Kees

Dit jaar is Pauw de eerste.
Hij ondervraagt een oudere: heeft hij vrienden, hoe vaak komen zijn kinderen, kent hij zijn buren? Hij is zeker wel eenzaam?
Hoofdschuddend kijkt Kees toe, een pilsje in zijn hand.
December.
Het is weer zover.

 

Hij staat op, zoekt in zijn trapkast de doos en opent hem.
Minutieus controleert hij de snoeren, de letters, de lampjes.
Alles doet het.
Hij pakt de trap, gaat naar buiten.
Hangt het ene snoer voor het raam, het andere boven de voordeur.
Dan verbindt hij beide snoeren met de deurbel.

 

De dagen daarna trekt de decemberstoet door zijn straat: buren met soep, vrijwilligers met een kerststukje, een zingende kleuterklas, een puber met een vragenlijst.
Als ze aanbellen, knipperen de lampjes en lezen ze:
IK BEN NIET EENZAAM!
ALLEEN ZIJN IS GAAF!

 

Vanuit zijn leunstoel achter het raam geniet Kees van hun verbijsterde gezichten. Grijnzend heft hij zijn glas: jullie ook fijne Feestdagen!

 

8-12-2018

Wie het laatst lacht …

In de museumwinkel blader ik in gedichtenbundels als er twee vrouwen en twee stuiterballen binnenkomen.
Een van de vrouwen gebiedt de kinderen: ’In het Kinderboekenmuseum hebben wij op jullie gewacht, nou wachten jullie maar even want oma wil hier rondkijken.’
Ze wachten, even rustig maar al gauw zijn ze verstoppertje aan het spelen tussen de stellingen.

 

Oma neust bij de boeken en verdiept zich daarna uitgebreid in de rekken met ansichtkaarten.
Een voor een pakt ze kaarten, bekijkt ze aandachtig.
Zo verzamelt ze een handvol kaarten terwijl haar dochter met een gezicht als een donderwolk probeert haar kinderen in bedwang te houden.
Als ze een stelling omver rennen, stuurt ze ze scheldend een hoek in.
Dan valt haar oog weer op haar moeder die met een stapeltje kaarten in haar handen naar de kassa loopt.
Ze reageert furieus:
’Mam! Je stuurt toch geen kaarten! Per post zeker? Dat is zo antiek, dat doet niemand meer!’
Haar moeder grijnst en houdt een kaart omhoog:
‘Deze stuur ik naar jouw schoonmoeder.’
‘Mam! Die ligt dood te gaan.’
‘Ja’, zegt haar moeder, ‘daarom juist.’
Ik kom een stap dichterbij en lees de Loesjekaart die ze ophoudt:

 

Wie het laatst lacht, sterft tenminste vrolijk’

 

23-5-2018

Wat gebeurde

De koffie smaakte goed.
Haar rug en huid hielden zich koest.
Ze wandelde zonder te verdwalen en was voor de bui terug.
Ze had geen gaatjes, constateerde de tandarts.
In de super stond ze in de goede rij.
Niemand vroeg haar mening in de pietendiscussie of over de Brexitkwestie.
Haar teksten werden niet gepubliceerd maar ook niet neergesabeld.
Niemand deed een beroep op Hotel Mama.
Niemand bracht slecht nieuws.
Er lag geen rouwkaart op de mat.

 

Niets gedenkwaardigs gebeurde.
Behalve misschien dat ze heel hard ‘the carnival is over’ meezong met the Seekers terwijl tranen over haar wangen stroomden.
 
 
 
25-11-2018
 

Deja vu

Zoon is er.
Hij repareert stopcontacten, ontlucht de cv, hangt gordijnrails op.
We gaan op stap voor een nieuw bed voor mij.
Staan in de file.
Praten over auto’s, schrijven, relaties, perfectionisme.
’s Avonds gaat hij stappen met een vriend.

 

Als ik aan het eind van de avond me omdraai in bed, haalt de tijd me in.
Doezelen, dutten, overeind schieten, als vanouds wisselen ze elkaar af.
De oude tweestrijd herleeft: ‘Is hij er nou nog niet, trut ga slapen, ja maar wat als …’
Klaarwakker kijk ik uiteindelijk om zes uur voorzichtig om het hoekje.
Zie een man van vijfenveertig in diepe slaap.

 

Geen deur piepte.
Geen traptree kraakte.
Geen kuchje klonk.  
Hij kan het nog steeds.
Geluidloos binnenkomen.

