‘Ja edelachtbare ik heb spijt.’
–
‘Dat zal ik u vertellen. Annie, dat was een wereldwijf. Toen ik ziek was, toen mijn Piet ineens doodlag. Pannetjes eten, de was, mee naar de dokter, deed ze allemaal. Alleen, ze praatte steeds. Dat Piet wel jong ging maar natuurlijk zwaar rookte. Dat ik niet moest janken want geen handvol maar een land vol en ze wist wel een leukerd voor me. Ik stond net brood te snijden toen ze dat zei en ineens schoot dat mes uit. Een bloed! Annie zou wel weten wat te doen, maar ik had echt geen idee.’
28-1-2019
Gekozen op 1-2-2019 als een van de vijf ultrakorte verhalen en gedichten van week 5 die opvielen in de Facebookgroep Schrijven Magazine: Ultrakorte verhalen vanwege hun originaliteit, verrassende wending, kwaliteit of spraakmakendheid
Als ’s morgens de bus komt, ga ik met de kindjes spelen en met Vlien en Mandy.
Als de bus niet komt, speel ik lekker thuis.
Met mama of papa of Col of Jacqueline.
Op sommige dagen wil ik met oma spelen.
Dan zeg ik tegen mama: ‘Noukie oma spelen.’
Soms kan dat niet, ook niet als ik het heel vaak zeg.
‘Ach gossie’, zegt oma, als mama haar vertelt dat ik zo graag bij haar wil spelen, ‘dat zijn miskriebels, dat snap ik wel hoor, dat heb ik ook als ik Louk een poosje niet zie.’
Als mama zegt dat ik straks bij oma ga spelen, ben ik zo blij!
Dan doe ik snel alles wat mee moet in de mand en dan wacht ik tot we gaan.
Als we bij oma zijn, haal ik de dieren uit de la en de gekleurde blokjes van de vensterbank en pak oma’s hand: ‘Noukie oma boven spelen.’
Maar oma moet eerst koffiedrinken en praten met papa en mama.
Dat duurt zo lang. Waarom praten grote mensen zo veel? Spelen is veel leuker.
Ik ga maar vast naar boven.
Op mijn kamer ga ik op het bed zitten en leg alle plaatjes om me heen.
Af en toe ga ik naar beneden om te kijken of ze klaar zijn met koffie drinken.
‘Oma boven spelen’ zeg ik tegen oma, maar oma zegt dat ik even moet wachten tot papa en mama weg gaan.
Eindelijk gaan ze weg.
Hoera, kom oma, boven spelen.
Maar oma moet eerst plassen. Boven aan de trap wacht ik op haar.
Hèhè, daar komt ze, nou gaan we fijn spelen.
Eerst maak ik een schilderij van oma’s sjaal met mijn dierenkaartjes erop.
Dan aai ik oma’s gele vloer want die is lekker zacht en dan leg ik haar mooiste kaarten erop.
Als dat klaar is, geef ik oma balletjes aan en wijs ik haar precies waar ze de rode en de blauwe moet leggen op de rode vloer.
Soms legt ze ze op de verkeerde plek maar dan pak ik het balletje en geef het haar weer en wijs haar de goede plek.
Net zo vaak tot ze het goed doet.
Als ik honger heb, bakt oma een ei en patatjes en paprika en champignons.
Na het eten wil ik verder spelen met oma maar dan komen papa en mama alweer.
Nu vind ik het niet erg als ze nog heel lang praten want dan gaan we nog niet weg.
Ik ga gewoon heel stil naar boven want ik ben nog lang niet klaar met spelen.
(In verband met het risico op een epilepsieaanval houden we onopvallend een oogje op Louk als hij alleen is)
Net zo lang tot ze me komen halen.
Dan gaan we echt weg.
Jas aan, schoenen aan.
Doewie oma, tot de volgende keer!
20-1-2019
Oudste heeft een nieuw vriendje.
Na schooltijd spelen ze bij ons.
Ik kijk en begrijp hun vriendschap: ze maken moppen.
De een begint, de ander vult aan, waarna ze slap van het lachen van hun stoel vallen.
Ze spelen vaak bij ons: ‘Dat vindt Thierry leuk’, zegt oudste.
Toch gaan ze op een dag na school bij Thierry spelen.
Opmerkelijk snel is oudste terug.
Nooit staat zijn mond stil, nu trekt hij zich zwijgend terug tussen zijn legobouwsels.
Dat is merkwaardig.
Ik vraag hoe het was bij Thierry.
Met grote verbaasde ogen fluistert hij: ’Mama, zijn moeder praat niet. Ze schreeuwt.’
Hij is even stil, heeft het er zichtbaar moeilijk mee.
’Maar we kregen wel cola en chips.’
15-8-2018
Miljoenen horen het startschot, zien ons afzetten en weg schieten.
Ik schaats een fractie langzamer, zijn voorsprong groeit met elke meter.
Camera’s wenden zich af van mij, volgen zijn oranjeblauwe gestalte.
Onder luid gejuich rijdt hij zijn rit.
Bijna onopgemerkt schaats ik steeds verder achter hem.
Halverwege kijk ik om, zie hem, we rijden nu in dezelfde baan, hij nadert snel.
Gadegeslagen door miljoenen schuif ik opzij, maak plaats voor hem.
Het publiek juicht. Voor hem, voor mij.
In volle vaart passeert hij me, op weg naar olympisch heldendom.
Als hij finisht, klinkt de bel voor mijn laatste ronde.
Met trage slagen schaats ik mijn vergetelheid tegemoet.
15-2-2018
Inspiratiebron: de olympische tien kilometer schaatsrit van Jorrit Bergsma en Davide Ghiotto, Italiaans filosoof