Agendapunt

Stemmen zwermen, murmelen in kringen, een fluistert
in een oor, een mompelt dat ze iemand mist,
een hoge kerft kippenvel op mijn armen, een lage
sust me zacht weer glad. ‘Ze maken een leven als
een oordeel’, moppert mijn moeder in mijn hoofd.

 

De zwaarste breekt ons bruut af, het harmoniemodel
wordt achterhaald en verworpen voor schrijnend
vrouwenzeer, voor harde eisen, ze kneedt het baas-
in-eigen-buikmantra tot hapklare brokken ongemak.
De zwakste stemmen doven, slikken tranen en zeer weer in.

 

Ze wonen in de verste hoeken van mijn hart. In mijn
blauwste best, hees en haperend, meng ik me in
het paars krakeel. Sag mir wo die Blumen sind, wo
sind sie geblieben? Zwijgend staren ze me op afstand,
de zwaarste hamert me af, poëzie is geen agendapunt.

 

 

Opdracht uit de cursus Poëzie online, geïnspireerd door de les over Laurine Verweijen
augustus 2020

Dans

’t Is een herinnering zoals zovelen, maar deze ene laat mij niet los’
Orkest Zonder Naam: Het Lentekind

 

Een zonnige zomerochtend.
Ik loop op het pad langs de vijver en geniet van de stilte als ik in de verte een kind zie.
Hij is een jaar of tien schat ik.
Hij huppelt, wijst naar de wolken, naar de waterlelies, staat stil, neemt het onhoorbare applaus in ontvangst, buigt diep.
Dan strekt hij zich en vervolgt zijn dans.
Zijn gezicht naar de zon geheven, beweegt hij, draait een pirouette, zijn armen hoog boven zijn hoofd.
Ik nader voorzichtig, hou mijn pas in, kijk ademloos toe.

 

Tot hij me ziet.
Hij verstijft, een blos kleurt zijn wangen.
Ik klap in mijn handen: ‘Wat dans jij prachtig, alsjeblieft, dans door!’
Maar de betovering is verbroken, hij schudt zijn hoofd, draait zich om, rent weg.

 

15-9-2020
Een verkorte versie van dit verhaal werd op 189-2020 gekozen als een van de vijf ultrakorte verhalen van week 38 die opvielen in de Facebookgroep Schrijven Magazine Ultrakorte verhalen vanwege hun originaliteit, verrassende wending, kwaliteit of spraakmakendheid.

Rouwdata

‘rookte hij, heeft hij tot het eind gevochten 
het was voor hem het ergst, de goeien gaan 
het eerst, gelukkig heb je kinderen 
wacht maar de klap komt nog wel’

 

‘thuiskomen in een leeg huis is vreselijk, zit je
vaak alleen, je moet leuke dingen doen, je moet
me bellen als het niet gaat, je moet er over praten
mis je de seks, heb je al een vriend, dit is het laatste
pannetje eten kook nou zelf maar weer’

 

in het algoritme voor geluk ontbreken verdriet
en alleen leven, voorbij geluk herhaalt zich niet

 

als ik eindelijk alle rouwdata wis, wordt het lege huis 
een koesterende cocon, knelt mijn jas van rouw, barst 
hij open, opgelucht vliegen al mijn vlinders uit

 

 

22-11-2017
Schrijfopdracht cursus Poëzie online, inspiratie: les over Alfred Schaffer

Hoge nood

Ik luister, knik: begrepen en stap haastig weg, ‘ben zo terug.’

 

Lopend kijk ik om me heen, links, rechts, links zeiden ze.
Ik versnel mijn pas, lees de bordjes op de deuren: administratie, Cees, Anna, kantine, drie deuren zonder bordje.
Wat moet je hier doen om je naam op je deur te krijgen?
Wie zitten er achter die naamloze deuren?
Moet ik hier nou links of rechts?
Doorlopen maar, iets sneller maar kleine stapjes, lippen op elkaar, vuisten, billen dichtgeknepen.
Hier moet het zijn, nee, directie, D. van Voorst. Directieleden hebben geen voornaam hier.

