Wij, mijn collega en ik, voerden selectiegesprekken met belangstellenden die vrijwilliger wilden worden bij onze stichting Vrijwilligers Terminale Zorg.
We trokken een uur uit voor een serieus gesprek waarin we zochten naar wat een vrijwilliger terminale zorg moet bezitten: compassie, luistervaardigheid, gezond verstand, tijd.
Soms was een uur niet genoeg.
Soms, zoals in 2006 bij jou, Tineke, wisten we al na vijf minuten: jou willen we er graag bij hebben.
En jij had er ook zin in, na vele jaren als directiesecretaresse richtte je je op vrijwilligerswerk.
Als ik de jaren daarna een intake had gedaan en de vrijwilligerslijst langs liep wie geschikt en beschikbaar was voor deze cliënt en zijn naasten, kwam ik vaak bij jou terecht.
Bijna altijd had of maakte je tijd en vaak hoorde ik achteraf hoe blij familie was geweest met jouw aanwezigheid: hoe je onopvallend, vriendelijk en zorgzaam afstemde op wat er nodig was: rust bracht je, soms een gesprekje, je hield een hand vast als iemand bang was.
Je werd een van de pijlers in de altijd wisselende vrijwilligersgroep, iemand waar we altijd op konden rekenen.
Geduldig was je en je voelde goed aan wat iemand nodig had.
Nuchter was je ook, behalve die ene keer …
Een autoriteit op het gebied van palliatieve zorg beweerde op een thema-avond die je bezocht, dat mensen in de terminale fase het beste in een hospice kunnen verblijven want volgens hem was thuisblijven te zwaar voor de mantelzorg.
Hij ging volledig voorbij aan de wens van velen in die fase om thuis te sterven, wat met hulp van mantelzorg, thuiszorg en VTZ-ers meestal goed is te organiseren. Verontwaardigd vertelde je me zijn visie.
Ik vroeg je het op papier te zetten en bewerkte je verhaal tot een artikel dat door landelijke media werd opgepakt.
Tot ongenoegen van de spreker kwam de wens van de terminale mens om thuis te sterven voor het voetlicht.
Je was er blij mee.
In de loop van de jaren leerden we elkaar beter kennen.
We ontdekten onze gezamenlijke liefde voor taal, we herkenden het rode potlood in elkaars hoofd en begrepen het volledig.
Jaarlijks schreef ik het VTZ-jaarverslag en op een keer vroeg ik je of je het concept wilde nakijken.
Dat deed je, graag, secuur en snel.
Een paar dagen later namen we je gecorrigeerde versie door, liepen langs de vergeten spaties, ontbrekende leestekens, spelfouten, discussieerden over een komma en zochten de regels voor het gebruik van hoofdletters op.
Gesprekken tussen twee taalfanaten waren dat, ik genoot ervan.
En altijd spraken we af: ‘volgend jaar proberen we het weer hoor, het moet een keer lukken: een foutloos jaarverslag.’
Het lukte bijna: in het laatste jaarverslag voor ik in 2014 stopte bij de VTZ, ontbrak alleen ergens een punt.
Daarna hielden we contact, Martha, jij en ik zochten elkaar af en toe op.
Bij de koffie praatten we bij, haalden herinneringen op aan de VTZ, spraken over boeken, wisselden tips uit.
Door jou heb ik de boeken van Jannie Regnerus leren kennen, van Jocelyne Saucier, van Robert Seethaler en niet te vergeten Nino Haratischwili.
Allebei lazen we alles van Maarten ’t Hart en spraken over zijn taal, zijn schrijfthema’s.
En Tineke, wat leefde je mee toen ik ging schrijven, je werd een trouwe lezer van de verhalen en gedichten op mijn site.
Je reageerde niet op mijn site of op Facebook, waar anderen konden meelezen.
Niet erg, nu koester ik de mailtjes waarin je in twee of drie zinnen, vaak ontroerd, vertelde wat je raakte in een verhaal of gedicht van mij.
Drie jaar geleden werd je ziek en onderging bewonderenswaardig moedig zware behandelingen.
Toen die succesvol bleken, bleef je toch voorzichtig in verband met de nawerkingen van de medicatie en de coronarisico’s en -beperkingen.
Daarom aarzelde ik vorig jaar november maar vroeg het je uiteindelijk toch: ‘Vind je het leuk om de correctie te doen van mijn bundel Dichterbij? Voor ‘old times sake?’
Natuurlijk hadden we het toen eerst over de wildgroei aan Engelse uitdrukkingen in de Nederlandse taal maar daarna zei je meteen dat je het geweldig vond om deze klus op je te nemen: juist omdát je tussen behandelingen en beperkingen door aan huis gebonden was, had je zeeën van tijd.
Je iets geven voor je werk mocht ik niet, natúúrlijk niet!
Alleen een door de auteur gesigneerd exemplaar wilde je wel, of vooruit: twee exemplaren misschien?
Zo gebeurde, ik mailde je mijn 99 verhalen en gedichten en kreeg ze vier dagen later, als vanouds minutieus gecorrigeerd, terug.
Net als destijds met het VTZ-jaarverslag, namen we ook nu weer alles samen door.
Ik genoot, jij ook zei je.
Eind februari jl. stuurde ik je de eerste twee exemplaren van mijn bundel ‘Dichterbij’, met je naam in het colofon en voorin een warm dankwoord.
En een groot veldboeket.
En excuses voor tóch ergens een foute regelafbreking en die overbodige d …
Waarna we naarstig zochten hoe we die nou toch over het hoofd hadden kunnen zien. Toch weer niet foutloos …
Je hebt nog een paar weken kunnen genieten van mijn veldboeket.
Toen zette je ziekte een punt achter je leven.
Op 24 april verzorgde je broer Herman je uitvaart, een prachtig samengaan van muziek en herinneringen dat ik (ivm de coronabeperkingen) thuis via een livestream intens meebeleefde.
Lieve Tineke, er komt geen kans meer om nog eens samen te werken aan een ‘foutloos’, maar wat laat je me mooie herinneringen na!
Ik zal je missen.