Waaibomenhout schamperde mijn
vader, die boom haalt het voorjaar niet
die boom overleeft jullie zei mijn
schoonvader die hem plantte.
Fier staat de krulwilg op zijn
nieuwe plek, stoere stam, trotse
takken, het paasgroen bladerdak
een schuilruimte voor de
knuffeltijger van het kleinkind.
Zijn krulblad wiegelt met alle winden
mee, de knoestige oren aan zijn stam
luisteren zonder te horen, geheimen
verdwijnen worteldiep de grond in.
Toch borrelt in novemberstormen
ondergronds gegrom omhoog, klinkt een
dwars gemompel dat opgaat in windvlagen
en verdwijnt voor het verstaan kan worden.