 

2-12-2018

Verhalend vergezicht

Een vergezicht vertelt langdradige verhalen
als een wijd gesponnen web
van torenspits tot boomtop
van lage daken naar vage verten

 

 
verhalen over druilerige dagen
vervuld van heimwee
naar een horizon die daagde
maar steeds opnieuw vervaagde
over hunkeren
naar liever lichter leven
naar oud verdriet vergeven

 

 
Tot een stormwind opsteekt
het wolkendek openbreekt
en alle verhalen
verdampen in zonnestralen

 

 
8-11-2016
Op 5-12-2018 geplaatst op de site 500 Magazine Aan Zee
 

Liefde

in de terminale thuiszorg

 

‘Of het gaat?’
Ze zucht, leunt tegen de muur.
‘Het gaat omdat het moet.’
Ze kijkt naar de open slaapkamerdeur, daarnet sliep hij, maar hij slaapt licht.
Ze fluistert: ‘Ik zorg voor hem, natuurlijk, we zijn al zo lang samen dan doe je dat. Maar die pijn. En er is niks meer van hem over. Waarom duurt het dan toch zo lang? Ik ben zo moe.’
Haar ogen worden vochtig.
Nog zachter zegt ze: ‘Soms wou ik dat het voorbij was. Maar dat is toch vreselijk, ik hou van hem. Je eigen man dood wensen, dat kan toch niet?’
 
5-3-2018 
       
In december 2018 geplaatst in de online-editie van Antenne Magazine, het kwartaalblad van VPTZ Nederland dat informeert over ontwikkelingen en ervaringen binnen het werkveld van vrijwilligers in de palliatieve terminale zorg

 

Aftellen

Tientallen jaren werkte ze met plezier, met hart en ziel.
Wanneer het begon, kon ze achteraf niet zeggen, het sloop er langzaam in.
Het verstarren als de telefoon ging.
Aarzelen met opnemen.
Wachten tot het rinkelen stopte.
Hopen dat er niets werd ingesproken.
De zucht als de beller aanhield.
Als ze opnam, overwon de jarenlang ingesleten modus van opgewekte doortastendheid.
Luisteren, meeleven, troosten, het was haar tweede natuur geworden.
Wanneer de hoofdpijn erbij was gekomen, wist ze ook niet precies.
Eerst voelde het alsof puistjes werden leeggedrukt op haar achterhoofd.
Later alsof een voor een haar hoofdharen werden uitgetrokken.
De pijn schrijnde haar schedel, nestelde zich boven haar ogen.
In het begin incidenteel, tijdens een vergadering, als ze een intake deed, een functioneringsgesprek voerde.
Nog lange tijd verdween de pijn op weg naar huis maar gaandeweg bleef hij. Vergezelde haar als ze naar bed ging, was er als ze steeds vaker wakker lag, stond op met haar.

 

Op een dag begreep ze wat de hoofdpijn betekende: vierenveertig jaren werken in de zorg eisten hun tol.
Haar lijf was vol, haar geest overvol.
Niets kon er meer bij. Ze was op.
Maar ze moest nog acht jaar.

 

De opmerkzame zoon stelde de vraag die haar wanhoop doorbrak: ‘Acht jaar, weet je dat zeker?’
Samen onderzochten ze de mogelijkheden en ontdekten dat het kon: eerder stoppen.
De immense opluchting en blijheid die haar doortrokken, verjaagden de hoofdpijn.

 

Ze telde: verlofuren, overuren, levensloopuren.
Rekende.
Steeds kwam er dezelfde datum uit: 1 mei volgend jaar.
Dat werd de dag, besloot ze en schreef op de scheurkalender naast haar stoel: 357.
’s Avonds trok ze langzaam en weloverwogen het blaadje los, verscheurde het in ontelbare snippers, gooide ze in de papierbak en keek glimlachend hoe ze naar beneden dwarrelden.
Schreef toen op het volgende kalenderblad het nieuwe getal: 356.
Elke dag een nieuw getal, 355, 354, 353 …

 

Op 30 april 2014 hield ze een aansteker bij het afgescheurde blad, waarop 1 stond. Het ging in vlammen op.
Nog maanden daarna schreef ze elke dag een 0 op het kalenderblad.
Met een smiley. 

 

27-11-2018
Naar aanleiding van Schrijven OnLine schrijfopdracht # 221: schrijf een verhaal waarin een scheurkalender een rol speelt

Kettingen

Ze bewondert de trui die ik voor haar heb gekocht, past hem, houdt hem aan.
We drinken thee.
Haar handen glijden over haar kettingen, alsof ze een rozenkrans bidt.
‘In de kist wil ik deze trui aan’ zegt ze ineens.
‘Goed mam. En je kettingen?’
Ze peinst, streelt het hartvormige hangertje van de gouden ketting en lacht: ‘Ja, natuurlijk deze, anders denkt Kees dat ik hem kwijt ben geraakt, als we elkaar daar weer zien.’
Ze betast de rozenkwartsketting: ‘Doe deze ook maar om bij me. Anders maken jullie er toch maar ruzie om.’
Haar hand voelt het snoertje met de alarmknop.
Ze grinnikt: ‘Maar deze wil ik dan ook om hoor, in de kist, dan kan ik bellen als ik er uit wil.’
 
