over dichter Peter Verhelst 
 

Onder de tafel

Ze weten niet dat hij onder de tafel zit.
Papa loopt.
Papa loopt als een ijsbeer zegt mama.
‘Waarom lopen mensen als ijsberen?’ vroeg hij een keer.
‘Vraag niet zo veel’, zei ze, ‘wacht maar tot je groot bent.’

 

Eerst de rode knopen.
Als die goed liggen, gluurt hij tussen de bloemen in het tafelkleed door.
Papa loopt.
Nu de blauwe knopen, dat zijn er veel.
Mama zegt iets maar hij verstaat het niet.
Papa gromt.
Grommen ijsberen? Nu de groene en de rode. De gouden knoop legt hij in het midden. Het ziet er prachtig uit. Voorzichtig tilt hij een hoekje van het tafelkleed op en kijkt.
Papa loopt.
Zijn handen beven.
Mama’s gezicht is dicht.
Hij sluit het gordijn.
Gooit alle knopen door elkaar.
Begint opnieuw.

 

 
22-6-2021
 

Vadergeur

De man beent haastig voor me met
dezelfde stramme strikte passen.
Als kind kon ik hem niet bijbenen
liep huppelde rende half
hij hield niet in
keek niet om
hoog zijn schouders, zijn blik naar binnen
zijn haar grijzend en vol
‘een mooie kop met haar’ zei mijn moeder
ze koos zijn kleren
wit of lichtblauw overhemd grijze broek
gedekt colbert dat hem als een huis omhulde.

 

Als de man nadert, herken ik de kleren, het
eendere silhouet, blauw haken onze ogen in elkaar
een zweem van mijn vaders geur zweeft
mijn neus mijn hoofd mijn leven in, van zwetende
oksels bruin verrookte vingers met de geur van
pantersigaartjes uit het kleine blikje
een flard Old Spice.
Als vanzelfsprekend doen mijn benen
het oude huppeltje om hem bij te houden
maar meteen corrigeer ik mezelf, loop door

 

sta dan toch stil
draai me om
kijk ademloos toe hoe
de onbekende man mijn leven uit loopt

 

14-5-2016
Een bewerking van dit gedicht is als ultrakort verhaal opgenomen in de bundel ‘Kort & Prachtig 1’, 2018

Zand en zee

Soezen in
het hete zand              
je hoofd op mijn
buik beweegt mee
met mijn adem            
golven overstemmen
je snurken ik
nies
je schrikt             
schiet schielijk overeind                
jammer
                        
2-6-2017