 

Verder, sneller.
Daar.
Waar die rij staat.
Stop, stop, je zit nog niet, hou je buik vast, tegenhouden!

 

Mijn sluitspier luistert niet.

 

31-8-2020

Alomtegenwoordig

Voor de bloemenwinkel staan emmers vol zonnebloemen.
Een man draait een shaggie, zijn hoofd schuin, zijn linkervoet gebogen tegen de winkelmuur achter hem.
Haar hartslag versnelt als ze langs hem loopt.

 

Een breedgeschouderde man in een zwart poloshirt, gebruinde armen, fietst voorbij, lacht naar haar, zwaait.
Ze kijkt weg.

 

Voor haar loopt een stel, hand in hand, ze draait om.

 

Thuis zet ze de radio aan, ‘Tomorrow’s rain will wash the stains away’ zingt Sting.
Ze slikt, zoekt een andere zender.
Het Bloemenduet van Delibes vult de kamer.
Ze zit, luistert, haar wangen nat.
Haar blik valt op de datum.
Ze geeft zich over.

 

 

2-9-2020

Ruimte of afstand

Sommige woorden vallen uit de lucht en blijven liggen
waar ze landen. Andere hangen in de lucht, als de vleug
van een geur of van fluweel. Als je ze streelt, veranderen
ze van kleur, als je een gedicht voor ze vindt, vangt het licht
hun vervoering of lost hun bouquet op in onbeduidendheid.

 

Woorden, eenmaal uitgesproken, vullen longen met
opluchting en harten met hoop. Of met anderhalve
meter angstkramp tussen mensen en monden: geef
ruimte, houd afstand! Daartussen, als bij een onverbiddelijke
bloedband, groeien bouwstenen, bloeit samenhang

 

vol betekenis. Zo zag ik een groenglanzende aventurijn
tussen doffe kiezelstenen op het pad, pakte hem en
vluchtte, stopte, bukte. Ik poetste de kiezels een voor
een en voelde in hun grijze glans het gewicht van
overvloed, de reikwijdte van vertrouwen.

 

 

12-7-20, dichtopdracht poëziecursus les Nuno Júdice 

Kruispunt

September 1980 is het als ik, provinciaaltje, volslagen in paniek midden in Rotterdam sta en om me heen kijk.
Waar ben ik in godsnaam?

 

Ik ga de avondopleiding MBO Sociale Dienstverlening volgen.
Omdat ik overal verdwaal en route aanwijzingen meestal verkeerd begrijp, hebben we deze reis vooraf geoefend:
Hoe werkt een strippenkaart, het metrosysteem, waar moet ik overstappen, wat is de kortste weg van metrostation Maashaven naar het Ericaplein waar ik moet zijn.
Ik snap het, schrijf alles op, prent het in mijn hoofd: dit gaat lukken.

 

De eerste avond gaat het al fout.
Ik stap uit op metrostation Maashaven.
Dat denk ik, maar als ik om me heen kijk, herken ik niets.
Ik loop het station uit, kijk weer rond: alles oogt volslagen onbekend.
Zenuwachtig vraag ik iemand waar ik ben en begrijp dan dat ik een halte te laat ben uitgestapt: dit is Zuidplein.

 

Stemmen in me roepen: zie je wel, het gaat nu al fout, dit is niks voor jou, je ouders hadden gelijk, zorg voor je man en kinderen en het huishouden, doorleren is nergens voor nodig. Ga maar gauw terug.
Maar voor ik me om kan draaien, klinkt er een andere, volstrekt nieuwe stem in me.
Hij neemt de regie, bedwingt de paniek en bedenkt: de metro een halte terug nemen duurt te lang, je gaat lopen.
Ik vraag de weg naar de school, loop een paar keer fout maar vraag opnieuw de weg en loop door.

 

Een half uur te laat beland ik, excuses stotterend, bezweet en rood van schaamte en verlegenheid, in het klaslokaal waar de les natuurlijk al lang begonnen is.
Ik ga achterin zitten, kalmeer langzaam, kijk om me heen.
Vriendelijke gezichten, een knipoog, ik vang een paar woorden op van de docent, ga recht zitten en begin te luisteren.
Tot mijn verbazing en opluchting begrijp ik wat er gezegd wordt.