28-11-2018
 
Dit verhaal werd op 30-11-2018 gekozen als een van de vijf leukste, beste of meest opvallende ultrakorte verhalen en gedichten van week 48 op de Facebookgroep Schrijven Magazine: Ultrakorte verhalen.
Omdat het daar de meeste likes kreeg, was het ook publiekswinnaar.
 

Amandelamarettodroom

Ze draait haar hoofd weg en kiest voor een vegasalade en verse muntthee.
Het helpt niet, vanuit haar ooghoek ziet ze de vitrine, er liggen er nog twee.
Voldoende voor haar brein om los te gaan, ze snuift de hemelse geur al, proeft het zalige zoet en voelt hoe het water haar in de mond loopt.
Het kan nu toch wel weer?
Eentje maar, of nou ja, er liggen er twee, hoe erg is dat nou helemaal?
Ze wil sterk zijn, de rekening vragen maar haar stem bestelt een cappuccino, ‘En doet u die twee er maar bij.’

 

Ze voelt hoe de spanning wegzakt terwijl haar ogen verheerlijkt een voorproefje nemen: de koekhelften ogen knapperig bruin, daartussen de smeuïg samengesmolten massa van stroop, amandelen en Amaretto.
De bedwelmende geur van verse cappuccino en Amarettostroop kringelt haar neus in.
Gulzig neemt ze eerst een slok, dan een hap.
De zoete lekkernij vult haar vochtige mondholte volledig.
In een trage zinnenstrelende roes, haar ogen half dicht, gaan haar kaken op en neer.
Langzaam vermalen haar kiezen de amandelen, de wafelstukjes, terwijl haar tong de massa heen en weer schuift.
Pas na lang kauwen slikt ze kleine beetjes door.
Dan schuift haar tong een amandel klem tussen twee kiezen, juist als die hard bijten op een andere amandel.
Gekraak klinkt, een scherpe pijnscheut schiet door haar kaak.
Walgend wetend spuugt ze haar mondinhoud uit.
Haar tong schampt langs scherven, ze proeft bloed.

 

’De amandelamarettodroom zeker?’ vraagt de tandarts grijnzend, de verdovingsspuit in de aanslag.

 

19-10-2017

Gerrie

Elke dag, behalve zondag, stapt hij rond tien uur binnen en sluit aan in de rij voor de toonbank.
Zittend op het plankje van zijn rollator wacht hij zijn beurt af.
Vanachter zijn jampotglazen slaat hij Gerrie gade terwijl ze goedlachs en ad rem de klanten voor hem helpt.
Hoe haar mond plooit in een gulle lach, hoe haar ogen glinsteren, hoe haar blonde paardenstaart wulps meebeweegt met haar lichaam terwijl ze vlot broden pakt, snijdt en in papieren zakken schuift.
Vooral die beweging, hoe haar handen een brood omvatten, stevig en teder tegelijk, om het trefzeker de zak in te schuiven en hoe ze die vervolgens met een vanzelfsprekend gebaar dichtvouwt.
Zijn bloed gaat er sneller van stromen maar zijn gezicht blijft uitdrukkingsloos, daar let hij goed op.

 

Als hij aan de beurt is, begroet Gerrie hem met een knipoog: ‘Ha Piet, hetzelfde recept?’
Waarom hij elke dag weer stottert, als hij bevestigt ‘Ja, Gerrie, je weet het’, dat snapt hij zelf niet goed.
Gebiologeerd kijkt hij toe hoe haar handen vaardig zijn halfje bruin snijden en in de zak laten glijden.
‘Klaar, Piet, alsjeblieft en tot morgen maar weer’ schalt Gerries stem door de winkel terwijl hun handen elkaar even raken als ze hem zijn halfje bruin overhandigt.
Hij kleurt van top tot teen, Gerrie lacht en zegt: ‘Warm hier hé Piet, komt door de ovens achter.’
En weer die knipoog, een lange dit keer.
Rozig loopt hij de deur uit.

 

Jaren geleden al besloot hij dat zijn gevoelens voor haar geheim moeten blijven en standvastig draagt hij sindsdien zijn geheim met zich mee.
Gelukkig heeft Gerrie geen idee hoe gek hij op haar is, dat haar beeltenis dag en nacht in hem rond zweeft, haar lekkere lijfje, haar stem, haar handen, die paardenstaart, die ogen.
Alleen op zondagmorgen, als hij wat langer blijft liggen, staat hij zichzelf toe te fantaseren over haar handen, hoe ze hem net zo betasten als het brood.
Even maar.
Tot zijn vrouw hem roept:’ Piet, kom je ontbijten?’
Dan komt hij.

 

13-3-2018