 

Die avond gaat er een nieuwe wereld voor me open. 
Ik leer zelf nadenken, voelen, praten, verbanden leggen, samen werken.
Ik groei.
Hij had gelijk, de rots in de branding thuis die al een paar jaar riep dat er veel meer in mij zat dan eruit kwam.
In de jaren daarna word ik een van de eerste moeders in mijn familie die buitenshuis werkt en daarnaast studeert en daar intens van geniet.
Het maakt me een leuker levendiger mens, moeder en echtgenote.
De weerstand van het traditionele nest waar ik uit kom, houdt lang aan.
Maar gelukkig ontmoet ik nieuwe mensen, die me begrijpen, stimuleren en velen die hetzelfde, toen voor veel vrouwen nog eenzame, pad volgen.

 

Dat ik toen op Zuidplein niet haastje-repje terug dook in mijn veilige hol maar een onbekend nieuw pad insloeg, dat is een van de beste en belangrijkste keuzes die ik ooit maakte.

 

 

23-12-2015

Oplossing

Gisteren was het te gevaarlijk en ook vandaag kan het niet.
Ze heeft het me uitgelegd: als ze me nu vrijlaat, smelt ik binnen een half uur.
En dat is een ramp want ze kan niet zonder me.
Zegt ze.
Ik vraag me af waarom niet, wat gebeurt er dan met haar?
Maar dat wil ze me niet vertellen.
‘Daar zijn geen woorden voor’ zegt ze en dan rolt ze met haar ogen.

 

Dus lig ik hier en verveel me te pletter.
Want zeg nou zelf, een gezond verstand hoort toch niet tussen de spinazie en de Magnums?
21-8-2020

Gisteravond

Eensgezind besprongen zorgen me
tot ik ze aanlijnde en uitliet
warm was het nog, de lucht vol
van donder en schichten
zwetend keek ik hoe ze speelden met
onweersvliegjes en ziftende muggen.

 

Toen mijn greep verslapte, lachten ze zich
los en vluchtten, ik zag hoe ze stoplichten negeerden,
walsten over rotondes, fietsers kietelden, ruitenwissers
tot razernij brachten.
Woest zette ik de achtervolging in maar
gaf op toen ze giechelend oplosten in de nacht.

 

3-2-2017

Spin

Een gouwe ouwe:

 

Een paar jaar geleden logeert Louk een nachtje bij oma.
Na het avondeten kondigt hij aan: ‘Oma, Noukie bad.’
Zo gezegd zo gedaan.
Hij geniet volop van het waterfestijn, plonst zo hard dat oma al snel mee kan doen aan een wet-T-shirt-contest en probeert met z’n mond het straaltje water te vangen dat ik boven hem uitgiet.
Zelfs als het bad inmiddels weer leeg is, blijft hij schaterend op zijn knietjes heen en weer schuiven.
Op mijn ‘Louk kom je er uit?’ volgt een gebiedend ‘Niet!’
Goed hoor.

 

Dan gebeurt het: zittend naast het bad zie ik een grote dikke zwarte spin uit de afvoer het lege bad inkruipen…
Natuurlijk weet ik dat spinnen onmisbaar zijn als insectenverdelgers.
Maar oh griezel, laat ze hun werkterrein buiten zoeken en niet in mijn huis…
Ik overweeg wie er het eerst het bad uit moet: Louk of de spin.
Louk is daar helemaal niet mee bezig.
Zonder angst en zeer geboeid door de onverwachte indringer, wil hij hem van dichtbij onderzoeken. Maar steeds ontsnapt de spin aan zijn grage grijpvingertjes.
Als ik het niet zo eng vond, zou het een grappig schouwspel zijn: zo’n op en neer spurtende zwarte vlek in een wit bad.
Omdat Louk zo heerlijk koelbloedig reageert, besluit ik dat de spin als eerste het bad uit gaat.
Mijn arachnofobie bedwingend overweldig ik het monster met een washandje.
Net iets te stevig, hij overleeft het niet.

 

‘Spin weg’ constateert Louk laconiek en stapt het bad uit.
21-4-2016